vrijdag, augustus 13, 2004

"Shoot me" in the Rainbow Nation (Zuid Afrika/Swaziland)



Zuid-Afrika wordt geregeld beschreven als "The world in one nation", en met recht. In een veel te korte reis kregen we een fantastische caleidoscoop van indrukken, ontmoetten we geweldige mensen en leerden we dat "Shoot me!" niet altijd negatief is...

Die bobbejane nie voer nie
Voor veel mensen zijn de nationale parken dé reden om Zuid-Afrika te bezoeken. Eén van de eerste dingen die je opvallen, is niet zozeer het enorme aantal verschillende dieren, als wel het gebrek aan angst waarmee ze zich aan je presenteren. Blijkbaar doet de strenge bescherming zijn werk! Bij Cape of Good Hope waaiden we bijna weg bij het bordje "The most South-Western point of the African continent". Dat vind ik eigenlijk net zoiets als een plaats claimen die zich "bijna in het midden van Nederland" bevindt. Toch heeft die plek zo'n magisch verleden van scheepswrakken en dappere zeelieden dat iedereen er even op de foto moet. En toegegeven: met de hoog opspattende golven op de achtergrond vormt het ook een mooi plaatje! Direct erna werden we bijna onder de voet gelopen door een stel bavianen (bobbejane), die verbazingwekkend groot en onaangedaan door de groepen toeristen blijken.
In Hermanus zochten we tevergeefs de oceaan af naar walvissen en vonden in plaats daarvan een groep dassies (soort uit de kluiten gewassen cavia's) die zich tussen de mensen mengden als waren het labradors. En natuurlijk genoten we op Boulders beach van de komische pinguïns en het (bijna even komische) bordje op de parkeerplaats:"Before driving away: Please look under your vehicle for pinguins!" Maar hierna begon het échte werk!
Addo's Elephant Park is een klein Nationaal Park, waar ze heel wat meer hebben dan alleen olifanten. Bij het naar binnen rijden (nadat men eerst vriendelijk informeert of "you are carrying any fire arms?") is het moeilijk voor te stellen dat er zich tussen dat lage struikgewas werkelijk zoveel dieren bevinden. Maar opeens sta je dan toch midden tussen de zebra's, wrattenzwijnen, impala's en andere hertachtigen waarvan ik de naam alleen maar ken omdat ik ze in een gidsje opzocht. Bij het bespieden van een groep zebra's zag ik door de verrekijker, in de stuiken een vorm die weliswaar heel ver weg, maar toch onmiskenbaar een olifant was. Wat een vreemd hoera-gevoel krijg je dan! Nog een beetje later kreeg ik uitgebreid de kans om van dichtbij kennis te maken: een grote olifant stak op zijn gemak de weg over en liet zich uitgebreid bekijken. Totaal gebiologeerd door de grootte, de ouderdom en de rust duurde het even voor ik uit de struiken aan de andere kant de rest van de familie zag komen. Olifant na olifant. Groot, klein, rustig of baldadig spelend met een leeftijdsgenoot. De volwassenen beschermend om de kleine dieren heen. Achttien stuks. Ongelooflijk. De slagroom op de taart was een kleine heuvel waarvandaan we een tiental meters verder een leeuwin zagen die ons lui aankeek om vervolgens héél arrogant weg te wandelen.Hierna konden we niet meer stoppen met elkaar dieren in de struiken aanwijzen. Kilometers buiten het park waren we nog steeds zo hyper dat we elkaar aanstootten voor bewegende zaken die altijd koeien bleken.
Krugerpark, in het noorden van Zuid-Afrika, is een park met de oppervlakte van -ruwweg- Israël. Een groot nadeel van het park is de bekendheid, waardoor het ontzettend veel bezoekers trekt. Door de combinatie van de grootte van het park en het feit dat wij er in de winter waren reden we soms echter uren op weggetjes waar we niemand zagen. Het park zelf is prachtig en waarschijnlijk vind je nergens zoveel verschillende dieren als hier. We zagen olifanten, buffels, neushoorns, zebra's, giraffes, impala's, kudu's, nijlpaarden, steen- en springbokken, zijdeaapjes....Voor de doorgewinterde safari-ganger waarschijnlijk geen nieuws, maar dat ben ik dan ook niet! Wat het nou zoveel meer bijzonder maakt dan een heel grote dierentuin weet ik nog steeds niet. Waarschijnlijk heeft het iets te maken met het feit dat je nu op hún terrein bent in plaats van andersom. De rust, de ruimte en het feit dat de dieren zich veel vrijer voelen. Nooit eerder zag ik nijlpaarden die vrolijk van elkaars rug doken, impala's in volle vaart springend of giraffen die rare sprongen maken om parasiterende vogeltjes kwijt te raken.

My black president
Meer nog dan dieren en de natuur was de verbazingwekkende recente geschiedenis van Zuid-Afrika voor mij een reden om naar het land te gaan. Voorafgaand aan de reis al was ik begonnen "The Long Road to Freedom" van Nelson Mandela te lezen. Een boek dat verhaalt van zijn jeugd als klein Xsosa-jongetje in de Transkei, via zijn donkere jaren in de gevangenis, tot zijn inauguratie tot president. Het is niet alleen erg goed geschreven, maar is ook een prachtige reis door de recente geschiedenis van het land. En bij iedere stap die we zetten zet leken we delen van het boek tegen het lijf te lopen.Natuurlijk bezochten we Robben eiland, waar Mandela 18 van zijn in totaal 27 jaar gevangen zat. Onze gids daar was een man die zélf 8 jaar vast had gezeten in deze beruchte gevangenis en die op een manier over het regime en de misdragingen van bewakers kon vertellen waar je het koud van kreeg. Ik vroeg hem hoe zijn verhalen in hemelsnaam te rijmen waren met de "Reconciliation-policy" (het beleid dat er vanuit gaat dat de daders vrijuit gaan wanneer zij ten overstaan van de "Peace and Reconciliation-committee", voorgezeten door Aartsbisschop Tutu, schuld bekennen) die het ANC na afschaffing van de apartheid voorstond. De gids legde geduldig uit dat ze al ín de gevangenis tot de conclusie waren gekomen dat, wil je niet verzanden in een eindeloze strijd waarin de ene bevolkingsgroep de andere overtreft in wreedheid (lees; geheel centraal Afrika), er geen andere weg ís. Hoewel het antwoord hem applaus en instemmende "Amen"s opleverde van de aanwezige afro-Amerikanen bleef ik met het gevoel achter dat het geen echt antwoord was op mijn vraag. Want hoewel hij gelijk heeft dat vergeving rationeel gezien als nationale politieke strategie waarschijnlijk de enige weg is: Hoe ga je er als individu mee om dat die mensen, die je zoveel jaren hebben gekleineerd, onderdrukt en soms zelfs mishandeld, gewoon vrij rondlopen?

In Umtata, niet ver van het dorpje waar Mandela geboren werd staat een museum dat aan hem is opgedragen. Het museum heeft twee vleugels met de cadeaus en prijzen die Mandela in de loop der jaren heeft ontvangen en waar zijn Nobelprijs en portretten van staatshoofden, broederlijk te vinden zijn naast kindertekeningen uit Johannesburg en een geborduurd bedankje van een oudere dame uit Durban. In de grote hal van het museum bevindt zich een audiovisuele tentoonstelling over zijn leven, gebaseerd op "The Long Road to Freedom" Bijzonder is het om opnamen te zien van interviews met zijn familie en met hemzelf tijdens zijn jaren op Robben eiland. Maar het prachtigst is een enorme, wandvullende foto van de eindeloze rijen wachtenden tijdens de eerste democratische verkiezingen en een video die Mandela's inauguratie toont: duizenden uitzinnig blije mensen en Mandela zelf die, met zijn 76 jaar een dansje neerzet op (Zuid-Afrika's township Madonna) Brenda Fassies "Black President":

[.....]
Now in 1990
The people's president
Came out from jail
Raised up his hand and said
"Viva, viva my people!"
He walked that long road
Back to freedom
Back to freedom
Freedom!
For my black president
I rejoice for my president
I sing for my president
I pray for our president
Let us sing, let us dance
For Madiba, Madiba's freedom
We thank you Lord
For listening to our prayers
My president!
[....]

Speaking in 11 tongues
Eén van de meest bizarre bewijzen van de rijke variatie in Zuid-Afrika is het feit dat het land maar liefst elf (11!) officiële talen kent. De meest gesproken talen zijn Zulu en Xsosa, beide met klikgeluidjes die voor een buitenstaander erg grappig klinken (tot het enige te ontvangen radiokanaal tijdens een autorit van 4 uur in Xsosa blijkt). Sesamstraatfiguren en soapkarakters wisselen moeiteloos tussen Engels en Zulu, straten zijn soms onmogelijk te vinden omdat ze twee namen hebben, er zijn twee volksliederen in drie talen en langs de weg staan soms borden in vijf talen (godzijdank niet in elf!).
Voor een Nederlandse blijft het Afrikaans een klein en komisch wonder: aan de andere kant van de wereld zijn en het nieuws woordelijk kunnen volgen heeft iets ongelooflijks. En het feit dat mensen je (vooral in het binnenland) continu in het Afrikaans aanspreken, omdat je er nu eenmaal net als zij uitziet is ook erg vreemd. Verder blijft het vooral lastig uit te leggen aan een Spaanse reisgenoot wat er precies zo grappig is, als je plaatsen voorbij ziet schieten met namen als Welkom, Vrede, Breipaal, Woestalleen en Minnaar (die laatste twee liggen vreemd genoeg vlak naast elkaar!) en aan het bordje naast de robot (het stoplicht) met: "Druk op knoppie. Wag tot verkeer stilsta. Loop vinnig door."

In-clack-clack
Midden in onze reis hadden we een klein buitenlands uitstapje. Swaziland is een piepklein monarchietje ingeklemd tussen Mozambique en Zuid-Afrika. Het is niet alleen de kortste weg tussen Durban en het Krugerpark, maar ook een meer compleet andere blik op Afrika dan je van zo'n klein-buurland-van-zo'n-grote-broer zou verwachten. Het is verre van een semi-provincie van Zuid-Afrika, maar een land dat nooit daadwerkelijk werd gekoloniseerd met een homogene bevolking die sterk hecht aan haar koning en haar tradities. Je vindt er weinig grote steden (de hoofdstad Mbane heeft slechts 50.000 inwoners), weinig blanken, weinig townships, weinig villa's en een totaal gebrek aan apartheidtrauma.
Onze eerste kennismaking met het land waren de kinderen die overal naast de weg opdoken om naar ons te zwaaien. Het voelde eerst nogal koloniaal, maar langzaamaan kreeg ik plezier in het enthousiasme waarmee ze, soms in groepjes, vanuit dorpjes en hutjes naar de weg kwamen rennen. Het feest was helemaal compleet toen er ook twee enthousiast zwaaiende volwassen mannen stonden. Ze bleken niet uit op een lift maar wezen ons druk springend op een gigantische giraffe die vlak naast de weg stond!
We brachten de nacht door in het hostel van Myxo, waar we onze schoenen uit moesten trekken voor we het huis ingingen en waar we 's avonds met twee Duitse meisjes onze eerste les Siswazi kregen. Met engelengeduld verdroeg onze lerares ons gegiebel om de onuitspreekbare klikjes waarmee Siswazi gepaard gaat en ons onbegrip om de verschillen tussen gedag zeggen tegen één persoon of tegen een groep. De volgende ochtend konden we het geleerde gelijk in de praktijk brengen bij ons "incwancwa", een traditioneel Swazi-ontbijt dat bestaat uit pap en brood en dat je dient uit te spreken met maar liefst twéé opeenvolgende klikjes [in-clack-clack]. Met S'bani, een vriend van Myxo reden we ongeveer 60 kilometer naar het zuiden, naar het dorpje Khapungá, waar S'bani zelf vandaan kwam. Het dorp bestaat uit een grote hoeveelheid "homesteads", groepen hutjes die één familie herbergen. We kregen een uitgebreide uitleg over het familieleven van de Swazis, waarbij openhartig werd gepraat over kennismaking tussen jongens en meisjes, de bruidsschat van 9 koeien, problemen in het huwelijk en de zaken die je wel of juist niet tegen je ouders verteld. Omdat het zondag was werden we afgeleverd bij de kerk. Dat de dienst al een dik uur bezig was leek niemand te deren, zo lang we onze schoenen maar uittrokken. Ik zat, natuurlijk aan de vrouwenkant, naast Rachel, een vrolijk meisje van mijn leeftijd die haar zoontje op de arm had. De dienst was een Zionistische, wat in beginsel Christelijk is, maar wel op een geheel eigen wijze, met mensen in lange blauw-witte gewaden, mannen met stokken, veel dans, geklap, gezang en instemmend gemompel, en mensen die rondjes draaien tot ze ervan in trance raken. Ik genoot vooral van het kijken naar de mensen: kinderen die overal tussendoor kropen, die zich verveelden en stiekem gekke gezichten naar mij trokken, baby's die werden doorgegeven en door andere vrouwen aan de borst werden gelegd, een zingende oudere man en een geknielde vrouw met een slapend kind in een draagdoek op haar rug. Verschillende mensen stonden op om gepassioneerde (en voor ons onverstaanbare) verhalen te houden en aan het gelach en geklap te horen deed de kerkdienst alternatief dienst als dorpsvergadering. Na anderhalf uur ademloos toekijken en luisteren haalde S'bani ons weer naar buiten: die kerkdienst zou nog wel even voortduren!In een ander deel van het dorp maakten we kennis met een grote groep kinderen. S'bani had ons al uitgelegd dat ze allemaal dolgraag op de foto wilden, in de hoop dat je ze later op zou sturen. "Shoot me!" kreeg ineens een heel andere betekenis! Dus fotografeerden we kinderen in groepjes, alleen, met voetbal, met broer, zusje of vriendinnetje, met rok met portret van de koning, met onszelf. Maar ook handjes geven, spelletjes en korte gesprekjes over familie en land van herkomst bleken erg in trek. Onze paar zinnetjes Siswazi bleken reuze handig in het constante ritueel van "Sawubona" (Hello!) "Yebo" (Yeah!) dat zich voltrok, steeds met de drie-voudige handdruk: "Love, peace and happyness". Ik genoot en moest mezelf af en toe even knijpen van ongeloof dat zulke plaatsen echt nog bestaan!
S'bani kwam terug om ons te melden dat we toestemming hadden gekregen een traditionele bruiloft bij te wonen. Swazi's vieren hun bruiloften in drie periodes van elk drie dagen en wij hadden het geluk precies op de derde dag van de derde periode in Khapungá te zijn. Even verderop, op een open plek tussen de hutjes was een grote kring mensen: de opa's en oma's in de schaduw, volwassenen dansend en overal kinderen. In het midden stonden twee dansers zich in het zweet te werken. Na een poosje kwam de bruid, gekleed in struisvogelveren en impalahuiden, meedoen. Natuurlijk wilde ook zij op de foto. Ik wenste haar veel geluk met haar huwelijk, wat me een enorme glimlach opleverde. Het geheel was onbeschrijfelijk: het gezag, de trommels, de kleuren, het stof en overal lachende, dansende mensen. Na een paar uur zijn we teruggegaan. We sloten de dag af met een bezoek aan een rustige homestead, een wandeling naar de top van een berg voor een fantastische zonsondergang en thee van het vuur. Oef. Ik had nooit gedacht dat antropologiecolleges zo dichtbij konden komen. Dat je geen 8 maanden in de jungle hoeft te vertoeven voor zoveel puurheid en om met mensen eerlijke gesprekken te hebben over hun dilemma tussen traditie en modernisering. Veel Swazi's lijken voorlopig volmondig voor het eerste te kiezen, maar de eerste barstjes zijn zichtbaar. De koning van Swaziland, die alles vertegenwoordigd wat traditioneel is, regeert alleen en zonder legale oppositie. Hij doet dat tot tevredenheid van velen, want ze vinden hem "a good king" en het is altijd zo geweest. Maar Swaziland is geen eiland en toerisme en de (door armoede) gedwongen trek naar de steden brengen nieuwe ideeën. Op bushokjes zie je de eerste kreten voor meer democratie. Kinderen in Khapungá bewonderen mijn Puma's en een jongen in Manzini klaagt over Mozambiquaanse vluchtelingen die "niet integreren en alles stelen wat los en vast zit". De wereld lijkt Swaziland links en rechts in te halen. Ik hoop dat ze in staat zijn om de eenheid en de delicate balans te bewaren!
Op de noordgrens met Zuid-Afrika was het een hilarische puinzooi: kapotte stoelen, onduidelijke groepen mensen, overal losse ordners en papier en een vergeelde foto van de koning, die het allemaal tevreden lijkt gade te slaan. Een jong meisje wilde me een aantal vragen stellen toen ik mijn exit-card inleverde. Het bleek het soort enquête dat je normaal gesproken krijgt als je iets koopt bij (bijvoorbeeld) de Bijenkorf. "Wat hebt u gekocht?" "Hoe hoorde u van ons?" "Wat hebt u besteed?" "Zou u ons aanraden aan vrienden of familie?" En de uitsmijter: "Wat kunnen we nog verbeteren aan ons land?" Behalve de wegen niet te veel graag!

Citylife
Waar Swaziland vooral landelijk was hebben we in Zuid-Afrika een heel stel steden kunnen verkennen. En net als de rest van het land leek iedere stad zo zijn eigen karakter te hebben. Zo was er Grahamstown, een wonderlijke combinatie van een provinciaal dorp, waar overdag de geiten en de kippen op straat lopen en 's nachts een stel ezels de vuilnisbakken leegroven. Een traditionele, stiff-upperlip Engelse universiteitsstad, waar mooie blanke mensen op mooie terrassen de minder blanke verkopers trachtten te negeren (dat iedereen nu overal mag komen, wil duidelijk nog niet zeggen dat iedereen ook overal kan komen!). En een binnenstad die de vorm had van één grote, ongeorganiseerde markt, waar de gekleurde bevolking alles aan de man bracht van bananen tot plastic emmers en bezems.
Durban, een chaotische, warme, maar prachtig oriëntaalse stad, waar je moskeeën, curry's en tempels vindt, omdat een groot deel van de bevolking bestaat uit nazaten van de in de 19e eeuw door de Engelsen uit India en Pakistan gevoerde werkkrachten.
Johannesburg, waar ik maar niet kon wennen aan de metershoge hekken en de bordjes "armed response" in de rijke buitenwijk waar we verbleven. Waar de binnenstad bestaat uit kale kantoorblokken. Maar waar de overheid dappere pogingen doet de ménsen terug naar het centrum te lokken: Newtown, een omvangrijk project dat in een tweetal blokken heeft gezorgd voor een museum, een stel winkeltjes, een heleboel werkplaatsen voor kunstenaars en een prachtig restaurant. Hoewel grote hoeveelheden bezoekers wegblijven (waarschijnlijk vanwege de griezelverhalen over downtown Jo'burg), ben ik er meer van gecharmeerd dan van de kunstmatige, Amerikaansige (en ongetwijfeld zwaarder beveiligde) Waterfronts (verzameling restaurants en winkels met de charme van een McDonalds) waar iedere Zuid-Afrikaanse stad haar eigen versie van heeft. Al met al heeft Jo'burg een combinatie van stadse lelijkheid, spanning en vitaliteit die ik graag nog wat langer van dichtbij had gezien....
Het grote, lege binnenland van Zuid-Afrika heet de Karoo. Eindeloze vlakten met laag struikgewas, hier en daar een eenzame windmolen die schijnbaar geheel nutteloos water staat op te pompen en na uren en uren rijden plaatsen als Bloemfontein en Beaufort-West. De knooppunten waar alles samenkomt, maar die nog steeds niets voorstellen. Bloemfontein is één van de drie (!) hoofdsteden van Zuid-Afrika, maar is nog steeds niet veel meer dan een doorgaande weg met een groot aantal angstwekkend Hollands aandoende kerken ernaast en een zweem van trots op het Afrikaans pioniersverleden. Onze hotelkamer had een bijbel in Afrikaans, Agro-channel en een jongen achter de receptie met hetzelfde hoofd, hetzelfde haar en (als je niet al te goed luistert) hetzelfde taaltje als mijn oude klasgenoten in de Alblasserwaard. We verkenden er het nachtleven met twee Afrikaner medicijnenstudenten, waarmee ik discussieerde over de ontwikkeling van Afrika, rugby, gameparks en het eeuwige stigma van Afrikaners: "Ik wil niet overal, altijd over apartheid praten!".
Cape Town is de stad waar iedere buitenlander én Zuid-Afrikaan verliefd op is: Zon, stranden en geweldige huizen met uitzicht over zee, lekker eten, designwinkels en hippe uitgaanstenten waar vrolijke homo's dansen op 3 dikke dames die Aretha Franklin zingen.... The good life! Je zou bijna vergeten dat zich aan de andere kant van de snelweg Kayelitsha bevindt.

Townshit
Manuel had het in het begin abusievelijk, maar niet weinig toepasselijk over "townshit". Iedere stad en zelfs ieder dorp lijkt er één te hebben: een township. Waren het tijdens de apartheidjaren buitenwijken met goedkope, kleine en slechte woningen en "all male"-hostels, handig voor het dichtbij-genoeg, maar niet-te-dichtbij stallen van zwarte en gekleurde werkkrachten. Tegenwoordig zijn de wijken naar twee uitersten van het spectrum uitgebreid. Enerzijds vind je er de straten (door de bewoners van de township gekscherend "Beverly Hills" genoemd, waar de well-to-do (zoals de eigenaar van de locale voetbalclub) wonen. Vaak mensen die het binnen de township hebben gemaakt, maar die er door het speciale karakter niet weg willen. Anderzijds vind je er de eufemistisch gelabelde "informal settlements", een chaotische kluwen van piepkleine huisjes van golfplaat, plastic en karton. Voor mensen die uit rurale gebieden naar de stad zijn getrokken in de hoop op wat beters en die nu, in afwachting van een goedkope woning van de regering, één waterkraan en vijf toiletten delen met het gehele blok. Niemand weet hoeveel mensen er wonen, omdat ze de neiging hebben om uit te dijen. Maar als je Cape Town uit rijdt strekt Kayelitsha zich onafzienbaar voor je uit. Kayelitsha is één van de townships die we bezochten tijdens deze reis, naast Langa (ook bij Cape Town) en Soweto (niet ver van Jo'burg). Soweto was bijzonder door de indrukwekkende historische rol die deze township van maar liefst vier miljoen mensen heeft gespeeld in de strijd tegen de apartheid. In '76 begonnen hier de demonstraties tegen het gebruik van Afrikaans als voertaal op scholen. Demonstraties die uitliepen op een drama, doordat de politie geweld gebruikte en Hector Pieterson, een 13-jarige jongen neerschoot. Juist dit geweld luidde het einde van de apartheid in, door vele, vele vervolgdemonstraties en massale internationale protesten en boycots. In Soweto bezochten we een museum gewijd aan de Soweto-uprising, een lokale markt waar alarmklokjes gezellig naast kleding, bloederige koeienkoppen en traditionele medicijnen lagen en het huis van een oudere dame die met haar zes kleinkinderen in een scheef huisje van golfplaten al ruim acht jaar wachtte op een huisje van de regering. Hier hadden de blijdschap en hooggespannen verwachtingen van '94 allang plaatsgemaakt voor berusting. Het geeft een ongemakkelijk gevoel dat er voor deze mensen weliswaar meer vrijheid is gekomen, maar verder zo verschrikkelijk weinig is veranderd. Gelukkig was er niet alleen sprake van diepe ellende. Wat me altijd verrast en hoopvol stemt is dat er geen situatie zo ellendig is, of er staan weer mensen op die de situatie naar hun hand gaan zetten, die inventief zijn of anderen weten te helpen op een manier die ongekend is. In Langa maakten we kennis met bezochten Maureen Jacobs. Eén van die onwaarschijnlijke rotsen van vrouwen die constateerde dat er teveel kinderen van het platteland (ondanks de sinds '94 ingevoerde algemene leerplicht) niet op school terecht konden door gebrek aan kennis van de engelse taal, gebrek aan geboortebewijs of gewoon angst voor de grote stad. Maureen richtte de Chris Hani Independant School op, waar op dit moment 200 kinderen, verdeeld over 4 klassen klaargestoomd worden voor het reguliere onderwijs. Tegen de tijd dat de kinderen klaar zijn voor de echte school, willen ze vaak niet eens meer weg bij Maureen! De school staat midden tussen de golfplaten huisjes en de kinderen kunnen er dus lopend heen. De klas met de jongste kinderen, in een lokaal zonder tafels en met weinig stoelen, was druk bezig een lied te zingen over getallen. Toen ze ons zagen werd het ineens een stuk enthousiaster en vooral harder! De kleine jongetjes waar ik tussenzat vielen over elkaar heen in pogingen mij hun huiswerk te laten zien en me kushandjes te geven. En natuurlijk ook hier: "Shoot me, miss!"
De klas met de oudste kinderen was piepklein en ik vond ons zo groot en wit in het midden staan dat ik op mijn hurken naast de tafel van Dumisa ging zitten. Dumisa is een meisje van een jaar of 12, dat onmiddellijk op fluistertoon wilde weten waar ik vandaan kwam en hoeveel zusjes ik had. Ze wees me haar huis, net om de hoek van de school en moest daarna aantreden voor het schoolkoor, dat onder leiding van Maureen een aantal nummers ten gehore bracht, variërend van een kinderlied over de vogels en de bloemen, tot een lofzang op Nelson Mandela en Chris Hani. Dankzij een Duitse Lionsclub heeft het schoolkoor een cd-tje kunnen maken dat wordt verkocht aan bezoekers zoals wij. Dat, gecombineerd met een stel leerkrachten die al zo'n tien jaar geen normaal salaris krijgen, maar tóch maar gewoon doorgaan houdt de boel nét draaiende. En dat is maar goed ook....
Kayelitsha is Cape Town's grootste township met meer dan een miljoen bewoners. Rosie, een jonge vrouw, begon er 15 jaar geleden een soepkeuken. Dagelijks voedt ze 200 volwassenen en kinderen, die voor een volledige maaltijd 10 cent (1,5 eurocent) betalen. Toen ze in een eerder stadium had geprobeerd het eten gratis weg te geven, kwamen mensen niet opdagen. Betalen blijkt beter dan bedelen, maar voor mensen die zelfs de 10 cent niet kunnen betalen zijn er bonnen van de kerkelijke organisatie die het project sinds enige jaren ondersteund en die het op vijf andere plaatsen heeft gekopieerd. Rosies blanke tandarts uit Cape Town voorziet de keuken van kippen, zodat er nu ook één maal per week vlees op het menu staat. Rosie zelf wisselde kortgeleden haar golfplaten om voor een echt huis. Afscheid nemen van haar krotje viel even zwaar, maar na zeven maanden bivakkeren bij de buren (die gelukkig ook al zo ruim woonden!) staat er nu een piepklein stenen huis, dat ze deelt met haar dochter en zoon. De Delftsblauwe klompjes die ik had meegenomen werden met een dikke knuffel als housewarming-cadeau geaccepteerd. Rosies smetteloze banken blijven in plastic verpakt, want regelmatig is de soepkeuken vol en eten mensen bij haar binnen. Bovendien is de woonkamer iedere zaterdag het terrein van een groep pubers die voorlichting over AIDS en gratis condooms ontvangen. Dat Rosie daar als devoot katholiek hoog oplopende ruzie over had met haar priester lijkt haar niet veel meer te deren; wat moet gebeuren, moet gebeuren. Boven de geplastificeerde bank hangt een plaat van een regenboog met de tekst "Everything is possible with God". En met Rosie.

Food and rainbows
Ook het eten in Zuid-Afrika (en Swaziland) maakte de term regenboog meer dan op zijn plaats. We aten mielie (maïspap) voor onze Incwancwa in Swaziland, wilde en gekweekte oesters in Kysna, braai (barbecue)-vlees in Bloemfontein, Eland in Kaapstad, geweldige Indiase curry's in Durban en Xsosa hotpot in Grahamstown. We kochten en verorberden kilo's biltong (gedroogd vlees), de nationale snack/delicatesse in de varianten struisvogel, springbok, chili en koe, we kochten live-gemixte curry-poeder op de markt in Durban en geitenkaas en pastrami om vele middagen te picknicken op de plaatsen met het allermooiste uitzicht (op soms gewoon langs de N2). Onze laatste avond aten we in het Africa Café, een prachtig restaurant in het centrum van Cape Town. Een betere afsluiting van de reis hadden we ons niet kunnen wensen: een prachtig decor, leuke bediening en allemaal hapjes vanuit heel Afrika. En een tintje zwarte humor op het toilet, waar een bordje hing met "The Africa Café, because there are millions of starving Europeans". Onze serveerster informeerde naar onze reis en we vertelden haar dat we het gevoel hadden dat we (hoe kort ook) werkelijk "the rainbow nation" hadden gezien: de sterke vrouwen in de townships, het studentenleven van Bloemfontein, de Afrikaners van de Karoo, het zonnige leven aan de zuidkust, de oriëntaalse sfeer van Durban, de kleine dorpjes in Kwazulu-Natal, het leven achter de hekken in Jo'burg en kosmopolitisch Cape Town.... De serveerster antwoordde met een brede glimlach en een serieuze ondertoon dat daar lang voor was gestreden en nog steeds aan wordt gewerkt: "We're not there yet, but we're getting there, we're getting there!"

woensdag, april 14, 2004

Semana Santa en Andalucía (Spanje)


De afgelopen 10 dagen heb ik doorgebracht op min of meer bekend terrein. Als kind kwam ik al veel met mijn ouders in Andalucië, om het voorjaar door te brengen aan de kust van Marbella. Maar het èchte Andalucië, waar je behalve Duitsers ook Spánjaarden tegenkomt, kende ik nog niet. Het werden tien dagen van rituelen, waarbij ik maar gelijk aftrap met mijn favoriete onderwerp.... eten!

Las Tapas
Andalucië kent weinig "buitenlandse" restaurants. Je vindt, vooral in het kustgebied, enkele Middenoosterse tentjes die zich voor namelijk specialiseren in kebab en thee in al haar vormen. Je vindt wat pizzeria's en een enkele verdwaalde Mexicaan of Chinees. Maar de explosie aan exotische restaurants (Afrikaans, Japans, Thais) die we hier in het Noorden kennen is daar onbekend. Maar wie wil exotisch als je tapas hebt? Tapas, van oorsprong de "dekseltjes" die men in de bodega óp je drankje zette zijn afkomstig uit Andalucië. Het is niet eenvoudigweg een maaltijd, het is een ritueel, een manier van leven die je niet één-twee-drie onder de knie hebt. Zo krijg je in barretjes in Granada gratis kleine broodjes als je maar voldoende wijn of bier bestelt en bestel je in een restaurant als rechtgeaarde Spanjaard beslist meer dan je opkunt: de tafel moet vol staan, al je vrienden en toevallige voorbijgangers (zoals Hollandse toeristes) moeten ook een tapa-tje mee kunnen pikken. De kleine porties zorgen ervoor dat je van al die verschillende hapjes een complete maaltijd bijeen kunt mixen en prikken. En over mixen gesproken: bij het bereiden van tapas is het geheel toegestaan lastige ingrediënten te combineren: vis met vlees, vis met kaas, of vlees, met vis met zoet.... het kan allemaal! Ik heb er al snel een gewoonte van gemaakt iedere keer minstens één of twee volslagen onbekende zaken te bestellen. Nee, niet opzoeken in het woordenboek, of voor de veiligheid even navragen... gewoon bestellen! Dat betekent dat je soms verrast kunt worden met ultiem droge vis in een soort motorolie, maar ook door op je tong smeltende inktvis met een honingdressing of dunne plakjes varkensvlees in een jus van whisky en gecaramelliseerde knoflook. Een gewoonte van míj waaraan Spaanse obers hebben moeten wennen is mijn neiging de tapas volledig uit te pluizen: Wat zit erin? Hoe maak ik dit zelf? De komende tijd valt het resultaat wellicht te bewonderen in een keuken bij u in de buurt! En, om al die tapas te geleiden is er natuurlijk wijn. Of, zo dacht ik nog heel naïef: "vino tinto" (Rioja dus) of sherry. Fout! Men spreke van Oloroso, Fino, Manzanilla, Vino Dulce, Rioja Crianza, Riveiro de Duero en Pedro Ximenez. Dessertwijnen, sherry's en varianten daarop, fris smakend, of smakend naar aarde en hout, heerlijk pittig bij de Manchego-kaas, heerlijk fris bij de gamba's, heerlijk zoet bij de chocola. Allemaal heb ik ze uitputtend kunnen proberen ze hebben uiteindelijk voor een bijna-overgewicht van mijn bagage gezorgd.

Los Edificios
Goed, maar wat heb ik nog meer gedaan, behalve eten? Vanzelfsprekend de "verplichte nummers": de Moorse gebouwen waarmee Andalucië zo bekend is geworden. Toen de Moren in de 8e eeuw na Christus het zuiden van Spanje binnenvielen zijn ze gelijk enthousiast aan het bouwen geslagen. Moskeeën, natuurlijk, maar ook forten, paleizen en parken. Ze lijken tot op de dag van vandaag goed te hebben geweten waar ze mee bezig waren: smalle straten met veel schaduw en overal bomen, fonteinen en patio's om de nodige lucht en koelte te verschaffen in steden waar de temperatuur in de zomer kan oplopen tot boven de 40 graden. Die smalle straten vormen nu een nachtmerrie voor de Andaluciërs die er tijdens de spits door naar hun werk moeten, maar vormen voor de lopende medemens (en niet in het minst voor de toeristen) een verademing door de enorme hoeveelheid (min of meer) autovrije en pittoreske winkelstraatjes en -pleinen. Bovendien biedt iedere bocht weer een nieuwe verrassing: een betegeld bankje, een kalm druppelend fonteintje, een gesmeed balkonnetje....Maar terug naar de grote trekpleisters (natuurlijk niet voor niets). Zelf na verschillende gebouwen te hebben gezien (La Mesquita, een voormalige Moskee in Córdoba, het Alcazár, een fort in Sevilla en natuurlijk het Alhambra, een paleis in Granada) blijven ze adembenemend. Het moet de combinatie zijn van eenvoud (de prachtige rood-witte, eindeloze bogen van de Mesquita!), detail en de herhaling van geometrische patronen, tegeltjes en kalligrafie. Het belangrijkste was echter de manier waarop alle zintuigen worden geprikkeld: de ogen natuurlijk, maar de ook de neus, door de geuren van bloemen uit de vele tuinen en patio's, en de oren met het geluid van water dat door fonteintjes en kanaaltjes overal aanwezig is. Toen de Moren in 1492 Spanje werden uitgegooid (Voor de oplettende lezer: gelijk met de aankomst van Colón/Columbus in "de nieuwe wereld";. Columbus die, hoe kan het ook anders, begraven ligt in de kathedraal van Sevilla) waren de Christelijke koningen er als de kippen bij de toonbeelden van Moslimoverheersing te "verbeteren"; naar moderne inzichten. In het geval van de Mesquita heeft dat een schokkerend (en in mijn ogen wanstaltig) barokke kerk in het mídden van de Moorse eenvoud opgeleverd. Maar soms ging het beter. Dan werkten christelijke opdrachtgevers samen met Islamitische ontwerpers en Joodse ambachtslieden, om de mooiste nieuwe onderdelen aan bestaande complexen toe te voegen.... Misschien in de hedendaagse situatie weer een leuk samenwerkingsproject!

La Semana Santa
En natuurlijk was het Semana Santa, de aanloop naar Pasen die vooral in het Zuiden van Spanje uitbundig wordt "gevierd" met enorme processies. Iedere dag, van Domingo de Ramos (Palmzondag) tot Día de la Resurrección (Paaszondag) trekken iedere ochtend, middag en avond een aantal hermandades (broederschappen) van ieder honderden vrouwen en (vooral) mannen door de straten. Ze lopen van hun eigen kerk, door de stad naar de lokale kathedraal en terug naar hun eigen kerk, waarbij ze gekleed gaan in lange gewaden met (heel oneerbiedig) puntmutsen die nog het meest aan de Klu Klux Klan doen denken. Iedere hermandad draagt een paso met zich mee, een loodzware draagbaar met daarop het pronkstuk van de betreffende kerk: een beeld van de gekruisigde Jezus meestal, of van Maria. Ook hier worden alle zintuigen betrokken: de kleuren van de kostuums, beelden en meegevoerde bloemen, het geluid van drums, trompetten en soms een enkele klaagzanger, de geur van kaarsen en wierook.... Kippenvel, zelfs voor een niet-erg-religieus aangelegd persoon als ik! Toch blijft het voor mij een sport de menselijke kant van zo'n ritueel te zien: kinderen in de processie (ook in lang kostuum, maar vaak zonder kap), die de religieuze impact niet op waarde kunnen schatten en een wedstrijd doen wie de grootste bal kaarsvet kan sparen, of die niet weten waar ze met hun zakdoek heen moeten en die en publique hun kostuum omhoog trekken(want ergens onder al die lagen zat toch een broekzak?). De moderne tijden doen onvermijdelijk hun intrede met volledig gekostumeerde, SMS-ende hermanos en met een foto in de twintig (!) pagina's tellende dagelijkse bijlage over Semana Santa in de krant van Sevilla, met als ondertitel "dura penitentia" (zware straf/bezinning): een jongen en een meisje, de op de achtergrond voorbijtrekkende processie negerend, verwikkeld in een huigdiepe kus. Het voor mij meest hilarische moment van Semana Santa vond plaats in Sevilla, waar ik met twee Spaanse mannen (type bouwvakker) een wijntje dronk, terwijl de processie van die avond ("El Silencio", zo genaamd omdat deze specifieke paso voorbijkomt in volledige, indrukwekkende stilte) voorbijtrok. Hoewel niet alle Andaluciërs diepe religieuze gevoelens koesteren bij de processies, heeft vrijwel iedereen een groot respect voor het ritueel. Toen de processie dan ook naderde werd alom om stilte gesist en doofde de bodega waar we stonden haar lichten. De paso, verlicht met tientallen kaarsen, naderde. Een potentieel kippenvelmoment, zou je denken.... Ware het niet dat Antonio, één van mijn Spaanse vrienden, zich al een kwartier eerder naar binnen had begeven om zich daar, volslagen onbewust van zijn omgeving, te verdiepen in de jackpotmachine. In de doodse stilte klonken de elektronische piepjes en knallen als een aardbeving. Ondanks (of misschien wel dankzij) de grote, afkeurende de ogen van de omstanders heb ik héél hard op mijn lip moeten bijten om niet in schaterlachen uit te barsten!

La gente
En dan natuurlijk de mensen. Vinden de mensen hier het gek dat ik (als meisje) alleen reis? Altijd! Vooral als ik dan ook nog eens op pleinen of in barretjes gelukzalig om me heen zit te turen, min of meer stomme vragen stel (in aanvaardbaar Spaans, maar met een vreemd Nederlands-Nica-Argentijns-Peruaans accent), mijn eten met veel plezier zit te ontleden, mensen tot politieke discussies verleidt (waarna ze geregeld onderling ruzie krijgen!) en ook nog eens onophoudelijk zit te schrijven op servetjes. Maar wat vind ik van de mensen? Misschien ben ik niet objectief, natuurlijk heb ik ook vervelende mensen ontmoet (Moge de trut die na meer dan een half uur wachten in de stromende regen mijn taxi stal tot in lengte van dagen klapbanden krijgen!). Maar mensen die mij vanaf de eerste avond trakteren op wijn en chocoladetaart, die me iedere hoek en patio van hun stad laten zien en daar ook nog eens de meest futiele details over weten te vertellen en die niet ophouden te vertellen hoe gewèldig mijn Spaans is (uch) hebben natuurlijk een streepje voor. Wat me het meest bij zal blijven aan deze veel te korte vakantie is het feit dat Andaluciërs altijd op straat lijken te zijn. Met hun wijn en hun tapas, hun vrienden en hun kinderen. Goed, het klimaat zit ze mee. Maar met regen bevolken ze de bodega's voor hetzelfde ritueel. Ze discussiëren, maar nemen het niet te serieus. Ze praten over 11-M (de aanslag in Madrid van enkele weken geleden), maar zonder enige stress of paniek. Ze werken hard maar hebben geen werkersmentaliteit. Ze zijn trots op hun land en geschiedenis en ieder op hun eigen stad, die toch net iets beter is dan Málaga (in Sevilla) of Sevilla (in Málaga). Trots op het feit dat zoveel buitenlanders nooit meer weggaan uit Andalucië, omdat ze, zo zeggen ze zelf "Qualidad de vida" hebben, kwaliteit van leven.
Ik ga het niet betwisten....