
Uitgebreide verhalen schrijven over de werkreizen is er vaak niet bij. Toch gebeuren er vaak zoveel leuke dingen, dat ik het niet kan laten af en toe wat op te schrijven. Misschien niet zoveel samenhang, maar wie weet geeft het toch een beeld.

Het is leuk weer terug te zijn in Tanzania. Opgehaald worden van het Kilimanjaro-vliegveld in een rammelende taxi met de lucht vol van aanstaande regen, vuurvliegjes en die zware geur die je volgens mij alleen ’s avonds in Afrika ruikt: een combinatie van aarde, zweet en mimosa. Ofzo. In het hotel word ik herkend door de taxichauffeur die mij 6 maanden geleden ophaalde van het vliegveld. Hij weet mijn naam nog en het bekende begroetingsritueel volgt: “How are you, how’s your family, how’s Holland, how are the rains, how’s business?”.
Alles goed, behalve de regens, die zijn nog niet gekomen en als we twee dagen later een stuk rijden liggen de maïsplanten er maar sneu bij. Op de derde dag begint het te regenen. Hard. Anders zo kalme Tanzanianen vliegen als een gek voorbij op teenslippers en Chinese fietsjes. Zelf ben ik maar net op tijd binnen, net als een enorme colonne mieren trouwens, die ineens een droog heenkomen heeft gevonden in mijn badkamer.
De hotelkamer is nog steeds even sfeerloos: tl-licht, gebloemde deken, witte tegels en een tv met één kanaal, dat afwisselend Al Jazeera, CNN en het lokale ITV laat zien. Op ITV presenteert een jonge, droevig ogende Tanzaniaan een (lijkt mij) vrij serieuze talkshow. Ik moet een paar keer kijken maar het is echt waar: hij draagt een Southpark-stropdas.
Op kantoor wordt iedere ochtend gezamenlijk thee gedronken met “bites”: samosas en zeer vette, gefrituurde deegballetjes. De samenstelling van het personeel hier is me nog steeds een raadsel; om de haverklap duiken weer nieuwe mensen op die ook iets blijken te doen. Ze hebben met elkaar gemeen dat ze veel vragen over Nederland. Eén man wil weten of ik van origine Hollands ben, of een immigrant. “The reason I’m asking…” zegt hij, mij langzaam opnemend “… is that most Dutch women are veeeeery tall.” Tja, daar sta je dan met je 1 meter 67.
Het is verbazingwekkend hoeveel er, zelfs in deze kantoorsetting, wordt gesproken over de regen, de boeren en de verpieterende oogst. Veel medewerkers op kantoor hebben naast deze baan een klein stukje land, of anders hebben ze wel familieleden die dat hebben. Velen zijn, een stuk beter dan ik, op de hoogte van de situatie van het Nederlandse boerenbedrijf en de grote verschillen met de Tanzaniaanse boeren. Eén probleem is zowel in Tanzania als in Nederland zeer aanwezig: de enorme vlucht naar de steden en het gebrek aan jongeren die in een boerenbedrijf willen werken. En zo sta je dan, op een zaterdagmiddag in Moshi, ineens te praten oven “Boer zoekt vrouw”…
En natuurlijk wordt er ook over voetbal gepraat. Met de African Cup of Nations in het vooruitzicht en op iets langere termijn de World Cup in Zuid-Afrika is zelfs een relatief voetballoos land als Tanzania gegrepen. Met name Tanzania’s president is een groot voetballiefhebber en de nieuw aangetreden Braziliaanse coach staat dan ook op zijn begroting, net als het nieuwe stadion in Dar es Salaam. “Belachelijk!”,snuift een van de meisjes op kantoor, “we hebben niet eens fatsoenlijke scholen!”. Geholpen heeft het nog niet: voorlopig verloor Tanzania met 4-0 van Senegal in de laatste kwalificatiewedstrijd.

