dinsdag, maart 20, 2007

Sneeuw en wodka in Moskou en St. Petersburg










Moskou en St. Petersburg horen bij die plaatsen “waar je gewoon een keer geweest moet zijn”. Het zal dat beeld wel zijn, van Peter d'Hamecourt met zijn microfoon voor die geschifte torentjes van de Vasili-kathedraal en beelden van dikke mensen in bloemetjesbadpakken die in de winter willen zwemmen bij veel te veel graden onder nul.
Volgens een artikel dat ik las moet je, als je de Russische ziel wilt doorgronden, ook persé in de winter gaan. En ondanks dat dat doorgronden van de ziel in zeven dagen een onbegonnen taak is, leek het een mooi begin.

Voor je aankomt in Moskou vlieg je zeker een uur boven een onafzienbare vlakte vol sneeuw, niet zichtbaar onderbroken door bewoning. Het geeft een heel klein idee van hoe verschrikkelijk groot dit land moet zijn. Dat, en het feit dat er in de hotellobby vijf klokken hingen om verschillende tijdzones aan te geven… die allemaal binnen Rusland bleken te vallen. De aankomst in Moskou werd gevierd met Russisch bier, een Georgische maaltijd en de constatering dat min twintig graden echt (ondanks mallots, 3 truien en 2 paar skisokken), écht koud is.

Gevallen mannen
De eerste echte dag bleek “Mannendag”, een dag die, zo hadden we begrepen, iets van doen had met het leger en bij nader inzien ook erg veel met demonstraties en afgezette straten. Dat daar toevallig ook alle straten bij zaten die naar het Rode Plein voerden was vooral voor ons jammer. De demonstranten droegen allemaal oude sovjetvlaggen bij zich en waren in aantal erg klein vergeleken met de hoeveelheid opgetrommelde agenten. Russische democratie, blijkbaar.

Wij gaven het Rode Plein voorlopig op en begaven ons naar Gorky park, ook al zo’n naam die voor iedereen bekend klinkt (“I folow the Moskva, Down to Gorky Park, Listening to the wind of chaaaange”). Gorky Park is (tegenwoordig?) een soort kermispark met allemaal enigszins aftandse achtbanen en zweefmolens. In de winter doen deze niet zo veel en daarom was het park voor de gelegenheid omgetoverd tot één grote ijsbaan. Alle wandelpaden waren nu schaatsbanen en als je er op je Uggs overheen schuifelt, moet je oppassen niet omver geschaatst te worden door een fanatieke hockeyer, of een moeder met een peuter op krabbelaartjes. Zet dan hier en daar een tentje neer voor de broodnodige chocolademelk (ok, of wodka) en je hebt een prachtig plaatje.
Ten noorden van Gorky park ligt Sculpture park, of zoals het ook wel wordt genoemd “The Park of Fallen Heroes”. Hier heeft men na 1990 alle beelden gedumpt die ineens wat minder gepast leken: veel Lenins, Stalins, Bresnjevs en een stel overenthousiaste boeren en zeer gelukkige arbeiders met veel hamers en sikkels. Het ziet er nogal bizar uit, vooral ook omdat de gevallen helden van boven worden overzien door wat wel het lelijkste beeld ter wereld moet zijn: een tientallen meters hoge afbeelding van een euforische Peter de Grote op een enorm schip. Het beeld is hoger dan het Amerikaanse vrijheidsbeeld en wordt zo afzichtelijk gevonden dat Moskovieten al eens stiekem hebben geprobeerd het monster op te blazen.

Een ander hoogte (of diepte)-punt van Moskou is de metro. De drukste ter wereld, die dagelijks negen miljoen mensen vervoert, meer dan de metro’s van London en New York bij elkaar. En dat zó efficiënt –minimaal iedere twee minuten een trein- dat er geen noodzaak is tot duwen en trekken en tot flauwvallen volgepropte treinstellen. Naast een geweldig vervoermiddel is de metro een bezienswaardigheid op zichzelf, met zulke prachtige stations in art-deco stijl, met kroonluchters, mozaïeken en –andermaal- afbeeldingen van blije boeren dat het bijna jammer is dat de volgende trein zo snel komt.

“Things are better back home”?
Bij de volgende poging om het Rode Plein te bezoeken werden we aangehouden door twee agenten die naar onze documenten vroegen. Vanuit Nederland had het behoorlijk wat energie (en geld!) gekost om aan de Russische bureaucratische verlangens te voldoen, en het feit dat ik reisde met een televisiejournalist (voor de Russische ambassade: “onderhoudsmonteur”) maakte dit niet makkelijker. Na al dit geregel hadden we gerekend op een moeiteloze doorgang, maar niets bleek minder waar. Er werd gezucht en met het hoofd geschud, met zeer verwarrend vertaalde Engelse wetteksten gewapperd en tenslotte glashard beweerd dat we mee moesten naar het politiebureau omdat we een zeer essentieel onderdeel van de stapel papierwerk zouden missen. Toen we duidelijk maakten niet zo’n vreselijke behoefte te hebben een volledige dag van onze luttele dagen in Moskou te gaan uitzitten op een bureau kwam er tenslotte een agent bij staan die niet al te subtiel suggereerde “dat we het ook best op een andere manier konden regelen”. Waarschijnlijk vonden ze op het laatste moment toch dat ze er iets te publiekelijk bijstonden, of zagen we er van dichtbij toch niet financieel draagkrachtig genoeg uit, want na de belofte dat we onmiddellijk terug zouden gaan naar het hotel om het zo benodigde papiertje te regelen, en zónder iets te betalen, mochten we alsnog gaan. Na nogmaals 45 minuten metro-en en terugwandelen naar ons hotel, dat bepaald niet in het centrum lag, konden we ons verhaal kwijt bij Caroline, onze receptioniste. Caronline had een dikke bril met scheve poten, een minstens zo scheef gebit en zag waarschijnlijk vijftien jaar ouder uit dan ze was. Ze sprak Engels met een zwaar Russisch accent en zonder enig gebruik van lidwoorden. Onze papieren waren prima in orde, maar ons verhaal kwam haar niet onbekend voor; zo gingen die dingen. Toen ze mijn verslagen blik zag moest ze lachen: “Oh well, whole point of trip is see that things are better back home!”.

Voor wie het leven misschien ook wel beter was “back home”, was Roberto, de pianist van het Cubaanse bandje dat we op zaterdag zagen optreden. De Karma bar was strak aangekleed en had veel gereserveerde tafeltjes. De avond begon met lekkere salsa, gevolgd door het Cubaanse bandje, latin en dance. Een vrij reguliere zaterdagavond uit, zou je denken, ware het niet dat er halverwege de avond ineens twee, op een glitterstringetje na, naakte dames op de bar sprongen.
Ik had een gesprekje aangeknoopt met de pianist (die ik, in tegenstelling tot de meeste andere bezoekers wél kon verstaan). Bovendien hadden we ons al eerder afgevraagd hoe het leven in Moskou zou zijn voor die paar gekleurde voetballers en muzikanten die de stad rijk is. Zelden ben ik in zo’n enorme stad geweest waar zó weinig kleur in de bevolking zat. Het viel zelfs zodanig op, dat we aan de paar uitzonderingen na enkele dagen weinig politiek correct refereerden als “Kijk, een eenzame neger”. En het viel ook niet weinig op dat iedereen die maar een beetje meer kleur had als de standaard-Rus, heel wat meer en langere documentencontroles moest ondergaan dan wij.
Hoe het ook zij, Roberto vond Moskou “best ok”. Was het beter dan Cuba? Een schampere lach: “Economisch gezien wél!”. En wat viel er dan het meest tegen? Na even nadenken kwam er een diplomatiek antwoord uit: “Hmmm… het weer”

Natuurlijk kwam het bezoek aan het Rode Plein er uiteindelijk toch van en kregen we de kans om de binnenkant te zien van de Vasili-kathedraal, schaatsers te begluren op de Rode Plein-schaatsbaan en op afstand te kijken naar de Tombe van Lenin, vlak naast hét voorbeeld van wat er gebeurt als communisme overgaat in het meest rucksichlose kapitalisme wat er bestaat: warenhuis GUM, een aaneenschakeling van Prada, Gucci, nepborsten en mobiele beltonen.
Natuurlijk moesten er foto’s gemaakt van de muren van het Kremlin en de tientallen gouden koepeltjes daarin. En stonden we, net voor vertrek naar St. Petersburg met een dikke laag kippenvel op onze armen te luisteren naar een prachtig zangkoor in één van de Orthodoxe kerken in het Kremlin.

Nevsky en de Hermitage
Een treinrit van vijfenhalf uur door niet bijster interessant landschap (voornamelijk buitenhuisjes en industrie) verbindt Moskou met tweede stad en eeuwige concurrent St. Petersburg. Een nieuwe stad, wat schoner en Europeser; een nieuw hotel, een Bed&Breakfast deze keer, wat eigenlijk een soort hostel-voor-30+ers bleek te zijn. In St. Petersburg logeerden we óp Nevsky Prospekt, de Kalverstraat van St. Petersburg en zo’n driehonderd meter van de beroemde Hermitage. Het kon slechter. Nevsky bleek een interessante straat vol winkels, koffiebarretjes, sushitenten en zakkenrollers. Dat gecombineerd met de door Peter de Grote ontworpen “grachten” gaf hier en daar een bijna Amsterdams gevoel, alleen dan met verlengde Hummers in plaats van fietsen en stevige wodkakegels om tien uur ’s ochtends in plaats van de welbekende weeïge jointgeur.

Het verplichte nummer in St.Petersburg was natuurlijk de Hermitage. In de Lonely Planet aangeprezen met: “There are galleries, there are museums, there are the grand museums of the world and then there’s the Hermitage”. Gelukkig hadden we niet de ambitie om alle zalen te bekijken, want schijnbaar kun je, zonder heen-en-weer te lopen, een volledige marathon kwijt in het voormalige Winterpaleis en de andere gebouwen die de Hermitage vormen. Onvoorstelbaar.
Wij vergaapten ons eerst enige tijd aan de overweldigende rijkdom in het Winterpaleis. De nieuwe rijken van Rusland hebben in elk geval met hun koninklijke voorgangers gemeen dat ze zich niet generen hun geld vrij openbaar te laten rollen.
En dan natuurlijk de collectie: meer Rembrandts dan het Rembrandthuis en het Rijksmuseum, Metsu, van Dijck en (wij maakten even een sprongetje naar iets recenter werk) Gaugin, Matisse, van Gogh, Picasso en Malevich. Malevich’ schilderij “zwart vierkant”, wat door toenmalige kunstcritici met afschuw “het einde van de schilderkunst” werd genoemd was (ik vermoed door een conservator met humor) als allerlaatste schilderij opgehangen.









Nattigheid
In St.Petersburg werd het langzaamaan warmer, wat uiteindelijk neerkwam op zo’n drie graden onder nul. Dat lijkt een stuk prettiger dan min twintig, maar het nadeel is wel dat je dan gelijk tot aan je enkels in natte, smerige sneeuw loopt.
Gelukkig was dat nog niet in de hele stad zo. Vlakbij het fort van Peter de Grote, was men voor de verandering eens niet aan het ijsduiken (misschien vond men het al te warm?), maar waren hele families doodkalme wandelingetjes aan het maken over de rivier de Neva. Even voor alle duidelijkheid: de Neva is zo’n 500 meter breed en was inderdaad vrijwel geheel dichtgevroren. Een prachtig gezicht met een knalblauwe lucht, laagstaande zon en alle koepels van St.Petersburg op de achtergrond.

De laatste avond in St. Petersburg belandden we in de Cynic Bar, een soort kraakpand-meets-scoutingclubhuis met goedkoop bier, waterpijpen, een bar van kippengaas en als huisspecialiteit gebakken bruinbrood met knoflook. Niet erg subtiel, maar wel leuk.
Binnen enkele minuten werden we al uitgenodigd aan de tafel van een luidruchtige groep studenten die wodka lieten aanrukken in theepotjes en die roerende toespraken hielden over de gedeelde ziel van Rusland en Nederland. Iedere keer als er een wodka achterovergeslagen werd moest iedereen opstaan en werd er van ons verwacht dat we heel hard iets onverstaanbaars riepen in het Russisch. Het betekende zoiets als “Fuck off!” maar, zo werd ons verzekerd, dat was slechts positief bedoeld.
Het behoeft geen uitleg dat het de meest hilarische en beste manier was om ons bezoek aan Rusland af te sluiten. En ook de meest pijnlijke trouwens, de volgende ochtend.
Nazdarovje!