vrijdag, december 20, 2002

Latinoland 26: Feliz Navidad



Ik had zelf nog gehoopt een laatste lang verhaal vanuit Peru te schrijven. Maar afscheid nemen kost meer tijd dan je denkt....Morgennacht vertrek ik vanuit Lima en na een dagje Atlanta sta ik dan op de 22e , "Si Dios Quiere", om kwart over acht 's ochtends op een (zo heb ik begrepen) steenkoud Schiphol.

De eerste week zal ik misschien nog wat vreemde trekjes vertonen. Zo zal ik mijn eurobiljetten continu op echtheid controleren, van junks verwachten dat ze mijn schoenen willen poetsen en overal een rol toiletpapier mee naartoe slepen (sterker nog, als er op jouw toilet een hangt, dan neem ik die waarschijnlijk mee). Het komt wel weer goed....

Ik beloof jullie nog een verhaal over de laatste week, over Lima en Trujillo, maar dat zal ongetwijfeld pas na de kerst worden verzonden. Daarom nu maar vast van hieruit voor jullie allemaal een hele Feliz Navidad....

Maak er wat moois van en tot heel snel!

donderdag, december 12, 2002

Latinoland 25: Cobre, Mercosur y El Desierto Rojo


De reis naar het noorden gaat verder....
Calama was wellicht wel het saaiste stadje van de hele trip, er was werkelijk geen bal te beleven. Het is opmerkelijk hoe ik ook sociaal gezien steeds dichter bij Perú leek te komen: Brakkere bussen die te laat rijden en rochelende mannen op het toilet van het hotel. Joepie. Toch ben ik een dag gebleven Vanuit Calama kun je namelijk een bezoek brengen aan de grootste kopermijn ter wereld. En aangezien ik in Bolivia al langs was geweest bij het zilver, wilde ik wel eens zien hoe het hier was.


De rondleiding in Chuquicatama wordt georganiseerd door de PR afdeling van Codelco, het staatsbedrijf dat veramntwoordlijk is voor de mijn. Dat is dus wel even andere koek dan de slaventoestanden in Potosi! Er is een bedrijfsvideo, een Franse dame die zeer vloeiend spaans en iets minder engels spreekt, en een veiligheidskitje voor alle bezoekers, met daarin een helm, een jas, een bril, veiligheidsschoenen en een gasmasker (!).
De mijn is indrukwekkend. Alles lijkt groot te zijn: de mijn zelf, met afmetingen van 3 bij 4 kilometer en een diepte van dik 800 meter, de 15.000 mensen die er werken en vooral de vrachtwagens die af en aan rijden met het kopererts en waarvan alleen al de banden (!) 4 meter hoog zijn.
We mogen rondlopen in de werkplaats waar de vrachtwagens worden gerepareerd (en waar een vitrine staat met de voetbalbekers van het werkplaats-voetbalteam), zien de overmaat aan waarschuwingsborden voor de veiligheid van de medewerkers, en, mét gasmasker, de smeltplaats, waar het gloeiende koper met veel spectakel in platen wordt gegoten.
We mogen alles vragen laat de PR-dame weten Europeanen willen altijd vooral weten hoe het zit met het milieu. Dat kon natuurlijk niet uitblijven. Want Chuqui is (in tegenstelling tot de mijn in Potosí) een open mijn. Fijn voor de medewerkers en hun gezondheid, maar het opgeboorde gruis en stof wordt op deze manier, zeker door de droge omstandigheden, alle kanten opgeblazen. Dat het bedrijf veel doet om dit te voorkomen is wel duidelijk. Codelcos website, de gids, de bedrijfvideo, allen laten ongeveer iedere derde zin het woord milieu vallen en jaarlijks worden vele tientallen miljoenen geinvesteerd in het milieu, in het reinigen van het gebruikte water en in het hergebruiken van oude ertsen. Dat het nog niet helemaal lukt is ook duidelijk. In de loop van dit jaar moet de gehele bevolking van Chuqui onvrijwillig verkassen naar Calama, omdat het té vervuild is en het bedrijf wil gaan voldoen aan ISO-eisen.
En andermaal vraag ik me af hoe gerechtvaardigd het is om als westerling binnen te komen met je opgeheven vingertje en je preek over het milieu als je weet dat Codelco aan de ander kant verantwoordelijk is voor 18% van Chili's export en 8% van het totale inkomen van de Chileense regering. Geld waarmee scholen en ziekenhuizen gebouwd worden. En de reden waarom de tours vooral vol zitten met Chileense ouders die hun kinderen vol trots laten zien waar dat geld allemaal vandaan komt.

Meer economie. Kersvers gekozen president Lula da Silva van Brazilië brengt een bezoek aan buren Argentinië en Chili. Een bezoek dat niet onopgemerkt blijft in de zuid-amerikaanse pers, vooral door Lula's plannen met Mercosur. Mercosur staat voor de Mercado Común del Sur (Gezamelijke Zuidelijke Markt), een in 1991 opgerichte samenwerking tussen Brazilië, Argentinië, Paraguay en Uruguay. In 1994 kwamen Bolivia en Chili als bijzitters bij, met de intentie in de toekomst deel uit te maken van een vrijhandelszone binnen Zuid-Amerika. Naar model van onze eigen Europese Unie wordt er gesproken over één munt en zelfs een parlement voor de Mercosur-landen.
Lula is een groot voorstander van Mercosur. Hij windt er geen doekjes om dat hij de ontwikkeling van Mercosur belangrijker vindt dan die ándere vrijhandelszone: de door de Amerikanen geïnitieerde FTAA (de Free Trade Area of the Americas). Hij maakte dit vooral duidelijk door in eerste instantie Chili en Argentinië te bezoeken en pas daarná naar Washington af te reizen.
Dat laatste bezoek zal zeker interessant worden, al is het alleen al omdat Lula eerder in de pers Bush openlijk dom noemde. Een Amerikaanse mevrouw met een erg Republikeins hoofd en een fobie die duidelijk nog uit de Reagan-jaren stamt, laat mij via een Zuid-Amerikaanse krant weten dat de Verenigde Staten niet blij zijn met Lula. Wij zijn bang voor een blok Chavez-Lula-Castro dat mogelijk banden kan vormen met China. En binnen enkele zinnen sta je weer tot je knieën in de resten van de koude oorlog.
Ook binnen Zuid-Amerika zelf weet men het nog niet altijd. Perú, vanzelfsprekend ook omdat ze nog niet zijn opgenomen in het blok, heeft het in de krant over het dansen op de muziek van Lula da Silva. Bolivia en Chili gezellig samen aan één tafel lijkt na de gasprotesten van de afgelopen maanden ook enigzinds toekomstmuziek en sowieso is de rijkdom en het ontwikkelingsniveau tussen de verschillende landen nog enórm.
Aan de andere kant: de Nación Latinoamericana (Latijnsamerikaanse natie) vormt met 500 miljoen mensen (en een enorme jaarlijkse groei) een geduchte markt. En wellicht is het wel eens goed voor de Latinos om het zélf te doen. Niét weer in te springen in een project van de VS, dat de regio tóch al zo domineert. Het kleinste lid, Uruguay, ziet de toekomst van Mercosur in ieder geval zonnig in. In twee dagen daar kwam ik 2 restaurants, een hotel en een pompsation tegen met de naam Mercosur.
Vlakbij Calama ligt San Pedro de Atacama. Om in San Pedro te komen rijd je eerst ongeveer 2 uur door een landschap van stenen en zand: De Atacama-woestijn, één van de droogste woestijnen ter wereld. Opeens doemt dan een groene vlek op: het dorpje San Pedro, nog geen 1000 echte inwoners en bijna net zoveel toeristen. Toch is het opmerkelijk hoezeer het dorpje nog karakter en sfeer heeft weten te behouden...een combinatie van adobe-(soort van modder)huisjes en een overmaat aan sfeervolle restaurantjes met Pisco-sour (lokale coctail) happy hour.

Door de droogte en wind lijkt San Pedro gevangen in een permanente stofwolk. Tafels in restaurantjes, meubels in de hotelkamer en de mensen, alles heeft een lichtbruine waas. Van de twee bejaarde dametjes die mijn hotel runnen is er één zo oud, verschrompeld en klein dat ze gemakkelijk door zou kunnen gaan voor één van de mummies in het lokale museum, die door de droogte in de woestijn honderden jaren perfect zijn geconserveerd.
De Atacama-woestijn heb ik verkend op de fiets. Iets dat me de gelegenheid gaf tot veel stoppen en fotograferen van rare, door wind en zand gevormde formaties, maar vooral van het enige geluid: Het fluiten van de wind. De woestijn is rood, met rotsen met zoutaanhechtsels, gecraqueleerde grond en (gelukkig voor mijn huid) een vrij bewolkte lucht. Aan het einde van de dag belim ik een enorme zandheuvel om van daaraf te genieten van een wel erg spectaculaire zonsondergang: De lucht wordt oranje, rood en verderop onbeschrijflijk bizar door de laaghangende wolken: Ben ik nog wel op aarde? Het lijkt meer op Mars! Niet voor niets heet dit deel van de woestijn Valle de la Luna (Maanvallei).
De volgende dag vroeg op voor een ander natuurverschijnsel in de buurt van San Pedro: De El Tatio Geisers. Op een hoogte van 4300 meter bevinden zich een grote hoeveelheid kleine en grote hete bronnen. Van pruttelende gaatjes tot enorme spuitende en stoom blazende torens. Het geluid van het kokende water onder de grond is een bizarre ervaring en maakt weer even duidelijk dat wij in Nederland, vergeleken met deze landen, wel een erg kalm vloertje hebben: Deze vloer lééft!
Als de zon rond een uur of half zeven opkomt vormen de helblauwe hemel en de stoompluimen een schitterende combinatie. Bovendien is het dan tijd voor een eitje gekookt in één van de kleine geisergaten en een bad in een door een geiser gevulde lagune. Een zwembad op 4300 meter, waar je bij minus 5 graden heerlijk warm in kunt badderen. Nee, dat vind je ook niet in Nederland!
Op de terugweg dan speciaal voor mij nog een laatste blik op de Altiplano (het hoge Andesgebied gedeeld door Peru, Bolivia en Chili): Vicuñas, Vizcachas, Llamas, Flamingos, een dorpje waar drie families wonen en een herdersvrouw in felgekleurde kleding die op de voet wordt gevolgd door haar 2 honden, kat en huis-llama.... God, wat is dit mooi!

Inmiddels ben ik, na een kleine overdosis aan nachtbussen, weer aangekomen in Lima, Perú (ja, jullie letten even niet op...). Heel Lima hangt vol met hysterich knipperende en zingende kerstlampjes.... Van hier reis ik vanavond door richting Trujillo, in het noorden, een stukje Peru dat ik nog niet ken....nog tien dagen....

dinsdag, december 03, 2002

Latinoland 24: Don Pablo, Teleton y Estrellas


Ik hoor de laatste weken meer en meer verhalen over kou en bijna bevroren grachten...Onvoorstelbaar! Ik lag gisteren, voor het eerst in mijn leven in december, in mijn bikini op het strand. Onder een groot spandoek met "Leve de zomer!"

Eerst maar eens verder over Valparaíso, ik schreef het al, een droomstadje, zoeen die kunstenaars inspireert.... Het kan dan ook niet anders of Pablo Neruda had hier zijn huis (één van de drie overigens).
Pablo Neruda? Wie was dat ook al weer? Een Chileense dichter (1904-1973) die in 1971 de Nobelprijs voor de literatuur won en daarnaast een bewogen leven leidde vol politiek (overtuigd communist), reizen (hij was consul over de hele wereld) en dames. In Valparaíso kun je zijn huis bezoeken, dat in een van de meest kleurrijke wijken van de stad staat en een prachtig uitzicht heeft over de heuvels en haven.

Ik vind het iets raars hebben, het bezoeken van de intieme plekken in het huis van iemand anders en het bekijken van zijn persoonlijke spullen: De slaapkamer van meneer Neruda, het bidet van meneer Neduda.... Toch zegt het veel, iemands huis, in dit geval vol spullen die hij van over de hele wereld verzamelde, glas-in-lood-raampjes uit oude huizen en wanden vol oude landkaarten. De anekdotes die de Stichting Neruda hier en daar heeft opgehangen maken het helemaal af. Al door zijn gedichten (toegegeven, ik heb nooit zijn zwaardere gedichten gelezen) was ik tot de conclusie gekomen dat het een vrolijke man vol humor geweest moet zijn. Om dat te bevestigen hangt in zijn woonkamer het statige portret van een onbekende koningin met kraag, tegenover dat van een ernstige heer, ook met kraag. Volgens de overlevering hing Neruda het schilderij daar op "zodat de koningin niet zo alleen zou zijn".

En als je dan nog niet overtuigd bent, een vertaling van zijn "Oda a la Cebolla (Ode aan de ui) zegt ook genoeg:
Onion,luminous flask,

your beauty formedpetal by petal,
crystal scales expanded you
and in the secrecy of the dark earth
your belly grew round with dew.
Under the earth
the miraclehappened
and when your clumsy
green stem appeared,
and your leaves were born
like swords
in the garden,
the earth heaped up her powers
howing your naked transparency,
and as the remote sea
in lifting the breasts of Aphrodite
duplicating the magnolia,
so did the earth
make you,onion
clear as a planet
and destined
to shine,
constant constellation,
round rose of water,
uponthe table
of the poor.
You make us cry without hurting us.
I have praised everything that exists,
but to me, onion,
you aremore beautiful than a bird
of dazzling feathers,
heavenly globe,
platinum goblet,
unmoving dance
of the snowy anemone
and the fragrance of the earth lives
in your crystalline nature.

In een verloren hoekje in het huis bevind zich de bar, waar alleen Neruda achter mocht om vandaar zijn beroemde cocktails te bereiden. Boven de bar hangt een bordje met Don Pablo esta aqui (Meneer Pablo is hier)...en inderdaad, hij zou ieder moment binnen kunnen lopen....

Vanuit Valparaíso, na een korte strandstop in Viña del Mar (verlopen beach-resort) verder naar het noorden, naar La Serena, één van de oudste steden van Chili. Ik bleek precis op de juiste dag aangekomen, want op 30 november was het in heel Chili tijd voor de al weken op televisie en billboards aangekondigde Teleton. De Teleton is de Chileense variant op Ons Dorp: binnen een dag proberen de Chilenen zoveel mogelijk geld te verzamelen voor gehandicapte kindertjes. Dit gaat vanzelfsprekend gepaard met een televisiemarathon op alle Chileense kanalen en een bijna-onhaalbare doelstelling in geld, die natúúrlijk toch wordt gehaald.
In Santiago was het grote feest, dat we live via de televisie konden volgen, maar in La Serena was het fanatisme niets minder. De plaatselijke Mies Bouwman barstte bijna uit haar jurkje van enthousiasme bij het aankondigen van clowns, lokale zangers en jeugdige dansgroepjes (leuk altijd om te zien dat er in ieder dansensemble minimaal één kindje zit die totaal geen idee heeft wat-ie daar doet!). En natuurlijk werd iedereen aangespoord om toch vooral maar aan de sluiten in de rij voor de Banco de Chile, om ook die laatste muntjes te doneren. Voor al dat vermaak heb ook ik dankbaar mijn bijdrage neergelegd. In ruil daarvoor kreeg ik een grote sticker opgeplakt om te laten zien dat ik er helemaal bijhoorde....

In de buurt van La Serena bevinden zich maar liefst drie belangrijke observatioria. De condities in de Elqui-vallei, waarin La Serena zich bevindt (geen grote steden en dus geen omgevingslicht en een vrijwel altijd wolkenloze hemel) zijn de reden dat astronomen van over de hele wereld juist hier sterren komen kijken.
Mijn bezoek aan Observatiorio Mamalluca begon rond een uur of 8 's avonds toen het net begon te schemeren. Veel sterren waren er nog niet te zien, maar wel kreeg je vast een goede indruk van de afgelegenheid van het geheel. De rondleiding begon met een half uur durend, zeer interessant verhaal van een amateur-astronoom. Het was goed bedoeld, maar hij had zijn publiek een beetje verkeerd ingeschat. Scheikunde en natuurkunde op VWO-niveau, wat kennis van filosofie en de relativiteitstheorie waren wel een vereiste om het verhaal te kunnen volgen.... Een aantal Chileense gezinnen met videocamera's keken vooral vertwijfeld. En het kon natuurlijk ook niet anders, we zijn tenslotte nog steeds in zeer katholiek gebied: Na 20 minuten over het ontstaan van sterren, de zon en aarde belandde er iemand in een geloofscrisis: Ik geloof u allemaal wel meneer, maar waar komt God er dan aan te pas? Los dat maar eens op, als astronoom zijnde!

Na dit enerverende praatje gingen we eerst naar buiten om de sterren met het blote oog gade te slaan. Op zich al indrukwekkend, want nog nooit in mijn leven heb ik zóveel sterren bij elkaar gezien! Onze gids legde wat uit over de verschillende sterrenstelsels. Ook boeiend, want ja: de sterrenhemel ziet er aan de onderkant van de wereld écht anders uit. Toen was het eindelijk tijd om door de telescoop te kijken. Een kleintje is het, vergeleken bij die van andere observatoria in de omgeving, maar toch nog steeds één die sterrenstelsels tot 140x uitvergroot. De telescoop en de koepel waarin deze staat wordt met behulp van een computer precies op het gewenste hemeldeel gericht...en dan is het: kijken maar! En wat zoeven nog een wazige vlek aan de hemel was, blijkt nu een cluster van duizenden sterren....

Inmiddels ben ik nog verder naar het noorden, nog verder richting Perú gereisd, naar het plaatsje Calama in de Atacama-woestijn. Daarover de volgende keer!

woensdag, november 27, 2002

Latinoland 23: Re-encuentras, Mochileros y Desaparecidos


Deze week was er een van re-encuentras (herontmoetingen). Allereerst met Mendoza, omdat dat nu eenmaal het meest gemakkelijke grensovergangspunt bleek. En dus weer terug naar het wijntentje waar ik al eerder was en haar eigenaar Martin, die bijna omviel van verbazing dat ik weer terug was. Het heeft wat schizofreens om 'weer terug' te zijn in een stad die nog niet helemaal de jouwe is, zoals eerder in Buenos Aires... Bekend maar toch niet.
Ook weer terug: warm weer! Van 13 graden in Bariloche naar 33 in Mendoza. Het is even wennen. Vooral ook omdat ook hier in Zuid-Amerika de winkels steeds voller raken met kerstornamenten. 'Rudolph the Rednose Raindeer' bij 30 graden is in mijn ogen volslagen belachelijk, maar het zal wel wennen.
En andere herontmoeting met Toby, een uit de kluiten gewassen Deen die ik drie maanden terug met een biertje in de hand naast een zwembad in Brazilie tegenkwam. Het biertje is er nog steeds! Toby is inmiddels 21 maanden onderweg, déze reis. Hij doet iets onduidelijks in de agrarische sector, wat er eigenlijk op neer komt dat ieder baantje sparen is voor de volgende reis. Het word wel moeilijker, geeft hij aan, nu de meerderheid van zijn vrienden aan huwlijken, kinderen en hypotheken begint.
Maar de belangrijkste herontmoeting is met mijn Schots-Amerikaanse vriendin Fiona uit Buenos Aires, die inmiddels in Santiago verder werk aan haar boek. Leuk om weer bij te kunnen kletsen en fotos van Buenos Aires te kunnen vergelijken.


Want ja, na ruim 2,5 maand is het me eindelijk, in ieder geval lijfelijk, geluk me los te rukken van Argentinie. Na een doorwaakte nacht vol sneeuw, kou, douaniers en stempels, stond ik op dinsdagochtend eindelijk in Santiago de Chile. Het eerste metroritje belichtte direct al de belangrijkste stadsproblemen van Santiago: In het treinstel hing boven het bordje: "Wat te doen in het geval van een aardbeving", een lichtbord met actuele informatie over de klimaatstoestand (lees: hoeveelheid smog) in de stad. Tot nu toe lijkt ik geluk te hebben: Iedere dag is het smogvrij genoeg om achter de koloniale gebouwen en palmbomen van Santiago de besneeuwde Andespieken te zien.

Na bijna een week kan ik zeggen dat ik Santiago een leuke stad vind. Het kostte me wat moeite me los te rukken van de beelden van "Mi Buenos Aires Querida " ("Mijn geliefde Buenos Aires" en gelijk de titel van een lied van Tango-koning Carlos Gardel). Maar Santiago is de perfecte overgang tussen het meer Europese van Buenos Aires en de complete chaos van Lima, waarnaar ik straks weer zal terugkeren.

De rit van Mendoza naar Santiago is nog geen 7 uur, maar het verschil tussen Chili en Argentinië, vaak in één mond genoemd als de twee meest Europese landen van dit continent, is overduidelijk. De enorme hoeveelheden vlees op het menu hebben plaatsgemaakt voor vis, de mensen spreken weer een ander (nu nóg onverstaanbaarder) Spaans en de wisselmeneer op het station meld mij vol trots dat "Chili nu het duurste land van Zuid-Amerika is". Hoera.

Gelukkig wordt hier minstens zoveel heerlijke wijn gedronken als in Argentinië. Een feit dat ik van de week, na een rondleiding in de beelschone wijngaarden van Concha & Toro (ook in Nederland in de schappen) en een bijbehorende proefsessie zelf heb kunnen vaststellen. En hoewel ik tango prachtig vind is het heerlijk om na al die tijd weer veel en goed salsa te kunnen dansen.

Tijdens mijn hele reis heb ik geprobeerd een beetje afwisseling aan te brengen in mijn logeeradressen. Zo min mogelijk echte (anonieme) hotels (meestal toch te duur), veel kleine familiehotels en "Casas de familia" (soort Bed&Breakfast), ideale plekken om veel Spaans te praten en hier en daar wat lokaal familieleven mee te pakken. Zo nu en dan is het echter ook meer dan prima om even terug te schakelen naar Engels en een biertje te drinken met een paar andere reizigers. In Santiago ben ik terecht gekomen in "La Casa Roja", backpackershostel if there ever was one! Dertig man bewonen een beeldschoon Victoriaans pand, nog volop in de verbouwing. Er wordt gepingpongd, gebarbecued en videos gehuurd en er hangt een sfeertje (of misschien is het de geur van bedorven voedsel in de koelkast) die me herinnert aan mijn eerste studentenhuis in Delft. Als deze plek iéts duidelijk maakt is het de totaal verschillende manieren waarop mensen met reizen omgaan.
Je in Zuid-Spanje vol laten lopen om de volgende dag op het strand uit te slapen is nooit mijn idee geweest van een welbestede vakantie, maar verre reizen zijn tegenwoordig zo gemakkelijk gemaakt dat je ook in de wat meer extreme uithoeken van de wereld mensen vindt die die dagbesteding aanhouden. En ja, zelfs als ik mensen tegenkom die al 7 maanden door Zuid-Amerika reizen en nog niet eens hun biertje in het spaans kunnen bestellen, of als ik iemand tegenkom die zijn 3 weken Argentinië in de tuin van het hostel doorbrengt, doe ik heel hard mijn best te denken "Dat iedereen nu eenmaal zijn eigen manier van reizen heeft". Dan zijn er de die-hard survivalers, die opwindende verhalen hebben over slangen in hun bed in Tibet en zelf-behandelde malaria in tijdens een tiendaagse boottocht over de Amazone. Er zijn mensen die na twee weken al doodgaan van eenzaamheid, omdat ze niets anders dan Japans spreken en er zijn mensen (zoals Toby) die al jaren onderweg zijn omdat het het enige is dat ze kunnen en willen in het leven. Het sfeertje in La Casa Roja is er niet minder om (in tegendeel). Ik geniet me suf als ik Gavin, een Australiër die net is aangekomen, vrolijk door hoor ratelen in het Engels tegen iemand die hier geen woord van verstaat. En dat hij dan vervolgens nog instemmend knikt bij het (voor hem onverstaaanbare) antwoord in het Spaans pleit nog meer voor hem.

Naast wijngaard bezoek was het lekker in Santiago door de stad te wandelen, schaakwedstrijden te volgen op de Plaza en vis te eten op de drukke markt. Eén totaal ander bezoek dat ik van de week bracht is aan de voormalige Villa Grimaldi. Een plaats die in de jaren 70 door Pinochets DINA (geheime politie) werd gebruikt voor de marteling en executie van politieke tegenstanders. Langzaamaan wordt de plek, in een buitenwijk van Santiago, omgebouwd tot een park ter herinnering aan de slachtoffers, waarvan in veel gevallen het lot nog steeds onbekend is: "Desaparecido", "Vermist".
In "Parque por la Paz", zoals het heet ("Park voor de Vrede") heerst een drukkende stilte. Er zijn niet veel mensen, een paar spelende kinderen en 2 andere toeristen. Veel meer dan een indrukwekkende lijst met namen en data is er voorlopig niet te zien. Maar toch verbaast het gebrek aan mensen me. Sterker nog, veel mensen aan wie ik onderweg de weg vraag lijken niet eens te weten dat het park bestáát. Net als in Argentinië lijken de mensen de donkere jaren 70 het liefst maar zo snel mogelijk te willen vergeten. Van de grote hoeveelheid boeken over politiek en geschiedenis in de Argentijnse boekhandels vind ik er slechts 1 of 2 die over de dictatuur gaan. Het boek dat ik zelf heb gelezen over de Argentijnse geschiedenis stópt simpelweg na Perón. De (Argentijnse) schrijver claimt dat na deze periode de sentimenten en persoonlijke betrokkenheid zo sterk worden dat het onmogelijk is er objectief over te schrijven. Herinnering is een sterk wapen, dat hebben de Dwaze moeders op de Plaza de Mayo en de bouwers van Parque por la Paz heel goed begrepen. Maar veel mensen wíllen niet herinneren. Het prachtige imago van "de meest Europese landen van Zuid-Amerika" zou zeker ernstig geschaadt worden en voormalige verantwoordelijken hebben nog steeds téveel aanhangers met dikke portemonnees en belangrijke functies. Dus blijft Pinochet voorlopig nog rustig verschijnen op cocktailparties....
Veel mensen vragen zich af waar die steun toch vandaankomt. Waarom wordt er gestemd op corrupte ex-presidenten en wie zijn die mensen die Pinochet nog steeds steunen? Want nee, het zijn zeker niet alleen die paar búlkend rijke mensen die Zuid-Amerika rijk is. Als Fujimori, ex-president van Peru, gevlucht naar Japan na eindeloze schandaal- en corruptieverhalen, de afgelopen verkiezingen inderdaad had meegedaan zoals hij graag had gewild, had de kans zeer wel aanwezig geweest dat hij weer president was geworden. Hoe kan dat toch?
Dat de problemen in Zuid-Amerika niet te vergelijken zijn met ons file-probleem en de wachtlijsten moge duidelijk zijn. En "een sterke man" ligt dan meer voor de hand dan het Nederlandse poldermodel. Wat mensen zich vooral herinneren van Fujimori is hoe hij de terroristen van Het Lichtend Pad opbergde. En veel mensen zien Pinochet als de man die de Chileense economie heeft gemaakt tot wat hij nu is: één van de, zo niet dé, sterktste van Zuid-Amerika(waarschijnlijk terecht)... En als je niet te eten hebt, of dagelijks beschoten wordt zal het je waarschijnlijk mínder boeien dat dat allemaal op een wat minder lieve manier bereikt wordt. Daarom zal ook voormalig president Menem bij de Argentijnse verkiezingen in januari, wel weer gekozen worden. Een corruptie- en drugsverleden zijn minder belangrijk dan de overtuiging van veel Argentijnen dat hij de kracht en ervaring heeft om het land uit de crisis te leiden.

Inmiddels ben ik aangekomen in Valparaíso, een havenplaats niet var van Santiago. De stad is een sprookje: De haven met knalblauwe zee, de stad die opkruipt tegen de heuvels, duizenden kleine gekleurde huisjes, flanerende marine-mannen in uniformen uit de hele wereld (ok dames, niet gelijk en masse afreizen ) en overal grappige rammelende liftjes die je de verschillende heuvels opbrengen. En veel, heel veel schaal- en schelpdieren natuurlijk.... Mjam.

zaterdag, november 16, 2002

Latinoland 22: Immigrantes y Hielo cayendo


Raar is het, ik heb nog 5 weken vor de boeg, een stuk langer dan een "gemiddelde" vakantie, maar ik heb toch het gevoel dat het einde zo alngzamerhand dichterbij komt. Kerstplannen worden gemaakt, cadeautjes gekocht en doordat ik steeds meer richting Peru ga (goed, er ligt nog een heel land tussen, daar niet van...) heb ik het gevoel dat ik een beetje "op de terugweg" ben... Eerst nog maar eens een verhaaltje dan...

Hoewel het grootste deel van Zuid-Amerika een grote mix van volken, kleuren en rassen is, vind je over het gehele continent kliekjes de niet zijn opgegaan in de massa. Oude kolonisten die stug vasthouden aan hun eigen gewoonten, kleding en taal. In het zuiden van Brazilië vind je bijvoorbeeld hele enclaves Duitsers. Er zijn dorpjes daar waar ieder jaar Bierfesten worden gehouden, compleet met worst en lederhosen.

Argentinië is het immigratieland bij uitstek. Aan het einde van de vorige eeuw werd immigratie door de Argentijnse regering actief gepromoot. Er was een enorme hoeveelheid leeg land en de Argentijnse politici hadden een groot vertrouwen in de komst van Europese en met name Anglosaxische immigranten: Deze mensen zouden het land leren wat werklust, verantwoordelijkheid en respect voor gezag was! (Het spreekt voor zich dat dit soort uitspraken werden gedaan in een tijd dat er nog géén verkiezingen werden gehouden). Wat er in eerste instantie aankwam in Argentinië viel de politici een beetje tegen: Arme Ieren op de vlucht voor de hongersnood en religieuze vluchtelingen... Uiteindelijk kwamer echter ook de meer "sosphisticated" families waarop was gehoopt.

Patagonië werd voor veel immigranten hun nieuwe thuisland. Op foto's in het Museo de Pioneros in Rio Gallegos (in het uiterste zuidpuntje van Patagonië) zie je mannen in donkere pakken met grote snorren en dames in enorme jurken met hoeden en corsetten. God, wat moeten die mensen geschrokken zijn toen ze in dit lege, "windswept" (in goed Nederlands...) land aankwamen. Hard geprobeerd natuurlijk, om aan de eigen tradities vast te houden, maar dat zal niet meegevallen zijn!
In die tijd was Patagonië ook niet helemáál zo leeg als de mensen was verteld. Verschillende stammen Telhuelche-indianen zwierven rond, wat ook even schrikken moet zijn geweest. Vlakbij Puerto Madryn doet het volgende verhaal de ronde: Een groep van enkele Welsh families trok vanuit de kust een paar dagreizen (te voet!) het land in om een nieuwe vestigingsplaats te zoeken. Eén nacht zochten ze beschutting in de luwte van een heuvel. Bij het onwaken echter, zagen ze zich omringd door een enorme groep van zeker 80 Telhuelches. Eén van de Welsh-babys begon te huilen, waarop haar moeder haar in de armen legde van één van de Telhuelche-vrouwen. Deze suste het kind en gaf het terug aan de moeder. En de basis voor een wat ongewone vriendschap was gelegd.
In veel gevallen hielpen de Telhuelche de nieuwe immigranten te wennen aan hun nieuwe land. En dat, samen met hard werken, hielp. Veel families hebben, ondanks de moeilijke start, uiteindelijk een leven opgebouwd dat véél beter is dan dat ze in hun geboorteland hadden kunnen krijgen. En "in the process" hielpen ze mee met de opbouw van Argentinië. Zo komt het dus dat je rond Puerto Madryn gemeentes tegenkomt waarin 30-50% van de bevolking claimt Welsh te zijn, waar mensen onderling die taal spreken en hight tea serveren, maar waar ze ondertussen óók trots zijn op hún land: Patagonië, Argentinië.
In Gaiman, één van die typisch Welshe plaatsjes bezoek ik een theehuis. Ondanks de palmbomen die het gebouw omzomen is het een totaal Britse enclave: Bloemetjesbehang en -tapijt, scones, een theepot in een gebreid roze hoesje en een lelieblanke serveerster met erg jaren 80-Brits haar. En om het allemaal nog echter te maken hangt in de gang een grote foto van het bezoek dat Princess Di er een jaar of tien geleden bracht. Het plakkaat naast haar foto is gezwollen van trots. Dat zal me een event geweest zijn!

Argentijnen grappen vaak dat de Mexicanen van de Mayas stammen, de Peruanen van de Incas en Argentijnen van de boten (waarmee ze uit Europa kwamen). De crisis heeft de situatie nogal veranderd. Het immigratiebeleid heeft in veel gevallen plaatsgemaakt voor: "beschermen wat we hebben" (Waar ken ik dat toch van?!) en met name in Buenos Aires kon je veel mensen tegen met bepaald ongezonde denkbeelden over hun Boliviaanse en Peruaanse buren, die tot voor een aantal jaren terug (toen Argentinië het rijkste land in de omgeving was) in grote getale naar Argentinië kwamen om de baantjes aan te nemen waar de Argentijnen zelf geen zin in hadden: Fabriekswerkers, bedienend personeel, huishoudelijk personeel. Inmiddels gaan veel van deze mensen terug naar hun land, simpelweg omdat het geld dat ze verdienen niet meer de moeite waard is. En er is nog een ander gevolg van de crisis: Veel internationale bedrijven verplaatsen hun vestigingen naar andere landen met medeneming van hun -vaak hoogopgeleid- Argentijns personeel. Iets dat in de toekomst nog wel eens zuur kan uitpakken voor de Argentijns maatschappij. Of, zoals een verkoper met literaire ambitie bij Hecho schreef: We kwamen op de boten en nu vertrekken we met het vliegtuig....

Vanuit het Noorden van Patagonië ben ik verder afgezakt naar het zuiden. Nog niet helemaal in het zuidelijkste puntje, maar toch wel zóver dat er lustig wordt rondgestrooid met de term "Het einde van de wereld": El Calafate. Het dorpje zelf is één groot toeristengat, maar het biedt toegang tot Argentiniës bekendste Nationaal Park: Parque Nacional Los Glaciares. De Perito Moreno Gletcher in dit park is een "Glacier Avanzando", een gletcher die nog steeds in grootte toeneemt (hoewel die groei met de temperaturen de laatste jaren schijnbaar een beetje tegenvalt).
De gids in het park weet het mooi te brengen: Voor het busje een grote bocht omgaat die ons de eerste blik zal gunnen op de Glacier vraagt ze ons alle postkaarten en plaatjes die we hebben gezien in gedachten te nemen en die te vergelijken met wat we zo direct gaan zien: "Señores y señoras, Ladies and Gentlemen: Perito Moreno Glacier!".... En jawel: 8 man houden hun adem in: 4 km breed, 14 km diep en 60 meter hoog ijs, een schitterende blauwe glans, scherpe pieken, een turquoise meer en overal ijsschotsen. Een bootje brengt ons tot op 300 meter afstand. Dichterbij kun je niet komen, want continu vallen gigantische brokken ijs met veel spectakel in het "ijsbergkanaal". Het geluid van de ijsbergjes tegen de boot ontlokt aan één Gucci-bebrilde Argentijnse dame vol goud de kreet: "Titanic!".De rest van de middag bekijk ik de glacier vanaf de kant. Het meest indrukwekkende is toch wel het geluid van het constante werken van het ijs: gekreun, gepiep en af en toe een donderend geraas als er weer een deel instort. Het park is uitgeroepen tot "World Heratage Site", een plaats die bewaard moet worden voor onze kinderen en kinds-kinderen, om deze te herinneren aan de tijd dat deze ijsgiganten in grote getale over de wereld kropen.... Laten we hopen dat dat lukt!

Vanuit El Calafate dus weer naar het noorden: Bariloche. En van Wales kom je dan ineens terecht in Zwitserland: Prachtige besneeuwde bergtoppen, naaldbomen en meren. In het stadje Bariloche veel Chalet-achtige gebouwtjes en keienstraatjes. Het centrale plein heeft een adembenemend uitzicht over het meer en de bergtoppen erachter en je kunt er op de foto met een St. Bernhard. Gisteren heb ik een stuk gewandeld in de heuvels in het dorpje Llao llao, hier vlakbij. Ook hier weer meren en naaldbomen en een schattig kerkje van houten bielsen. Ik krijg de behoefte rond te gaan rennen en heel hard "The hiiiiills are aliiiive!" te gaan zingen. Gelukkig herinnert een groot bamboebos en de siësta in het dorpje er me nog net op tijd aan dat ik wel degelijk nog steeds in Argentinië ben!
Maar Argentinië zit er nu wel bijna op. Vanmiddag reis ik met de bus verder naar het noorden, naar Mendoza, om daar de grens over te steken.

Het volgende bericht zal dus vanuit Chili komen!

woensdag, november 06, 2002

Latinoland 21: Un Quilombo, En la Carpa y Moca de Ballenas


Jullie hebben weer even moeten wachten op een nieuw verhaal. Vorige week nog een week (ja, nóg een week!) in Buenos Aires doorgebracht en niet veel opmerkelijke dingen gedaan of beleefd. Op wat kleine dingen na natuurlijk....

Zo was er allereerst een bezoek aan het beroemde Café Tortoni. Mijn huisgenootje Fiona schrijft haar proefschrift over Latijns Amerikaanse schrijfsters en Café Tortoni is dé plek waar zich de intellectuelen, schrijvers en componisten ophielden en schijnbaar nog ophouden. Het café heeft een erg Parijse uitstraling, veel spiegels en glas-in-lood, sigarettenrook en met goud behangen dames van middelbare leeftijd. In een apart zaaltje wordt een tangoshow gegeven. We krijgen een prachtig plekje vooraan, en met een fles wijn en een bakje olijven genieten we van het enorm foute vermaak: Een zanger die op André Hazes lijkt, een te dik meisje dat een prachtige tango danst met een meneer in een hele blauwe broek en de eigenaar die als een grote glimmende aardappel rondloopt om iedereen tot meezingen te manen. Wat een kitch! Maar de muzikanten zijn fantastisch en het enthousiasme van publiek en performers is zeer aanstekelijk. Toch nog ergens een tango-CD op de kop tikken!

"¡Que quilombo!", één van de meest Argentijns-spaanse uitspraken die er bestaat. Officieel is een "quilombo" een bordeel, maar Argentijnen gebruiken het voor alles dat een puinhoop is. En dat is nogal wat, zeker de het afgelopen jaar: De banken, het verkeer, de regering: Un quilombo, un quilombo, un quilombo.... Wat zéker een quilombo was, was mijn huis de afgelopen week. Mijn twee Porteño-vrienden hadden besloten te verhuizen naar een meer centrale lokatie in Buenos Aires en het huis moest daarom stante pede worden opgeknapt voor nieuwe bewoners. De werklui die daarvoor waren ingehuurd brachten de dag door met het drinken van maté, het bellen van heel veel verschillende mensen en het werken op 5 verschillende plaatsen tegelijk. Daar was een hele plausibele verklaring voor, die ik ergens ben vergeten in de tijd tussen dat ik niet meer kon douchen (omdat ze het bad aan het verven waren) en dat ik probeerde te internetten in een kamer zonder meubels (terwijl naast mij iemand met een drilboor de muur aan het weghakken was). "¡Que quilombo!" Uit verhalen heb ik inmiddels begrepen dat veel werklui hier in veel gevallen erg hun best doen aan het Latino-stereotype te voldoen. Zo hoorde ik van een Nederlands gezin dat al een poosje in Sao Paulo woonde en waar een ruitje was geseuveld. Eén ruitje. Na een telefoontje naar de glaszetters kwamen er vijf werklui langs. Vijf. Voor één ruitje. Het duurde twee dagen voor het was vervangen. Want vijf werklui hebben heel wat bij te praten als ze elkaar al een poos niet hebben gezien! De Nederlandse man kon er inmiddels om lachen....

Maar uiteindelijk ben ik dan toch definitief (?) vertrokken uit Buenos Aires. Eerst maar een heel klein stukje, naar het piepkleine pampa-plaatsje San Antonio de Areco. Een busrit dwars door enorme velden vol koeien. Areco is zo'n plaatsje waar niemand zijn fiets op slot zet, de vleeswarenjongen in de "supermarkt" de volgende klant bij zijn voornaam aanspreekt en waar een aantal van die stoffige kleine kioskjes zijn, waar men werkelijk alles verkoopt (zodra men het heeft gevonden). Areco heeft een zekere faam opgebouwd als Gaucho-stad, met een museum geheel gewijd aan dit super-Argentijnse symbool. Veel zwepen, dolken, zadels en pistolen. Helemaal in het wilde westen. Het gastenboek, dat bijna geheel gevuld is met verhalen van Argentijnse bezoekers is vol trots. Zodra het heden een quilombo is gaan mensen hun verleden koesteren....In Areco verbleef ik voor het eerst sinds járen weer eens in een tent. Het landleven leek wel weer eens leuk na bijna twee maanden in de stad. Maar de afgelopen jaren, en zeker na ook nog eens twee maanden in een mode-bewuste stad als Buenos Aires, ben ik wel een ontzettende stadstrut geworden. Nog net geen hakken, maar met gelakte nagels en fancy zonnebril en al. En met de slappe lach opspringen als er tijdens het afwassen een dikke pad op je schoenen gaat zitten. Dat soort dingen. Waar ik dan wel weer helemaal trots op ben is mijn eerste geheel-eigenhandig bereide parilla. Want het zou geen Argentijnse camping zijn zonder minimaal twee dozijn barbecues op het terrein. En de "Bife de Lomo" die deze Hollandse daarop met de juiste portie geduld op heeft bereid, daar zou de gemiddelde Argentijnse asador (iemand die in een barbecue-restaurant werkt) nog een puntje aan kunnen zuigen. Zo.

Enkele dagen geleden dan eindelijk weer eens een échte busrit achter de rug. Na 20 uur bussen op zaterdag aangekomen in Puerto Madryn, Patagonië. Het landschap van Patagonië is ongelooflijk. Niet zozeer door schoonheid, als wel door de ongelooflijke leegte. Honderden kilometers lang niets anders dan gras en lage doornstruiken. Na 6 maanden Latijns Amerika kan ik me nog steeds verbazen om het ongebruikte land, de verlatenheid die je niet alleen hier, maar in álle landen die ik ben gepasseerd tegenkomt. In het noorden van Perú schijnen delen te zijn waar je gewoon naartoe kunt gaan met je naambordje en je rol prikkeldraad om een willekeurige lap grond te claimen. Zodra je het gaat bebouwen of beplanten is het van jou.... Onvoorstelbaar voor iemand opgegroeid in de Hollandse Randstad waar iedere vierkante centimeter is bezet!

Maar terug naar Patagonië. Puerto Madryn is, naast een haven, dé uitvalsbasis voor mensen die Peninsula Valdes willen bezoeken, een schiereiland en nationaal park dat beroemd is om zijn fauna. Toen ik me op maandagochtend meldde om met een tour mee te gaan, bleek de stress op het kantoortje van de travel agency een beetje toegeslagen. De enige engelstalige gids bleek ziek en nu zat de eigenaar met een spaanse gids en een half busje mensen die alleen engels spraken. Maar als ík nou even zou vertalen, kreeg ik de volgende dag een andere tour gratis... Niet gedacht dat mijn opgedane kennis van het spaans al zo snel iets op zou leveren!

Onze gids heette Monica, een enorme blonde Argentijnse, met een welluidende lach en een onuitputtelijke kenis van (onder meer) het sexleven van de complete fauna van het schiereiland: "De penis van een Ballena franca austral (walvis) is tussen de 1 meter en 1,80 meter lang." Scary!
Onze eerste stop was Puerto Piramides, waar we inscheepten op een bootje om de walvissen te bekijken die in de baai van het schiereiland hun kinderen krijgen en bescherming zoeken tegen de orcas. De eerste walvismoeder met kind kwamen we al na een tiental minuten uit de kust tegen. Op een meter of tien van de boot verdwenen eerst een enorme staart en daarna een kleinere (maar toch nog steeds een erg grote) in het water. Die ochtend hebben we zeker 15 verschillende walvissen gezien. Van de vissen zelf (pardon, zoogdieren) zie je niet veel meer dan de bulten en staarten die zo nu en dan boven het water uitkomen. Maar de grootte en het geluid van de ademhaling is onbeschrijflijk. De naam "Ballena franca" wil ondermeer zeggen dat het franke, nieuwsgierige en bepaald geen teruggetrokken dieren zijn. Sommige taferelen waren dan ook onvergetelijk. Zeker de "kleintjes" leken af en toe echt met de boot te spelen. Ze kwamen op aanraakafstand, bliezen hun "moca" (snot) in je gezicht en doken dan met hun enorme lijven onder de boot door. Al die tijd wijkt moeder walvis niet van hun zij. En als ze dan definitief onderduiken om een ander speeltje te zoeken durft iedereen op de boot eindelijk weer adem te halen....

De tocht over het eiland gaat verder naar Caleta Valdes en Punta Norte. Onderweg veel guanacos (soort llamas), nandú (soort struisvogels) en amadrillos. Aan de kust huizen kolonies zeeolifanten. Wel eens een klomp vet van 4000 kilo met het geluid van een buitenboordmotor enthousiast over het strand zien schuiven? Dat is wat je ziet als je het "eerste mannetje" van een zeeolifantenkolonie bezig ziet. Het strand ligt vol vrouwtjes die lui in de zon liggen en af en toe hun best doen uit de weg te blijven van die dikzak, terwijl in een nabij ondiep poeltje zeker 20 kleine zwarte "pups" rondspartelen. Het is prachtig om een poos in de zon te zitten en de bewegingen van deze kleine gemeenschap te bekijken.
En sommige mensen weidden daar hun hele leven aan. Op Punta Norte woont Roberto, een onderzoeker en natuurbeschermer, alleen met zijn paard. Hij zit daar al tien jaar, niet zozeer voor de olifanten als wel voor de orcas, die bij hoog tij komen om te langzame olifanten van het strand te pikken. Hij kent ze allemaal, de orcas, en zij kennen hem. Hij speelt mondharmonica voor ze en heeft de meest verbluffende fotos en verhalen. Orcas, zo beweert hij, zijn de meest intelligente dieren die er bestaan, omdat ze om hun doden treuren, net als wij mensen. En zo vertelt Roberto hoe de bewoners van Caleta een aantal maanden terug verbaasd toekeken toen een groep orcas in een lange stoet kwam aanzwemmen. Niet springend over de golven, zoals normaal gesproken, maar in een lange, statige rij. Pas toen ze dichterbij kwamen zagen de bewoners hoe de voorste orca, een vrouwtje, een kleine orca in haar bek droeg. En hoe de andere orcas haar begeleiden als de begrafenisstoet voor haar overleden jong.

De excursie van gisteren ging naar Punta Tombo, een grote pinguinkolonie zo'n 200 kilometer ten zuiden van Madryn. Waar iedereen op maandag vooral onder de indruk was en bezig was zijn adem in te houden, werd er gisteren vooral veel gelachen. Pinguins hebben zulke menselijk trekjes dat ze onvermijdelijk op je lachspieren werken. In Punta Tombo loop je er middenin, zeker nu de helft van de pinguins (mannetjes én vrouwtjes, ze delen het heel ge-emancipeerd!) op eieren ligt te broeden. Ik heb een paar uur lang genoten van hun oude-herengedrag als ze het water inliepen, het bijna arm-in-arm lopen van sommige pinguinstelletjes en vooral hoe ze gezellig terug gaan staren als je jou zien kijken.

De komende dagen wordt de reis naar het zuiden verder voortgezet!

dinsdag, oktober 22, 2002

Latinoland 20: Vino, Argentinos en la Nieve y Theorias de Ignacio


Het heeft even geduurd...mijn vader heeft me bezig gehouden!
Alweer twee weken geleden heb ik mijn vader 's ochtends vroeg kunnen ophalen van het vliegveld, om twee weken samen te gaan reizen. Hij kreeg gelijk een prachtige les in Latijnsamerikaanse organisatie: Twee douane-uitgangen die uit elkaars zicht liggen, zodat je toch in ieder geval 50% kans hebt dat je je wachtende familieleden treft.


Natuurlijk moest er veel bijgepraat worden, en voor Jan, ook veel kennisgemaakt. Met de stad, het Latijnsamerikaanse verkeer (taxichauffeurs die over de passagiersstoel liggende met één hand het raampje gaan dichtdraaien terwijl ze een truck inhalen), Argentijnse biefstukken, Argentijnse wijn, Porteños en hun begroetingsrituelen (Vandaag weer een gesprek, opgevangen tussen klant en winkelier: "Hoe gaat het ermee?" "Fantastisch!" "Daar ben ik blij om!"). Zaken die voor mij al gewoon zijn geworden, waren voor Jan nog helemaal nieuw, iets dat dan weer heel leuk en gezond was voor mij.

Dan waren er een aantal kennismakingen die voor mij gelijk een afscheid inluiden. Allereest van mijn huisgenoten. Afscheid in de vorm van een verjaardagsfeest voor Martin, één van mijn porteño huisgenoten, met een ontstellende hoeveelheid drank en taart. En natuurlijk van Hecho, waar Jan uitgebreid werd gezoend door één van mijn vrolijke mannelijke straatvrienden.

Na drie dagen Buenos Aires hebben we de bus genomen naar Mendoza. Een busreis van 13 uur, maar zo confortabel dat Jan eigenlijk wel de hele tijd zo had willen reizen. Leren stoelen (ze moeten wat met dat biefstuk-restafval) waarbij de businessclass in een vliegtuis zou verbleken...

Mendoza bleek een heel leuk stadje, met overal prachtig betegelde pleintjes en fontijntjes en een heerlijke kleinstadse atmosfeer. Het stadje ligt in het Cuyo-district, waar 80% van de Argentijnse wijn vandaan komt. De druiven zijn destijds meegenomen door de Europeanen en bleken het in het droge, maar geirrigeerde Mendoza prima te doen. Tot voor 20 jaar geleden verdween de volledige wijnoogst in de buiken en kelders van de Argentijnen, maar de laatste jaren wordt er meer en meer geexporteerd. En terecht! Zelfs voor de studentenprijzen die wij in het huis betalen (vanaf 1 (één!) euro) voor een fles, ben ik eigenlijk nog geen slechte wijnen tegen gekomen. Al met al kun je geen beter excuus verzinnen om minimaal één nieuw flesje per dag te proberen. De tweede dag in Mendoza hebben we helemaal in het teken gesteld van de wijn. Eerst een aantal bodegas bezocht, een rondleiding gekregen en al om half elf Žs ochtends aan het eerste proefglas, samen met een buslading Argentijnse bejaarden, die allemaal op ons gingen proosten toen ze hoorden dat we uit Nederland kwamen. De jongen die ons rondleidde moest natuurlijk nog wel even vermelden dat San Felipe ook naar Nederland wordt ge-exporteerd. Dus willen jullie proeven wat wij hebben geproeft:
www.bodegalarural.com.ar
De tweede bodega was piepklein, er werkten slechts 5 mensen. Prachtige wijnkelder waar 1 mevrouw met de hand alle etiketten aan het vastplakken was. En gewandeld tussen de olijfbomen en druivenplanten met uitzicht op besneeuwde bergtoppen.
Terug in Mendoza was het tijd voor een wijnbar. Genoten van een paar heerlijke glaasjes en een berg kaasjes, olijven en ham. De eigenaar, een jonge jongen die in ons onmiddellijk een stel connesseurs herkende (hum...?!) blééf nieuwe flessen aandragen en nodigede ons uit om die avond gezellig terug te komen, wat we natuurlijk hebben gedaan. De volgende dag was een weinig productieve....

Vanuit Mendoza zijn we een dag de bergen ingeweest. De internationale weg naar Chili (Mendoza ligt zo'n 200 km van de grens) biedt spectaculaire uitzichten op de hoogste pieken van het continent. De tour waar we mee gingen was even schrikken. Niks geen kleine 4WD, maar een complete bus vol Argentijnse gezinnen en één verdwaalde Japanse jongen die geen Spaans en 3 woorden Engels sprak. De eerste stops stond ik vol verbijstering te kijken naar de enorme hoeveelheid mensen die zich voor nog grotere groepen mensen lieten vereeuwigen voor historische bruggen en vergezichten. Want met onze bus waren we terecht gekomen op een punt waar nóg 4 bussen van hetzelfde formaat stonden. Ik houd mezelf graag voor de gek met het idee dat ik als enige toerist de Andes door dartel en heb fotos van de brug dan ook verder maar laten zitten. Dankzij onze geweldige gids slaagden we er uiteindelijk in de andere bussen min of meer af te schudden en hebben we gelukkig uitgebreid kunnen genieten van de relatieve rust, de varieteit aan kleuren en de de waanzinnige indrukwekkende bergpieken. Er werd gestopt voor een stuwmeer en de Aconcagua (de hoogste berg van Latijns Amerika met meer dan 6900 meter). De Puenta del Inca, waar thermaal water door allemaal kleine gaatjes naar boven borrelt, dat een prachtige gele (van het sulfaat in het water) natuurlijke brug op heeft gelevert. Waar ze overigens ook weer hun best hebben gedaan op vreselijke souvenirs: Alle rotzooi die mensen ooit in het water hebben laten vallen (Blikjes, kinderschoentjes, mutsen) en die door de minelralen in het thermaal water zijn versteend kun je voor een habbekrats meenemen. Leuk. Een andere stop was Los Penitentes, een skioord in de wintermaanden, waar we werden losgelaten om een poosje in de sneeuw te spelen. Dat lieten de Argentijnen zich geen twee keer zeggen! Velen van hen hadden moonboots gehuurd en de combinatie witte benen-korte broek-moonboots was onvergetelijk! Ook mooi om te zien dat skihotels er blijkbaar over de gehele wereld hetzelfde uitzien! Dan was er nog de hoogste stop, vlak voor de grens met Chili, het plaatsje Las Cuevas. In hoogzomer kun je hier nog verder de berg op. Maar met zo'n 5 meter sneeuw op de weg was het bordje "Intransitable" (ontoegankelijk) misschien wat overbodig!

Vanuit Mendoza wegens de korte tijd met het vliegtuig naar Salta, bijna tegen de grens met Bolivia. Het wordt eens te meer duidelijk dat er nauwelijks sprake is van één Argentinië (net zoals er niet één Peru of één Bolivia is), want ineens, na bijna 2 maanden Europa zit ik weer volop in de Andes-cultuur: dames met vlechten, vuile schoenpoetsjongetjes, markten met veel vreemde aardappelen, llamas en een plein waarop ik me zo terugwaan in Arequipa, Peru.
Vanuit Salta hebben we een twee-daagse tocht ondernomen door de Quebrada de Humahuaca, een vallei vol piepkleine dorpjes, waar indigene gezinnen al generatie op generatie dezelfde oogst binnenhalen, naar de kerk gaan en op dezelfde wijze op de plaza met de buren praten. Na de volle bus van de vorige keer hadden we besloten tot een iets andere aanpak: een piepklein Ford-K-je met daarin onze privé-gids Ignacio.
Weer twee dagen lang adembenemende berggezichten. De bergen in de Quebrada bevatten verschillende metalen, die zorgen voor een waar schilderspallet aan kleuren. In het plaatsje Pumamarca, waar we in een práchtig Trisha Guilt-style hotel de nacht doorbrachten, staat ligt zelfs de beroemde berg met de zeven kleuren. Meer nog dan de bergen, kleuren en cactussen was ik weg van de kleine dorpjes. Met kerken waarin iemand uitgebreid de tijd neemt je de schilderijen uit te leggen. Met kinderen die voetballen in de blubber. Met dames met schaapjes aan een lijntje. Met vaders met kinderen op de fiets. Met verlegen zusjes die bést op de foto willen.....

En of dat allemaal nog niet genoeg was bleek Ignacio op zichzelf al een attractie. Zijn leeftijd wilde hij niet onthullen (Je bent zo oud als je je voelt), maar afgezien van een onuitputtelijke kennis van het gebied had hij antropologie en archeologie gestudeerd, sprak hij Spaans, Portugees, Italiaans, Engels en twee indiaanse talen en had hij tussendoor nog tijd gezien 2 kinderen te krijgen, boeken te schrijven en een CD op te nemen met zijn eigen muziek. Gestudeerd bij de Jezuïeten, academisch opgeleid en nog steeds een verklaard katholiek was hij niet de meest voor de hand liggende persoon voor de discussies die we 's avonds hadden. Op de één of andere manier staan in Nederland hoog-opgeleid en/of gelovig en andersinds spiritueel op gespannen voet. Maar wie ooit wel eens een boek heeft gelezen van Isabel Allende of Gabriel Gracia de Marquez, weet dat dat in Latijns Amerika helemaal niet zo hoeft te zijn. Spiritualiteit zit door de nabijheid van de natuur en de indiaanse volkeren veel meer verweven met het dagelijks leven. Dus hadden we het 's avonds onder het genot van een wijn en een comida typica (streekgerecht) over Indiaanse mythen, Einsteins wiskundecijfers, levitatie, het verband tussen Stonehenge, de Inca-tempels en de pyramides in Egypte, kennis van een hogere macht, buitenaardse wezens en de overeenkomsten tussen wereldreligies.

Inmiddels ben ik ben weer terug in Buenos Aires en is mijn vader weer op huis aan. Hij schreef me dat hij nog wel even zal moeten bijkomen van alle indrukken!
Ondertussen zijn er weer nieuwe mensen in mijn huis en wacht ik de komst van een aantal oude vrienden nog even af, terwijl ik mijn trip naar het zuiden van Argentinië plan.
Hasta pronto!

maandag, oktober 07, 2002

Latinoland 19: Noticias, Polo y Decir NO


Mijn laatste weekje Hecho, mijn laaste dagen Buenos Aires. Morgen komt mijn vader langs om twee weken samen te reizen. Hoewel ik hier nog wel een aantal dagen zal doorbrengen heb ik de afgelopen week toch al een beetje afscheid genomen van de stad. En het valt me zwaar... Net nu ik de weg begin te kennen, nieuwe mensen in het huis wegwijs maak, zelfs Porteños de juiste busstop wijs en me bij Hecho echt nuttig begin te maken ga ik weg! Buenos Aires is een klein beetje mijn thuis geworden, waar ik als eerste stad ook qua kleurtje een beetje kan opgaan in de bevolking. Dus dan toch maar even een opsomming van die dingen die Buenos Aires Buenos Aires maken en die ik zo ga missen:
* Groeten: het begroeten van nieuwe vrienden (lees: iedereen aan wie je je voorstelt of wordt voorgesteld) met één zoen. Como estas?...en ze willen het antwoord nog horen ook! Maar ook het groeten van (ok, zónder zoen) de mensen in mijn buurtje die ik heb leren kennen: de beveilingingsman van de winkel op de hoek die altijd een beetje hoffelijk naar me buigt, de kassiére van de supermarkt die verliefd is op prins Philippe van Spanje, de jongen van de kiosk die muntjes spaart en de jongen op het treinstation die altijd zo moet lachen als ik weer eens bíjna mijn trein mis.
* De blikken op de stad: Rijden met de bus over 9 de Julio, die achterlijke 16-baans autobaan; Plaza de Mayo in de zon, met palmbomen en duiven; De enorme vlag op Plaza San Martin.
* De Porteños: Hoe gaat het? Waar kom je vandaan? Kan ik je helpen? Ben je verdwaald? Ow, ik ben dól op Holland! En als er ook maar een sprankje zon is zoeken ze met zijn allen het dichtsbijzijnde stadspark op, om daar zo nakend mogelijk te gaan liggen, mét thermos en maté natuurlijk (en de hond, voetbal, kroost, oma, barbecue, stereo en picknickmand...)
* De faciliteiten: Heerlijke restaurants, gezellige barretjes, mijn gym (zónder uitsloverige mannen!) prachtige kleding, enorme boekwinkels... (en met 3.7 peso voor een dollar zou je ze nog bijna leegkopen ook...)

Mijn vader laat me over de mail weten dat hij het jammer vindt de aankomende twee weken de soap van de Nederlandse politiek te moeten missen. En hoewel LPF jullie behoorlijk bezig weet te houden, is de Argentijnse soap zeker ook de moeite waard! Vorige week heeft buurman Lula, de Braziliaanse presidentskandidaat waarover ik jullie al eerder vertelde het gewaagd Argentinië (on camera) een Republiekje en een slecht voorbeeld te noemen. De Argentijnse media raken er niet over uitgebriest. Nu staat Lula al niet bekend om zijn subtiele uitlatingen (in dezelfde speach moest andermaal de VS het ontgelden), maar er zijn betere manieren om je buurland aan je te binden! Ondertussen proberen Argentijnse politici driftig een accoord te bereiken met het IMF en de Wereldbank om toch maar niet de torenhoge schulden te hoeven betalen die in December afgelost zou moeten worden. En dan is er de nieuwe wet die men geaccepteerd probeert te krijgen. De wet moet ervoor zorgen dat alle 2.3 miljoen straatarme kinderen tot vijf jaar en zwangere vrouwen recht hebben op een bepaalde basisverzorging. Met name in de Chaco-provincie in het noorden van Argentinië is de nood op het moment hoog en de wet moet ervoor zorgen dat deze groep in ieder geval te eten heeft. Voor het accepteren van de wet zijn 400.000 handtekeningen (1,5% van het electoraat) nodig, en als je de rijen geduldig wachtende Porteños ziet voor de straatstandjes met handtekeningenformulieren, komen die er wel.

Alsof het contrast tussen de verkopers van Hecho en mijn eigen leven nog niet groot genoeg is heb ik vorige week, direct na thuiskomst van Hecho, een bezoek gebracht aan Argentiniës nr.1 sport. Verbazingwekkend genoeg is dat geen voetbal, maar polo! Twee jongens van onze gym namen Daniel en mij mee naar de belangrijkste countryclub van Buenos Aires. Hoewel ik toch inmiddels wel wat gewend ben keek ik mijn ogen uit bij de gigantische huizen op het terrein. De polo-wedstrijd zelf vond plaats op een enorm groot en gladgeschoren grasveld. Langs de kant veel Ralph Lauren, hoedjes, Gucci-brillen en baretten. Het spel begreep ik niet echt, af en toe waren de spelers zo ver weg dat ik de bal nauwelijks kon onderscheiden, maar het geluid van acht aanstormende paarden was indrukwekkend! En wat voor paarden! Volgens één van de staljongens die we spraken zijn polopaarden Argentiniës enige exportproduct dat, hoewel misschien wat niche, nog in de lift zit. Maar de mooiste paarden houden ze lekker zelf...En het is dan toch weer leuk om te zien dat het eigenlijke verschil tussen de mensen op het polo-veld en die in Hechos wankele kantoor, misschien maar denkbeeldig is. Die ochtend bij Hecho en die middag tussen de hoedjes beland ik in dezelfde discussie: Is het beste voetbalteam van Buenos Aires Boca of River?

De laatste week bij Hecho was geen gemakkelijke. Hoewel het werk zelf en het converseren met de verkopers me steeds makkelijker afgaat worden ook de scherpe kantjes duidelijk. Het lijkt wel of iedereen deze week zonder geld zit. Op één dag komen er zeker 15 man vragen om revistas fias (tijdschriften op de pof). De schulden die de verkopers bij Hecho hebben worden bijgehouden in een schrift en hoewel de regels hier en daar wat te buigen zijn worden er wel grenzen getrokken. Heeft iemand een aanzienlijke schuld (meer dan een peso of 5, om die op te lossen moeten er 6 tijdschrifeten worden verkocht en niets uitgegeven) zitten fias er niet zomaar in. Ze moeten dan eerst met Jorge praten en uitleggen hoe ze het denken af te lossen. Ik ben dus (gelukkig) niet degene die de uiteindelijke beslissing moet nemen, maar als er een oudere Malvinas-veteraan (die altijd erg mooi gedichten voor me declameert) voor mijn neus staat die dreigt zijn kamer kwijt te raken als hij niet heel snel met geld aankomt, kost nee-zeggen toch erg veel moeite....Gelukkig maakt dat me een echte Latino! Ik bevind me in een cultuur waar No als een onbeleefd woord wordt gezien, hetgeen mij met mijn Hollandse directheid en liefde voor duidelijkheid soms in de problemen brengt. Van Bolivianen die je de hele stad doorsturen omdat ze simpelweg niet wéten waar de gevraagde weg zich bevindt en die dus maar wat zeggen, tot de dueños van mijn huidige hotel die werkelijk iédere gast laten komen (Natuurlijk hebben we plaats!), zodat ze van de week een extra kamer hebben moeten maken in de garage... Het is even wennen...

Maar terug naar Hecho... Waar ik me van de week een breuk heb gelachen toen ik de enorme massa kleren uitzocht die Porteños hadden achtergelaten voor de verkopers. Veel mensen hadden duidelijk niet echt nagedacht bij het inpakken, want naast veel kapotte en vuile kleding (yuck!) zaten er ook veel sexy uitgaanstopjes, stropdassen en zelfs iets dat leek op een buidsmeisjesjurk tussen de berg....niet heel erg praktisch voor het leven op straat. Het stempelen van de tijdschrifen vergt speciale aandacht. De meeste verkopers zijn buitengewoon zuinig op hun handelswaar. Sommigen maken er een complete winkel van, met de tijdschrijften in plastic hoesjes en oudere uitgaven voor een speciaal prijsje ernaast. Prachtig om te zien. Een ander opvallend punt is het enorme gemeenschapsgevoel dat er heerst. Zelfs de meest platzakke verkoper deelt zijn (droge) brood en laatste sigaretten met de andere verkopers en zelfs met ons. Meebegrachte kinderen en de hond van Jorge worden platgeknuffeld. En toen ik van de week met Daniel en onze nieuwe huisgenote Fiona over het Plaza de Mayo liep werd ik geroepen door een groepje verkopers die gezellig met z'n allen in de zon zaten. We werden onmiddellijk uitgenodigd om erbij te komen zitten en mee te delen in wijn uit pak (25 eurocent in de supermarkt, zag ik later) en buitengewoon smerige likeur met cola. Gezellig was het wel. En en passant werd er nog een mede-zwerver gered die met zijn dronken hoofd was gevallen en overvloedig bloedde uit zijn neus. Waar alle passanten snel verder liepen gingen twee verkopers een ambulance bellen.... Gemeenschapsgevoel. Een gesprek met één van de verkopers bracht onder woorden waar ik al twee weken mee rondliep. Hij vroeg zich af waarom ik dit werk deed, werken met deze lage mensen (zijn woorden). "Maar het zijn goede mensen, toch?" bracht ik in. "Jazeker, goede mensen met slechte problemen", was zijn antwoord. Hoe kan het toch, dacht ik deze week steeds vaker, dat sommige mensen het leven zo zwaar valt? Dat je, zoals Ezie, 18 jaar bent, een prachtige jongen om te zien, gezond en slim, en dat je steeds vaker dronken en onder de blauwe plekken binnen komt zetten. Dat je 's nachts dus vecht om stomme dingen, zoals een paar centavos, of een oude krant. Hoe kan dat toch? Waar gaat het mis? En dat je aan de andere kant ook successtories ziet, zoals de twee broertjes die dagelijks om 9 uur magazines komen kopen en er gezamelijk op een dag minimaal 60 afzetten. Wat is het verschil? Ik ga ze missen. Ze hebben me enkele weken lang een blik gegund in een leven dat ik niet ken, hun verhalen gedeeld en me , voor zover ik dat nog niet was, compleet doordrongen van het nut van dit geweldige project.
Willen jullie binnenkort allemaal een straatkrant kopen alsjeblieft? Gracias!

zaterdag, september 28, 2002

Latinoland 18: Fin de semana, Lunfardo y Dolores del Pasado


De lente is begonnen! Nee, niet voor jullie, maar aan "mijn" kant van de wereld! In Nederland bedenk je je na drie weken regen in april dat het eigenlijk al lente zou moeten zijn, in Argentinië wenst men elkaar een "Feliz día de la Primavera" (Gelukkige lentedag) en lijkt het weer nog te gehoorzamen ook...misschien moeten wij dat ook maar gaan doen. In Buenos Aires waren er veel lentefeesten en -markten, maar eigelijk is dat niets bijzonders. Op een doordeweekse lunchpauze wordt al duidelijk dat porteños diep in hun hart hetzelfde zijn als alle Latinos: ze leven niet om te werken, maar om in het park in de zon te liggen. En in het weekend wordt er gebarbecuet, er worden markten bezocht, dagtripjes ondernomen en uitgegaan tot de volgende ochtend.
Str
Ook ik heb afgelopen weekend erg "porteño" doorgebracht. Op vrijdag en zaterdag heb ik met mijn twee Amerikaanse huisgenoten een bezoekje gebracht aan een door porteños geliefde weekendbestemming: het plaatsje Colonia in Uruguay. Slechts 2,5 uur varen met de boot, maar het feit dat je weer helemaal in- en uitgestempeld moet worden en met ander geld moet betalen, maakt dat je je helemaal in het buitenland voelt. Colonia bleek een schattig plaatsje met huisjes die meer portugees dan spaans aandeden, een heerlijk strand en mooi weer en een spectaculaire zonsondergang. Verder bleek dat mensen uit Uruguay, meer nog dan hun Argentijnse buren verslaafd zijn aan maté, een thee-achtig kruid dat een groene smurrie vormt in je beker en door een soort rietje wordt gedronken. Een Urugauyaan (ehm...?!) gaat nergens heen zonder zijn thermosfles en zak maté onder de arm. Klaar om op ieder moment gedeeld te worden met buren, vrienden of willekeurige voorbijgangers. Nee, ik vind het niét lekker....Op zondag heb ik een bezoek gebracht aan één van de ontelbare Ferias die Buenos Aires rijk is. Bijna iedere wijk heeft zijn eigen weekendmarkt, vaak met kraampjes vol gevoetverfde schilderijtjes van tangokoppels en maté-rietjes, speciaal voor de drie toeristen die Buenos Aires rijk is. De Feria de Mataderos daarentegen is nog een zeer authentieke familie- en rommelmarkt. Veel taarten, illegale CDs, barbecues, clownsoptredens voor de kinderen en tweedehands kleding. Erg veel plezier gehad met hele families die op de foto wilden met hun barbecue, voetbalshirts of koopwaar.

De afgelopen maanden heb ik (ja, zelfs in Brazilië) Castillano gesproken, de naam die Latinos geven aan hún Spaans, om het te onderscheiden van dat vreemde sissende Spaans dat in Spanje wordt gesproken. Lezen, verstaan en vooral spreken gaat vrij vloeiend, hoewel de grammatica nog steeds wat rammelt. Helaas spreken Argentijnen (en dan vooral porteños) geen begrijpelijk Castillano maar, zoals één van de Hecho-verkopers aangaf "un quilombo" (een puinhoop), een Castillano met idiote "zj"-klanken, een Italiaanse tongval (met dank aan de vele Italiaanse immigranten) en doorspekt met Lunfardo. Lunfardo is het Argentijns van de straat, zoals dat aan het begin van de eeuw werd gesproken door mensen van twijfelachtig allooi, maar wat inmiddels is geadopteerd door een groot deel van de bevolking. Mannen, vrouwen en kinderen worden aangesproken met "Che!" ("Hey"), een Boludo is een idioot van het mannelijk geslacht en iemand die no lo doy bola zegt zal het werkelijk aan zijn *** roesten. Bij Hecho is het dan natuurlijk helemaal feest. Zelfs de meest doorgewinterde Lunfardosprekende porteño weet zich af en toe geen raad met het (soms tandeloze) gemompel van sommige verkopers. Gelukkig worden niet altijd echte antwoorden van je verwacht en volstaat een nietszeggend terugmompelen meestal ook....

De week bij Hecho was weer een aaneenschaking van momenten voor een tv-show: Op maandag nam één van de verkopers bloemen mee voor mij en de twee andere meisjes die op dat moment achter de toonbank stonden. Lichtelijk uitgebloeid, maar niet minder lief natuurlijk. Verder moest Betiana (een van de medewerkers) een aantal nieuwe verkopers de regels en organisatie uitleggen. Hierbij werd ze lichtelijk tegengewerkt door een overbehulpzame bejaarde verkoper die er continu doorheen kwam met tips uit het veld en nogal onduidelijke anekdotes. Raoul kwam op dinsdagochtend om negen uur al licht beschonken binnenzetten. Hij bleef maar gewoon hangen, half slapend en iedereen begroetend met wel érg aanhankelijke knuffels want verkopen mogen de verkopers niet als ze hebben gedronken. Een andere verkoper moest geholpen worden met het schrijven van een brief: Als dít een envelop is, schrijf je híer de naam en het adres waar het heen moet en plak je dáár een postzegel.... Woensdag had ik mijn camera meegenomen voor wat foto's. De eerste fotos werden stijf geposeerd, maar toen ik ze ook zelf een paar fotos liet nemen werd het steeds grappiger en spontaner. Iedereen moest apart, met mij én met een groep op de foto. Natuurlijk willen ze allemaal een afdrukje, wat ik maar snel moet gaan regelen, want het uitwisselen van adressen met een dakloze is nu eenmaal niet eenvoudig. Op donderdag zou Perdro gaan vissen en kwam hij vragen of hij voor iemand wat kon meebrengen. Mij leek het wel wat, een lekkere verse vis, maar Jorge was wat minder enthousiast bij het idee dat iemand vis ging verhandelen vanuit het kantoor. Zit ook wel weer wat in. Een andere verkoper vroeg of ik graag las. Zeker! Hij had een erorm boek bij het afval gevonden en vroeg zich af of hij me daar een plezier mee kon doen. Ik heb maar uitgelegd dat het lezen van een duidend-paginas lang boek in het oud-Spaans mij waarschijnlijk ongeveer 100 jaar zal kosten.

Een wandeltocht door de stad levert nog steeds beelden van de crisis op. Ondergekladderde muren, gebaricardeerde banken (grote metalen schermen, gebutst door demonstranten die er tegenaan hebben geslagen) en iedere dag weer nieuwe manifestaties. Gisteren stond het plein voor een lokale bank vol met gemeentemedewerkers: stratemakers, doktoren en ambulancepersoneel uit het staatsziekenhuis en brandweermannen die allemaal al meer dan 3 maanden geen salaris hebben ontvangen. Maar naast alle huidige probelemen blijft er in dit land ook nog genoeg oud zeer...
Op de Feria de Mataderos kom ik een Malvinas-veteraan tegen die met zijn hele handel van oude legerspullen op de foto wil. Ook bij Hecho hebben we er een aantal rondlopen. De Islas Malvinas zijn in Europa beter bekend als de Falkland-eilanden, horend bij Groot-Brittannië. Hier in Argentinië staan ze echter op iedere kaart als: Islas Malvinas (Arg.). De eilanden in een conversatie met Argentijnen aanduiden als Falklands getuigd van slechte smaak en kan je, afhankelijk van je gezelschap, te staan komen op zeer boze blikken. De Argentijnen claimden de Britse eilanden al 1,5 eeuw, toen de dictator van dat moment, naarsitig op zoek naar iets leuks om zijn imago op te veizelen, begin jaren 80 besloot ze dan nu eindelijk maar eens terug te winnen. Thatcher, die op dat moment in Engeland ook niet al te lekker lag greep onmiddelijk in. Het werd een flinke flap in het gezicht van de Argentijnse nationale trots en de Argentijns-Engelse diplomatieke relaties zijn sinds die tijd op zijn zachtst gezegd koeltjes te noemen. In het hart van Buenos Aires staat een groot monument voor de mannen die vielen in de Guerra de Malvinas en door de hele stad kun je buttons en vlaggetjes kopen met Malvinas Argentinas!. Voor de Argentijnen blijft het, zoals zo veel internationale incidenten waarbij Latijns-Amerkaanse landen betrokken zijn, een schrijnend iets om het álweer af te leggen tegen de westerse wereld. Gelukkig hebben ze het voetbal nog...

En dan natuurlijk dat ándere zeer waar, misschien nog wel meer dan tango, veel buitenlanders Argentinië mee associëren: De Dwaze moeders. Nog steeds maken ze iedere donderdag om half 4 hun rondjes over het Plaza de Mayo, vragend om informatie en gerechtigheid. Het verhaal is iedereen waarschijnlijk min of meer bekend: Onder het bewind van een reeks rechtse dictators in de jaren 70 werden politieke tegenstanders, of iedereen die daar op leek, van hun bed gelicht, gevangen genomen, vermoord of nooit meer teruggevonden. Kinderen van politieke tegenstanders die in gevangenschap werden geboren werden afgenomen en geadopteerd door echtparen die wél van de juiste politieke stroming waren. Toen de vuile oorlog (zo wordt deze periode genoemd) was afgelopen werden de schuldigen, door een opeenvolging van amnestiewetten, niet vervolgd, de reden waarom de nu hoogbejaarde moeders nog steeds vechten voor hun recht op infomatie en het straffen van de verantwoordelijken. Inmiddels worden ze bijgestaan door HIJOS, de organisatie van kínderen van die vuile oorlog. Ook zij zoeken gerechtigheid en willen weten wie hun échte ouders waren en hoe ze zijn gestorven. Na 25 jaar lopen is het moeilijk in te schatten hoe het ervoor staat met de Dwaze Moeders. Vanzelfsprekend is de passie er een beetje uit, de dames lopen bedaard pratend hun rondjes, gadegeslagen door een enkele medestander en een enkele toerist en er is zelfs een klein kraampje waar je buttons, shirts en kaarten kunt kopen. Uit het krantje dat ik van ze koop, blijkt de organisatie zich inmiddels ook niet alleen meer bezig te houden met hun verdwenen familieleden: er wordt gepleid voor de socialistische revolutie en de Verenigde Staten wordt flink aan de schandpaal genageld. En hoewel het objectief dus misschien een beetje is vertroebeld, is er toch iets wat me koude rillingen geeft: Daar lopen moeders met foto's om hun nek van hun kinderen, mensen van destijds míjn leeftijd die op een nacht zijn verdwenen en nooit meer zijn teruggekomen. Niet énkele mensen, maar 30.000 mensen. Deze moeders hebben nooit te horen gekregen wat er is gebeurt met hun kinderen en weten dat degenen die dat hebben verzonnen nog steeds vrij rondlopen. Je wílt het je niet eens voorstellen...

Voor mij nog een ruime week om te genieten van Buenos Aires en Hecho, daarna gaat het reizen weer beginnen!

vrijdag, september 20, 2002

Latinoland 17: Comidas (2) y Hecho Bs. As.


Jullie vroegen je het je natuurlijk inmiddels al af: Waar blijven Anne's culinaire recenties? Want na het vertrek uit Peru heb ik weinig meer geschreven over de locale keukens. Over Bolivia was in ieder geval niet veel te melden, het land heeft weinig gerechten om echt trots op te zijn. Of je moet de Salteña, een overheerlijk pasteitje gevuld met kip, ei, olijven, vlees, groenten en wat men verder nog aan kliekjes over heeft, meetellen. Helaas komt de Salteña oorspronkelijk uit Salta, Argentinië, waarmee Bolivias laatste hoop op een culinaire traditie is vervlogen. De enige andere geneugden zijn veel, heel veel gefrituurde kip en Salsichas. Hoewel ik er van overtuigd ben dat je alles moet proberen, kan ik het niemand kwalijk nemen als ze dit gerecht aan zich voorbij laten gaan: niet-bepaald ovenverse frietjes (van het soort dat zich bij optillen vettig om je vinger heen vouwt) in een papieren zakje met daarop gefrituurde, in stukjes gehakte hotdog-worstjes. Een echte Boliviaan eet dit met flink veel mayonaise, ketjup, mosterd en aji (pikante saus). Eet smakelijk!
Na de eerder beschreven Quilo-restaurants, heerlijke chocoladetoetjes en garnalen op het strand in Brazilië, kwam de echte culinaire actie dan toch in Bahia (Salvador). De Bahiaanse keuken is een prachtige mix van Afrikaans en Zuid-Amerikaans koken, met veel spices, koriander, kokosmelk, bonen, okra, garnalen en krab. Wat ik zeker om de andere dag heb gegeten toen ik daar was, is Moqueca, een combinatie van schaal- of schelpdieren, rijst, kokosmelk, pepertjes en de in Bahia beroemde Dende-olie (palmolie). En dan waren er natuurlijk de Acarajés, gefrituurde bolletjes van bonen, gevuld met gedroogde garnalen, die overal op straat door enorme donkere dames met hoofddoeken worden verkocht. Om eens goed uit te vinden welke Bahiaanse gerechten nu echt het bestellen waard waren heb ik één avond gegeten bij de kookschool van Salvador, met een buffet van ruim 40 lokale gerechten en minstens evenzoveel doodzenuwachtige jonge obers in veel te witte jasjes, gadegeslagen door een strenge maitre/docent. Het eten was zeker niet het beste dat ik in Bahia heb gehad, maar de vallende glazen, servetten en het continue aanschuiven van mijn stoel maakte veel goed. Wat ik echter het meest mis aan Brazilië (uhm...afgezien van 30 graden en zon) zijn de sappen. Waar die in Peru en Bolivia al heerlijk en overvloedig aanwezig waren, kun je in een Braziliaanse sappenbar alleen al een middag doorbrengen met het kiézen wat je gaat nemen: Wordt het Cacau (sap van de Cacao-boom, dat helemáál niet naar chocola smaakt), Cajú (van de Cashew-boom, bovenop het paprika-vormige vruchtje zit de cashew-noot geplakt) of één van de minimaal 50 andere smaken? Mijn favoriet is de Maracuya... passievrucht!
En dan nu Argentinië. Grote lappen vlees, dat is wel duidelijk natuurlijk. Parillas (soort Barbecue restaurants) zijn werkelijk op iedere straathoek te vinden, soms met etalages vol dood beest. De steaks in alle vormen zijn geweldig van smaak, maar dat kan ook bijna niet anders als je die koeien hier op hun gemakje rond ziet huppelen. De Italiaanse immigranten die hier in vorige eeuw naartoe kwamen hebben behalve hun idiote accent bergen overheerlijke pasta en ijs achtergelaten. De Heladeria op de hoek hier heeft zeker 80 smaken. Maar goed dat ik zo vaak naar de gym ga! Waar ik maar moeilijk aan kan wennen zijn allereest de etenstijden. Ontbijt: Non-existent (dát kende ik al), Lunch: Rond een uur of 1 (prima), Avondmaaltijd: De Parilla aan de overkant loopt rond een uur of half 10 Žs avonds vol met bejaarden, maar het gemiddelde volk loopt pas zo tegen elven binnen. Hoe deze mensen de volgende ochtend nog aan het werk gaan is een raadsel... Het volgende dat even wennen is, na 3 maanden aji, is het feit dat Argentijnen niet van spicy houden! Zelfs in de supermarkt is het kopen van een Tabasco-achtig sausje onmogelijk, omdat de prijzen van buitenlandse producten door de crisis zó zijn gestegen (12 euro voor een potje Chutney, iemand?), dat niemand ze meer koopt en ze dus automatisch uit de supermarkt verdwijnen. Mijn smaakpapillen begonnen zich wel erg te vervelen, maar gelukkig heb ik van de week een supergoed Thais/Cambodjaans/Vietnamees restaurant gevonden waar ze gerechten hebben waar de ogen weer ouderwets gaan tranen en je neus van gaat lopen. He, lekker!


Sinds afgelopen maandag zit er weer min of meer een soort ritme in mijn dagen...het is even wennen! Om half 8 verlaat ik het huis, gewapend met krant, appel en walkman om de stampvolle forenzentrein naar het centrum te nemen. Een uurtje later kom ik dan aan bij Hecho Bs. As., het straatmagazine van Buenos Aires. Het distributiecenrum is niet meer dan een totaal vervallen pand in een achterafstraatje. Er is een van pallets gefabriekte toonbank, een ruimte waar de verkopers koffie kunnen drinken en een kantoor. Als het regent regent het binnen harder dan buiten.... Voor wie (en dat kan ik me bijna niet voorstellen) in Nederland nog nooit een straatmagazine (Rotterdam) of straatkrant (Den Haag en Delft) van dichtbij heeft gezien: Straatmagazines worden uitgegeven door non-profitorganisaties en worden op straat verkocht door daklozen of mensen die een marginaal bestaan leiden. De kranten zijn gevuld met interviews met (lokaal of nationaal) bekende mensen, uitgaansnieuws en berichten van de straat (bijvoorbeeld een gesprek met een verkoper). In Nederland ben ik altijd al behoorlijk onder de indruk geweest van het project, aangezien het deze mensen op een laagdrempelige en menswaardige manier niet alleen wat extra geld laat verdienen, maar ook een zeker dagritme en verantwoordelijkheid meegeeft. Een kijkje in de keuken, zeker nu hier tijdens de crisis, leek me dan ook geweldig interessant!

Mijn werk is weinig ingewikkeld. Het bestaat uit het uitdelen van de magazines aan de verkopers (die ze aan de cashier hebben betaald), het zetten van een stempel hier en daar en zo nu en dan het maken van verkooppasjes. Aangezien er redelijk wat mensen werken (vrijwilligers (allemaal porteños) en mensen die zélf van de straat komen) lijkt dat niet veel werk. Maar de meeste tijd gaat zitten in praten, aangezien de verkopers niet alleen voor een stapel magazines komen, maar ook voor een kopje thee, maté en/of een sigaretje en een gezellig babbeltje met de andere verkopers of met ons.
Hecho functioneert ook als een doorverwijslokaal voor mensen die een dokter, kinderopvang, een nieuwe bril of juridische hulp nodig hebben. Aangezien veel van de verkopers zelf niet erg assertief zijn als het op hulp zoeken aankomt nemen de Hecho-medewerkers veel eigen initiatief: Wat hebben we je lang niet gezien, is er iets mis? En dan blijkt dat de jonge verkopster geen kinderopvang kan betalen, maar ook moeilijk met haar drie-jarig hummel iedere dag de straat op kan (waardoor ze dus weer geen geld heeft voor kinderopvang, etcetera....). De zware gevallen gaan naar Jorge, de boomlange directeur van Hecho en de grote held van alle verkopers. Een cita (afspraak) met hem dóet wat voor je status!

Mijn eerste dagen waren vooral gevuld met mijn ogen uitkijken en goedmoedig geplaagd en uitgeprobeerd worden door de verkopers. De variatie aan mensen is ongelooflijk. Er zijn meer dan 1200 verkopers, waarvan er ongeveer 500 actief verkopen. Sommige mensen komen maar 1 maal in de week een grote stapel halen, anderen zie je iedere dag en hangen meer bij Hecho rond dan dat ze kranten verkopen. De lijst van mensen die wachten op een verkoopplekje geeft een aardige beschrijving wat er zoal voorbij komt: 24 jaar - 69 jaar - 43 jaar - 17 jaar; in een transithuis - in een hotel - bij een vriend - op straat; 1 kind - gescheiden - 3 kinderen; 3 maanden zonder werk - 3 jaar zonder werk; gezond - artritis- maagzweer - slechtziend....

Voor het eerst realiseer ik me in volle proportie hóe bepalend het weer is voor deze mensen. Als het, zoals gisteren, een groot deel van de dag regent, heeft het weinig zin de straat op te gaan. Er zijn weinig kopers op straat en díe er zijn, gaan in de stromende regen echt niet stoppen om een krantje te kopen. Maar geen verkoop betekent geen geld om 's nachts ergens te slapen. Toen ik gisteren naar bed ging bastte er een groot onweer los, waarvan ik de volgende morgen het resultaat bij Hecho kon zien. Een aantal mensen hebben een vaste slaapplek en één jongen was zo slim geweest om de hele nacht héél langzaam zijn was te doen in de lavandería, maar een aantal waren er niet in geslaagd het noodweer te ontsnappen. Marcello, een nogal ruwe gast vol tatoos (die sinds twee dagen tegen andere verkopers roept dat ze aardig voor me moeten zijn want ik ben zijn amiga) loopt te vloeken dat één van de meisjes van Hecho nieuwe droge sokken voor hem moet zoeken. Raoul, een grote, heel zachtaardige jongen is drijfnat en tot op het bot verkleumd. Hij loopt trillend als een rietje rond terwijl ik thee en een nieuwe pas voor hem maak en de andere meiden op zoek gaan naar oude truien die nog ergens rond moeten slingeren....

Is het dan alleen maar kommer en kwel? Integendeel! Een groot deel van de dag lach ik me dood om of ben ik simpelweg ontroerd door de absurde dingen die er nu weer gebeuren: Een oudere zwerver die bij het grofvuil een paardekop (zoŽn skelet dat sommige mensen aan hun muur hebben hangen) heeft gevonden en hiermee óp zijn hoofd, door het pand struint. Of die man die mij trots een mapje met foto's laat zien van alle beroemdheden aan wie hij de krant heeft verkocht (en die ik natuurlijk niet ken omdat het allemaal Argentijnen zijn). Of die jongen die binnenkomt met een piepklein hondje in zijn krantentas. Opgepikt op straat en de rest van de ochtend doodgeknuffeld door de medewerkers en andere verkopers. Of twee verkopers die elkaar na een lange tijd weer eens zien en elkaar enthousiast zoenend begroeten. Of de verkopers die hun drie woorden engels op me oefenen. Of iemand die na een doorwaakte nacht in het raamkozijn in slaap valt. Of de fotograaf die langskomt en alle branie van de verkopers met één klink van de camera laat verdwijnen....

Ondanks alles geniét ik, ik kan het niet helpen...De komende weken vast nog meer verhalen!

donderdag, september 12, 2002

Latinoland 16: Crisis, Tango y Mi hogar


Het zal ook jullie niet ontgaan zijn dat Argentinië al sinds enige tijd in een ernstige economische crisis zit. De kranten staan er dagelijks vol mee: de inflatie stijgt, de aankopen dalen en inmiddels 19 miljoen Argentijnen leeft onder de armoedegrens. Dat is véél, maar wat merk je daar nu eigenlijk van? Ikzelf weinig, aangezien ik Argentinië tijdens de crisis niet vanuit eigen ervaring kan vergelijken met Argentinië vóór de crisis, maar slechts met de andere landen die ik in Latijns Amerika heb bezocht. En dan ziet het er allemaal nog niet zo dramatisch uit.... Maar ook voor veel hoge- en middenklasse porteños (bewoners van Buenos Aires) zijn de delen van dit gigantiche land waar kinderen doodgaan van de honger letterlijk en figuurlijk erg ver weg. Wat niét verweg is voor de porteños zijn de "bonnenboekjes" geld die de regering heeft uitgebracht om de geldstroom op gang te houden, de taxichauffeurs en ambulantes (straatverkopers) met universitaire opleiding en de massa's mensen die je 's avonds en 's nachts in het centrum door het vuilins ziet spitten. En ook mij doet dat laatste wat. Want hoe vreselijk het ook is om te zeggen, armoede komt ineens een stuk dichterbij als het niet een vuile zwerver in kapotte kleding is bij die vuilnisbak, maar een dame die je buurvrouw zou kunnen zijn....
De afgelopen week hadden we tot twee maal toe een protest. Niet alleen tegen de regering en de crisis, maar ook tegen de daarmee gepaard gaande toename van diefstallen en berovingen in de stad. De porteños hebben jarenlang in één van de veiligste miljoenensteden ter wereld geleefd en worden nu voor het eerst geconfronteerd met echte grote-stads-problemen. Overigens nemen die protesten geensinds de vormen aan van de beelden die wij een half jaar geleden op CNN zagen... Op afgesproken tijden, gecommuniceerd via flyers, beginnen de auto's en bussen 10 minuten lang te toeteren, slaan ambulantes op potten en pannen, klappen passanten in hun handen en staat mijn huisgenoot Martin op het balkon met zijn diggereedoo. Golven geluid die je door de hele stad hoort gaan. Ben benieuwd of ze het horen in het Congreso!

Ondanks dit alles zijn de Argentijnen verre van moedeloos. Goed, van de politici moeten ze het niet hebben. Die zijn altijd al corrupt geweest en daarbovenop is de huidige president een min-of-meer bewezen drugdealer. Waarvan moeten ze het dan wel hebben? Volgens een onderzoekje van het ontbijtnieuws van Buenos Aires dat ik gisteren zag heeft nog ongeveer 3% van de Argentijnen vertrouwen in de politiek, 20% in de kerk en een schrikbarende 40% in het leger... Nu zijn deze onderzoekjes waarschijnlijk net zo valide als de steekproeven van het SBSnieuws in Nederland ("10% van de Nederlanders denkt dat homosexualtiteit een ziekte is, dus 90% vindt Pim Fortuyn een toffe peer", zoiets... ), maar het blijft opmerkelijk voor een land waar de militaire dictatuur toch nog heel vers in het geheugen moet liggen!Dus waarom komt het dan toch goed met de Argentijnen volgens de Argentijnen? Ze hebben een land stikvol resources, met een westerse infrastructuur en een bevolking die tot één van de hoogstopgeleide van het continent gerekend kan worden. En daarbij: Ze wonen in het mooiste land ter wereld! (Waar hoorde ik dat eerder?)

De afgelopen week heb ik mijn best gedaan deze enorme stad een beetje onder de knie te krijgen. Gelukkig, door de enorme variatie aan wijken en wijkjes heb je niet continu het idee dat je in een wereldstad bent. Grote winkelstraten rond Retiro; Het chique Recoletta met Gucci-winkels, professionele hondenuitlaters en het beroemde Cemetario waar (onder meer) Evita begraven ligt; La Boca, de meest toeristische wijk van Buenos Aires (ik heb er 2 andere toeristen gezien), met gekleurde metalen huisjes en overal vlaggen en grafitti's van "El Diego" (Maradonna) en San Telmo, een soort klein Parijs, vol kinderkopstraatjes, antiekwinkeltjes en...Tango op straat! De Argentijnen zijn er dol op, hun tango. Massa's mensen die kijken, klappen en "Bravo!" roepen als er een prachtig koppel (zij in strakke jurk op hoge hakken, hij in pantalon, vest en shawl) de verschillende stijlen showt op een plein in San Telmo. Het mooiste is nog hun oprechte plezier te zien. Hoewel tango een serieuze dans is kunnen ze het niet laten af en toe breed naar elkaar te glimlachen. En na een kwartiertje dansen gaat de caballero (mannelijke danser) moeiteloos over in een hartstochtelijk politiek betoog. Geweldig! Bijna nog mooier dan dit jonge koppel is een ouder echtpaar dat een paar straten verderop een voorstelling geeft en dat ik vanaf mijn terrasje gade kan slaan. Iets minder spectaculaire sprongen natuurlijk, maar in dezelfde dresscode. Tussen de cheek-to-cheeks met zijn danspartner door, plukt de heer op leeftijd jongedames uit het publiek om een paar pasjes mee te dansen. Hij doet dit met zo'n charme dat geen van de dames durft te weigeren...En het kon natuurlijk niet uitblijven: Ook ik heb inmiddels mijn weg gevonden naar een tango-school! Twee zeer goede docenten die mij, en mijn twee Amerikaanse huisgenoten, in een hoek van de dansvloer snel bijspijkeren, want de rest van de groep, voornamelijk oudere porteños, is al een stuk verder. Leuk! Ik heb gelijk maar hakken aangeschaft, want tango is geen dans voor gympies, dat lijkt me duidelijk!
Na alweer een aantal jaartjes solita te hebben gewoond, is het alhier weer tijd voor Activiteiten-Met-Het-Huis. Ik woon, zoals eerder gezegd, in een buitenwijk in het huis van Javier en Martin, twee porteños, samen met Forest en Daniel, twee Amerikanen die ook beiden wat langer blijven. En dus eten we samen, gaan veel uit, hebben gezamelijk tango-les en gaan naar de gym (jawel!), huren videos en proberen veel flessen Argentijnse wijn uit (voor net één Euro heb je hier een prima fles!). Hoewel ik dus nog steeds geen vrijwilligerswerk heb (De Straatkrant van Buenos Aires heeft een beetje moeite met telefoon opnemen! Grrrr... ) voel ik me al bijna thuis...

Ik voel me al bijna porteña omdat:
* Ik inmiddels een bus kan pakken, bíjna zonder mijn duimdikke busboekje te raadplegen;
* Ik muntjes spaar voor de bus, omdat je anders geheid ruzie krijgt met de buschauffeur;
* Ik op de weg terug van de supermarkt even langs de Heladeria ga voor een kwart-kilo ijs "para llevar" (om mee te nemen);
* Ik er bijna aan gewend ben dat ik niet hoef af te wassen of mijn bed op te maken, daar hebben "we" Edith, de huishoudster, voor (dat ik überhaupt mijn bordje naar de keuken breng is al even schrikken voor haar);
* Ik mensen die ik voor het eerst ontmoet onmiddelijk begin te zoenen;
* Ik, zodra ik heb verteld uit Holland te komen, porteños er onmiddelijk van weet te overtuigen dat wij allemaal heel veel van Maxima houden;
* Ik gesprekken heb met de kassajuffrouw in mijn supermarkt over Europese vorstenhuizen en Argentijnse politiek (ze is een beetje verliefd op Philippe van Spanje);
* Ik al bijna gewend ben aan het feit dat voor 21 uur je avondmaaltijd nuttigen belachelijk is en na 22 uur acceptabel;

Maar over het eten dan maar weer een volgende keer!Voor nu kan ik jullie nog even mededelen dat mijn thuiskomst waarschijnlijk nog een maandje wordt opgeschoven....

donderdag, september 05, 2002

Latinoland 15: A Battería, Bonfim e Cataratas do Iguaçu



Een veel te vol notitieblokje met allemaal dingen over Brazilië die ik óók nog aan jullie kwijt wil... Ondanks dat ik inmiddels sinds enkele dagen in Argenitinië ben dus nog een hoofdstukje Brasileino!

Er zijn veel verschillende beroepen in de wereld: mooie en belangrijke, nederige en spannende. Brazilië heeft aan de lijst beroepen die ik ken weer een nieuwe toegevoegd: de bordenoppasser!
Op iedere straathoek kom je borden tegen die je internet of een verzekering aanbieden of die je attent maken op de opening van een nieuwe winkel. En in Brazilië hoef je die niet vast te spijkeren of te plakken, hier huur je iemand die met een pot koffie op een klapstoeltje naast je bord gaat zitten.
Nu aankomende oktober Brazilië naar de stembus gaat kom je er helemaal veel tegen. Of ze de zaak veel goed doen is de vraag, want ik heb zelden mensen zo ongeïnspireerd en verveeld zien kijken als de oppassers van verkiezingsborden.
Van alle kanten grijnzen de kandidaten je aan. Een beetje verwarrend is het wel, met alle verschillende delen van het land die ik heb bezocht die ieder hun eigen vertegenwoordigers hebben komen alleen de gezichten van enkele landelijke kandidaten me vaag bekend voor. Omdat Brazilië via machines stemt (net als wij in Nederland) heeft iedere kandidaat een nummer dat met grote letters onder de hoofden staat. Dit systeem lijkt me niet geheel eerlijk, mij lijkt het duidelijk dat iemand met nummer 111 het zéker winnen zal van de kandidaat met 7168 (om van de kandidaat met 666 maar niet te spreken!).
Afgezien van het systeem van stemmen lijkt Lula, van Arbeiderspartij PT de hoogste ogen te gaan gooien. De man doet voor de vierde (!) keer een gooi naar het presidentsschap...de aanhouder wint, moet hij gedacht hebben! Het lijkt een trend te worden: Ook Lula laat zich (net als Evo in Bolivia) niet al te zachtzinnig uit over de VS. Hij heeft bovendien aangekondigd dat de Braziliaanse schuld aan het IMF wat hem betreft voorlopig niet afgelost hoeft te worden. Het interessante hieraan (ik zou bíjna zeggen: "Het léuke hieraan...") is dat Brazilië net iets meer van de toren kan blazen vergeleken met andere landen hier. Als de VS dreigt zijn hulp aan Bolivia op te schorten (bij het kiezen van kandidaat X) heeft Bolivia een ernstig probleem. Aangezien de schuld van Brazilië echter énorm is en een groot deel van die schuld, direct of indirect, in de VS staat, heeft deze keer de VS een enorm probleem als dit potje blufpoker waarheid wordt. Het is op zijn minst curieus dat de VS nu eens in deze positie wordt gedwongen (wat ze er natuurlijk niet van weerhoudt Lula op alle mogelijke manieren in discrediet te brengen....).

Ik blijf me verbazen over de buitengewone trots van de Brazilianen op hun land. De overmaat aan vlaggen die ik eerder beschreef zijn daar slechts één uiting van. Brazilianen vinden zonder uitzondering dat ze in het meest geweldige land ter wereld wonen ("Nu alleen de politiek nog!"), terwijl de meeste Bolivianen en Peruanen masse willen emigreren. En zo'n houding dóet natuurlijk iets met een land. Als mensen vinden dat hun land niets heeft om trots op te zijn (wellicht logisch als je dat eerst een paar honderd jaar wordt ingewreven door kolonisators en dat vervolgens nog een eeuw of twee wordt "bewezen" door je eigen politici!) is dat geen goede uitgangspositie om een land op te bouwen. En gelooft u niet in wazige begrippen als "trots op je land", bekijk dan eens het volgende: Op iedere plaats waar ik ben geweest in Brazilië is minimaal 80% van de aanwezige toeristen Braziliaans. Om het even in welke winkel je kijkt, welke producten je op tafel in een restaurant omdraait: "Made in Brasil"....eens kijken wat dát voor de economie van een land doet! En die cirkel valt natuurlijk gewoon rond te maken. Want al die mensen die hun prachtige land zien en omringd worden door fijne producten van eigen makelij worden alleen maar trotser op dat land.... Nu dat ándere cirkeltje in Bolivia en Peru (en Nicaragua...) nog even doorbreken!

Het verblijf in Salvador stond natúúrlijk in het teken van dansen en muziek. In Pelourinho waar ik verbleef, is dinsdagavond dé grote avond voor de Batterías, percussiebands die door de smalle, be-kinderkopte straatjes met gekleurde huisjes lopen. Na een wervelend samba-optreden van een andere band op één van Salvadors pleintjes liep ik in een straatje klem op een battería. Gewoon meelopen dan maar...of meedánsen natuurlijk! Ik sloot me, samen met twee meisjes uit Sao Paulo, aan bij een groepje jongens die vlak achter de battería liepen te dansen. We verstonden elkaar voor geen meter, maar een lól! Het was net het zomercarnaval, maar dan zonder de pakjes...Hoewel, helemaal vooraan stond één prachtig uitgedoste dame in veren...die van dichtbij ineens een heer bleek. Het feest was helemaal compleet toen er een gigantische regenbui losbarstte, die de battería verjaagde naar de portieken maar de dansers alleen maar vrolijker maakte: lekker fris!! "Isso!"

Via Claudio (mijn Braziliaanse dansleraar in Amsterdam) was ik in contact gekomen met Anibal, een vanwege het kalmere leven ("Loop eens rustig je bent in Bahia!") naar Salvador verhuisde Carioca. Hij nam me mee op lange wandeltochten langs de Barra, het strand van Salvador, lange gesprekken over politiek op terrasjes en een gezellige avond uit met vrienden in een superfancy discotheek. Nee, Brazilianen dansen niet alléén samba, maar ook op jaren 80 disco (en omdatwe toch wát moesten, hebben Anibal en ik daar wel gewoon Zouk op gedanst...) en mijn gód wat voelde ik me underdressed in mijn broek en gympies naast al die meiden in black-dresses. Tot ze aan het eind van de avond ineens komen toegeven dat jouw gympies er, naast hun stilettohakjes, toch best wel comfortabel uitzien.

Naast het meer "exotische" Candomblé van vorige week heb ik ook nog een "gewone" Katholieke kerk bezocht in Salvador, de Igreja do Senhor do Bonfim. Volgens vele volgelingen een kerk met een altaar dat wonderen verricht. Een vleugel van de kerk is daarom behangen met fotoŽs van mannen, vrouwen en kinderen (ik spotte zelfs een foto van een koe) die door O Senhor genezen zijn of daar nog op hopen. Het zou Zuid-Amerika niet zijn als er niet ook een paar foto's tussenhingen van bloederig afgerukte vingers en mensen die trots hun litteken van-kin-tot-kruis showen. Je kunt in de kerk plastic poppetjes, voeten, handen of benen kopen die je gebed kracht kunnen bijzetten op de gewenste plaats. En mocht je even vergeten zijn dat je in Brazilië bent: Een bewonderaar heeft een plastic been achtergelaten bij een brief en een foto van Ronaldo. Of O Senhor er toch vooral maar even voor wil zorgen dat Ronaldo weer met gezonde benen kan deelnemen aan de aankomende Copa del Mundo.

Dan heb ik tenslotte de afgelopen dagen doorgebracht op de Braziliaans-Argentijns-Paraguayse grens (Ja, de vlucht is voorspoedig verlopen!) om daar Foz do Iguaçu te bezoeken. Eén van de grootste watervallen ter wereld en volgens de kenners (wat moet ik me voostellen bij een "kenner" van watervallen?!) zeker ook één van de mooiste.
Met twee Engelse meisjes logeerde ik in een hotel met twee wel heel schattige eigenaressen: een oudere, zeer religieuze dame en haar dochter. Ze kwamen om de haverklap kruidenthee brengen, op de hielen gezeten door twee erg lelijke hondjes.
Het bezichtigen van de watervallen (Argentijnse en Braziliaanse zijde) duurde zo'n 1,5 dag. En gaat dat dan niet vervelen? Nee, dat gaat niet vervelen!

Het omliggende park heeft hier en daar helaas een wat hoog Disney-gehalte: Je wordt met busjes (uitleg in 3 talen) van het bezoekerscentrum naar de foodcourt gebracht. Maar als je dan, na een half uurtje lopen over prachtig aangelegde wandelpaden, met het steeds sterker wordende geluid van het water, de eerste blik werpt op de eerste watervallen is dat dan toch onvergetelijk. Het probleem met de watervallen is dat iedere bocht op het pad weer een andere hoek of een andere waterval voor je ogen ontvouwt, waardoor je fotorolletjes er nogal hard doorheengaan (voor iets dat waarschijnlijk tóch niet in foto's te vangen is!). Het hoogtepunt van de dag (al konden we ons na al dat moois nauwelijks meer voorstellen dat er nog zoiets kwam als een hoogtepunt) hadden we bewaard tot het laatst: El Garganta del Diablo (De keel van de duivel), een punt waar al het water van de wereld zich in één keer in een pijlloze diepte lijkt te storten en vervolgens door zijn eigen kracht, gelijk weer meters omhoog gestuwd wordt. Dit alles begeleid door donderend geraas, vlinders, vogels en meerdere regenbogen. Niet in woorden te vangen....
Toen ik gisteren in de taxi naar de grens stapte kwam Evalina (de hoteleigenaresse) me nog luid roepend achterna: "Zenk you for staying, Holland people are so nice, Hope you are ghappy, God bless you!"

Inmiddels zit ik weer in een heel ánder hotel. Vanmorgen ben ik aangekomen in Buenos Aires. Het hotel, of "guesthouse", zoals Javier en Martin, de twee piepjonge porteño eigenaren het noemen, is gevestigd in een buitenwijk van de stad. Ik was van plan een paar dagen te blijven en te kijken hoe het beviel, maar na de eerste kennismaking en het zien van het huis (want hotel kun je het inderdaad niet noemen) was de keuze snel gemaakt: Hier wordt het de komende maand goed toeven!

Volgende week meer over Buenos Aires en The Garden House!


En dan had ik hier nog helemaal niet over verhaald:Eén van mijn dagen in Salvador heb ik een dagtripje gemaakt naar Praia do Forte, een piepklein dorpje zo´n anderhalf uur tennoorden van Salvador. Allereerst een prachtig strand, zoeen met wit zand palmbomen en kleine vissersbootjes...hmmm...Maar waar het mij allemaal om ging was een bezoek aan het TAMAR-project. TAMAR staat voor TArtugas MARinas, de Portugese naam voor zeeschildpadden. TAMAR bestrijkt de hele kust van Brazilië en poogt (zeer succesvol) de vijf verschillende soorten zeeschildpadden die Brazilië rijk is te beschermen. Het succes van het projectzit hem erin dat de mensen uit de gemeenschappen bij de nestgebieden worden betrokken bij de bescherming. De vissers die eens de nesten leeghaalden om de eieren te kunnen verkopen, worden nu betaald om diezelfde nesten te beschermen. In totaal kunnen door het project zo´n 400 families in hun levensonderhoud voorzien, doordat er bij een aantal stations (in Praia do Forte bijvoorbeeld) een bezoekerscentrum is met een restaurantje en souvenirtjes(die allemaal gemaakt en verkocht moeten worden). Het project haalde Times, Newsweek en heeft (terecht) verschillende grote prijzen voor natuurbescherming gekregen. De schildpadden blijven me facineren: hun wijze koppen, hun grootte en de manier waarop ze eerder lijken te vliegen dan tezwemmen. En dan de mini-schildpadden die als een schoolklas vol kinderen in hun zwembadje rondspetteren... Meer over TAMAR: http://www.tamar.org.br/ingles/default.htm