woensdag, november 06, 2002

Latinoland 21: Un Quilombo, En la Carpa y Moca de Ballenas


Jullie hebben weer even moeten wachten op een nieuw verhaal. Vorige week nog een week (ja, nóg een week!) in Buenos Aires doorgebracht en niet veel opmerkelijke dingen gedaan of beleefd. Op wat kleine dingen na natuurlijk....

Zo was er allereerst een bezoek aan het beroemde Café Tortoni. Mijn huisgenootje Fiona schrijft haar proefschrift over Latijns Amerikaanse schrijfsters en Café Tortoni is dé plek waar zich de intellectuelen, schrijvers en componisten ophielden en schijnbaar nog ophouden. Het café heeft een erg Parijse uitstraling, veel spiegels en glas-in-lood, sigarettenrook en met goud behangen dames van middelbare leeftijd. In een apart zaaltje wordt een tangoshow gegeven. We krijgen een prachtig plekje vooraan, en met een fles wijn en een bakje olijven genieten we van het enorm foute vermaak: Een zanger die op André Hazes lijkt, een te dik meisje dat een prachtige tango danst met een meneer in een hele blauwe broek en de eigenaar die als een grote glimmende aardappel rondloopt om iedereen tot meezingen te manen. Wat een kitch! Maar de muzikanten zijn fantastisch en het enthousiasme van publiek en performers is zeer aanstekelijk. Toch nog ergens een tango-CD op de kop tikken!

"¡Que quilombo!", één van de meest Argentijns-spaanse uitspraken die er bestaat. Officieel is een "quilombo" een bordeel, maar Argentijnen gebruiken het voor alles dat een puinhoop is. En dat is nogal wat, zeker de het afgelopen jaar: De banken, het verkeer, de regering: Un quilombo, un quilombo, un quilombo.... Wat zéker een quilombo was, was mijn huis de afgelopen week. Mijn twee Porteño-vrienden hadden besloten te verhuizen naar een meer centrale lokatie in Buenos Aires en het huis moest daarom stante pede worden opgeknapt voor nieuwe bewoners. De werklui die daarvoor waren ingehuurd brachten de dag door met het drinken van maté, het bellen van heel veel verschillende mensen en het werken op 5 verschillende plaatsen tegelijk. Daar was een hele plausibele verklaring voor, die ik ergens ben vergeten in de tijd tussen dat ik niet meer kon douchen (omdat ze het bad aan het verven waren) en dat ik probeerde te internetten in een kamer zonder meubels (terwijl naast mij iemand met een drilboor de muur aan het weghakken was). "¡Que quilombo!" Uit verhalen heb ik inmiddels begrepen dat veel werklui hier in veel gevallen erg hun best doen aan het Latino-stereotype te voldoen. Zo hoorde ik van een Nederlands gezin dat al een poosje in Sao Paulo woonde en waar een ruitje was geseuveld. Eén ruitje. Na een telefoontje naar de glaszetters kwamen er vijf werklui langs. Vijf. Voor één ruitje. Het duurde twee dagen voor het was vervangen. Want vijf werklui hebben heel wat bij te praten als ze elkaar al een poos niet hebben gezien! De Nederlandse man kon er inmiddels om lachen....

Maar uiteindelijk ben ik dan toch definitief (?) vertrokken uit Buenos Aires. Eerst maar een heel klein stukje, naar het piepkleine pampa-plaatsje San Antonio de Areco. Een busrit dwars door enorme velden vol koeien. Areco is zo'n plaatsje waar niemand zijn fiets op slot zet, de vleeswarenjongen in de "supermarkt" de volgende klant bij zijn voornaam aanspreekt en waar een aantal van die stoffige kleine kioskjes zijn, waar men werkelijk alles verkoopt (zodra men het heeft gevonden). Areco heeft een zekere faam opgebouwd als Gaucho-stad, met een museum geheel gewijd aan dit super-Argentijnse symbool. Veel zwepen, dolken, zadels en pistolen. Helemaal in het wilde westen. Het gastenboek, dat bijna geheel gevuld is met verhalen van Argentijnse bezoekers is vol trots. Zodra het heden een quilombo is gaan mensen hun verleden koesteren....In Areco verbleef ik voor het eerst sinds járen weer eens in een tent. Het landleven leek wel weer eens leuk na bijna twee maanden in de stad. Maar de afgelopen jaren, en zeker na ook nog eens twee maanden in een mode-bewuste stad als Buenos Aires, ben ik wel een ontzettende stadstrut geworden. Nog net geen hakken, maar met gelakte nagels en fancy zonnebril en al. En met de slappe lach opspringen als er tijdens het afwassen een dikke pad op je schoenen gaat zitten. Dat soort dingen. Waar ik dan wel weer helemaal trots op ben is mijn eerste geheel-eigenhandig bereide parilla. Want het zou geen Argentijnse camping zijn zonder minimaal twee dozijn barbecues op het terrein. En de "Bife de Lomo" die deze Hollandse daarop met de juiste portie geduld op heeft bereid, daar zou de gemiddelde Argentijnse asador (iemand die in een barbecue-restaurant werkt) nog een puntje aan kunnen zuigen. Zo.

Enkele dagen geleden dan eindelijk weer eens een échte busrit achter de rug. Na 20 uur bussen op zaterdag aangekomen in Puerto Madryn, Patagonië. Het landschap van Patagonië is ongelooflijk. Niet zozeer door schoonheid, als wel door de ongelooflijke leegte. Honderden kilometers lang niets anders dan gras en lage doornstruiken. Na 6 maanden Latijns Amerika kan ik me nog steeds verbazen om het ongebruikte land, de verlatenheid die je niet alleen hier, maar in álle landen die ik ben gepasseerd tegenkomt. In het noorden van Perú schijnen delen te zijn waar je gewoon naartoe kunt gaan met je naambordje en je rol prikkeldraad om een willekeurige lap grond te claimen. Zodra je het gaat bebouwen of beplanten is het van jou.... Onvoorstelbaar voor iemand opgegroeid in de Hollandse Randstad waar iedere vierkante centimeter is bezet!

Maar terug naar Patagonië. Puerto Madryn is, naast een haven, dé uitvalsbasis voor mensen die Peninsula Valdes willen bezoeken, een schiereiland en nationaal park dat beroemd is om zijn fauna. Toen ik me op maandagochtend meldde om met een tour mee te gaan, bleek de stress op het kantoortje van de travel agency een beetje toegeslagen. De enige engelstalige gids bleek ziek en nu zat de eigenaar met een spaanse gids en een half busje mensen die alleen engels spraken. Maar als ík nou even zou vertalen, kreeg ik de volgende dag een andere tour gratis... Niet gedacht dat mijn opgedane kennis van het spaans al zo snel iets op zou leveren!

Onze gids heette Monica, een enorme blonde Argentijnse, met een welluidende lach en een onuitputtelijke kenis van (onder meer) het sexleven van de complete fauna van het schiereiland: "De penis van een Ballena franca austral (walvis) is tussen de 1 meter en 1,80 meter lang." Scary!
Onze eerste stop was Puerto Piramides, waar we inscheepten op een bootje om de walvissen te bekijken die in de baai van het schiereiland hun kinderen krijgen en bescherming zoeken tegen de orcas. De eerste walvismoeder met kind kwamen we al na een tiental minuten uit de kust tegen. Op een meter of tien van de boot verdwenen eerst een enorme staart en daarna een kleinere (maar toch nog steeds een erg grote) in het water. Die ochtend hebben we zeker 15 verschillende walvissen gezien. Van de vissen zelf (pardon, zoogdieren) zie je niet veel meer dan de bulten en staarten die zo nu en dan boven het water uitkomen. Maar de grootte en het geluid van de ademhaling is onbeschrijflijk. De naam "Ballena franca" wil ondermeer zeggen dat het franke, nieuwsgierige en bepaald geen teruggetrokken dieren zijn. Sommige taferelen waren dan ook onvergetelijk. Zeker de "kleintjes" leken af en toe echt met de boot te spelen. Ze kwamen op aanraakafstand, bliezen hun "moca" (snot) in je gezicht en doken dan met hun enorme lijven onder de boot door. Al die tijd wijkt moeder walvis niet van hun zij. En als ze dan definitief onderduiken om een ander speeltje te zoeken durft iedereen op de boot eindelijk weer adem te halen....

De tocht over het eiland gaat verder naar Caleta Valdes en Punta Norte. Onderweg veel guanacos (soort llamas), nandú (soort struisvogels) en amadrillos. Aan de kust huizen kolonies zeeolifanten. Wel eens een klomp vet van 4000 kilo met het geluid van een buitenboordmotor enthousiast over het strand zien schuiven? Dat is wat je ziet als je het "eerste mannetje" van een zeeolifantenkolonie bezig ziet. Het strand ligt vol vrouwtjes die lui in de zon liggen en af en toe hun best doen uit de weg te blijven van die dikzak, terwijl in een nabij ondiep poeltje zeker 20 kleine zwarte "pups" rondspartelen. Het is prachtig om een poos in de zon te zitten en de bewegingen van deze kleine gemeenschap te bekijken.
En sommige mensen weidden daar hun hele leven aan. Op Punta Norte woont Roberto, een onderzoeker en natuurbeschermer, alleen met zijn paard. Hij zit daar al tien jaar, niet zozeer voor de olifanten als wel voor de orcas, die bij hoog tij komen om te langzame olifanten van het strand te pikken. Hij kent ze allemaal, de orcas, en zij kennen hem. Hij speelt mondharmonica voor ze en heeft de meest verbluffende fotos en verhalen. Orcas, zo beweert hij, zijn de meest intelligente dieren die er bestaan, omdat ze om hun doden treuren, net als wij mensen. En zo vertelt Roberto hoe de bewoners van Caleta een aantal maanden terug verbaasd toekeken toen een groep orcas in een lange stoet kwam aanzwemmen. Niet springend over de golven, zoals normaal gesproken, maar in een lange, statige rij. Pas toen ze dichterbij kwamen zagen de bewoners hoe de voorste orca, een vrouwtje, een kleine orca in haar bek droeg. En hoe de andere orcas haar begeleiden als de begrafenisstoet voor haar overleden jong.

De excursie van gisteren ging naar Punta Tombo, een grote pinguinkolonie zo'n 200 kilometer ten zuiden van Madryn. Waar iedereen op maandag vooral onder de indruk was en bezig was zijn adem in te houden, werd er gisteren vooral veel gelachen. Pinguins hebben zulke menselijk trekjes dat ze onvermijdelijk op je lachspieren werken. In Punta Tombo loop je er middenin, zeker nu de helft van de pinguins (mannetjes én vrouwtjes, ze delen het heel ge-emancipeerd!) op eieren ligt te broeden. Ik heb een paar uur lang genoten van hun oude-herengedrag als ze het water inliepen, het bijna arm-in-arm lopen van sommige pinguinstelletjes en vooral hoe ze gezellig terug gaan staren als je jou zien kijken.

De komende dagen wordt de reis naar het zuiden verder voortgezet!

Geen opmerkingen: