zaterdag, september 28, 2002

Latinoland 18: Fin de semana, Lunfardo y Dolores del Pasado


De lente is begonnen! Nee, niet voor jullie, maar aan "mijn" kant van de wereld! In Nederland bedenk je je na drie weken regen in april dat het eigenlijk al lente zou moeten zijn, in Argentinië wenst men elkaar een "Feliz día de la Primavera" (Gelukkige lentedag) en lijkt het weer nog te gehoorzamen ook...misschien moeten wij dat ook maar gaan doen. In Buenos Aires waren er veel lentefeesten en -markten, maar eigelijk is dat niets bijzonders. Op een doordeweekse lunchpauze wordt al duidelijk dat porteños diep in hun hart hetzelfde zijn als alle Latinos: ze leven niet om te werken, maar om in het park in de zon te liggen. En in het weekend wordt er gebarbecuet, er worden markten bezocht, dagtripjes ondernomen en uitgegaan tot de volgende ochtend.
Str
Ook ik heb afgelopen weekend erg "porteño" doorgebracht. Op vrijdag en zaterdag heb ik met mijn twee Amerikaanse huisgenoten een bezoekje gebracht aan een door porteños geliefde weekendbestemming: het plaatsje Colonia in Uruguay. Slechts 2,5 uur varen met de boot, maar het feit dat je weer helemaal in- en uitgestempeld moet worden en met ander geld moet betalen, maakt dat je je helemaal in het buitenland voelt. Colonia bleek een schattig plaatsje met huisjes die meer portugees dan spaans aandeden, een heerlijk strand en mooi weer en een spectaculaire zonsondergang. Verder bleek dat mensen uit Uruguay, meer nog dan hun Argentijnse buren verslaafd zijn aan maté, een thee-achtig kruid dat een groene smurrie vormt in je beker en door een soort rietje wordt gedronken. Een Urugauyaan (ehm...?!) gaat nergens heen zonder zijn thermosfles en zak maté onder de arm. Klaar om op ieder moment gedeeld te worden met buren, vrienden of willekeurige voorbijgangers. Nee, ik vind het niét lekker....Op zondag heb ik een bezoek gebracht aan één van de ontelbare Ferias die Buenos Aires rijk is. Bijna iedere wijk heeft zijn eigen weekendmarkt, vaak met kraampjes vol gevoetverfde schilderijtjes van tangokoppels en maté-rietjes, speciaal voor de drie toeristen die Buenos Aires rijk is. De Feria de Mataderos daarentegen is nog een zeer authentieke familie- en rommelmarkt. Veel taarten, illegale CDs, barbecues, clownsoptredens voor de kinderen en tweedehands kleding. Erg veel plezier gehad met hele families die op de foto wilden met hun barbecue, voetbalshirts of koopwaar.

De afgelopen maanden heb ik (ja, zelfs in Brazilië) Castillano gesproken, de naam die Latinos geven aan hún Spaans, om het te onderscheiden van dat vreemde sissende Spaans dat in Spanje wordt gesproken. Lezen, verstaan en vooral spreken gaat vrij vloeiend, hoewel de grammatica nog steeds wat rammelt. Helaas spreken Argentijnen (en dan vooral porteños) geen begrijpelijk Castillano maar, zoals één van de Hecho-verkopers aangaf "un quilombo" (een puinhoop), een Castillano met idiote "zj"-klanken, een Italiaanse tongval (met dank aan de vele Italiaanse immigranten) en doorspekt met Lunfardo. Lunfardo is het Argentijns van de straat, zoals dat aan het begin van de eeuw werd gesproken door mensen van twijfelachtig allooi, maar wat inmiddels is geadopteerd door een groot deel van de bevolking. Mannen, vrouwen en kinderen worden aangesproken met "Che!" ("Hey"), een Boludo is een idioot van het mannelijk geslacht en iemand die no lo doy bola zegt zal het werkelijk aan zijn *** roesten. Bij Hecho is het dan natuurlijk helemaal feest. Zelfs de meest doorgewinterde Lunfardosprekende porteño weet zich af en toe geen raad met het (soms tandeloze) gemompel van sommige verkopers. Gelukkig worden niet altijd echte antwoorden van je verwacht en volstaat een nietszeggend terugmompelen meestal ook....

De week bij Hecho was weer een aaneenschaking van momenten voor een tv-show: Op maandag nam één van de verkopers bloemen mee voor mij en de twee andere meisjes die op dat moment achter de toonbank stonden. Lichtelijk uitgebloeid, maar niet minder lief natuurlijk. Verder moest Betiana (een van de medewerkers) een aantal nieuwe verkopers de regels en organisatie uitleggen. Hierbij werd ze lichtelijk tegengewerkt door een overbehulpzame bejaarde verkoper die er continu doorheen kwam met tips uit het veld en nogal onduidelijke anekdotes. Raoul kwam op dinsdagochtend om negen uur al licht beschonken binnenzetten. Hij bleef maar gewoon hangen, half slapend en iedereen begroetend met wel érg aanhankelijke knuffels want verkopen mogen de verkopers niet als ze hebben gedronken. Een andere verkoper moest geholpen worden met het schrijven van een brief: Als dít een envelop is, schrijf je híer de naam en het adres waar het heen moet en plak je dáár een postzegel.... Woensdag had ik mijn camera meegenomen voor wat foto's. De eerste fotos werden stijf geposeerd, maar toen ik ze ook zelf een paar fotos liet nemen werd het steeds grappiger en spontaner. Iedereen moest apart, met mij én met een groep op de foto. Natuurlijk willen ze allemaal een afdrukje, wat ik maar snel moet gaan regelen, want het uitwisselen van adressen met een dakloze is nu eenmaal niet eenvoudig. Op donderdag zou Perdro gaan vissen en kwam hij vragen of hij voor iemand wat kon meebrengen. Mij leek het wel wat, een lekkere verse vis, maar Jorge was wat minder enthousiast bij het idee dat iemand vis ging verhandelen vanuit het kantoor. Zit ook wel weer wat in. Een andere verkoper vroeg of ik graag las. Zeker! Hij had een erorm boek bij het afval gevonden en vroeg zich af of hij me daar een plezier mee kon doen. Ik heb maar uitgelegd dat het lezen van een duidend-paginas lang boek in het oud-Spaans mij waarschijnlijk ongeveer 100 jaar zal kosten.

Een wandeltocht door de stad levert nog steeds beelden van de crisis op. Ondergekladderde muren, gebaricardeerde banken (grote metalen schermen, gebutst door demonstranten die er tegenaan hebben geslagen) en iedere dag weer nieuwe manifestaties. Gisteren stond het plein voor een lokale bank vol met gemeentemedewerkers: stratemakers, doktoren en ambulancepersoneel uit het staatsziekenhuis en brandweermannen die allemaal al meer dan 3 maanden geen salaris hebben ontvangen. Maar naast alle huidige probelemen blijft er in dit land ook nog genoeg oud zeer...
Op de Feria de Mataderos kom ik een Malvinas-veteraan tegen die met zijn hele handel van oude legerspullen op de foto wil. Ook bij Hecho hebben we er een aantal rondlopen. De Islas Malvinas zijn in Europa beter bekend als de Falkland-eilanden, horend bij Groot-Brittannië. Hier in Argentinië staan ze echter op iedere kaart als: Islas Malvinas (Arg.). De eilanden in een conversatie met Argentijnen aanduiden als Falklands getuigd van slechte smaak en kan je, afhankelijk van je gezelschap, te staan komen op zeer boze blikken. De Argentijnen claimden de Britse eilanden al 1,5 eeuw, toen de dictator van dat moment, naarsitig op zoek naar iets leuks om zijn imago op te veizelen, begin jaren 80 besloot ze dan nu eindelijk maar eens terug te winnen. Thatcher, die op dat moment in Engeland ook niet al te lekker lag greep onmiddelijk in. Het werd een flinke flap in het gezicht van de Argentijnse nationale trots en de Argentijns-Engelse diplomatieke relaties zijn sinds die tijd op zijn zachtst gezegd koeltjes te noemen. In het hart van Buenos Aires staat een groot monument voor de mannen die vielen in de Guerra de Malvinas en door de hele stad kun je buttons en vlaggetjes kopen met Malvinas Argentinas!. Voor de Argentijnen blijft het, zoals zo veel internationale incidenten waarbij Latijns-Amerkaanse landen betrokken zijn, een schrijnend iets om het álweer af te leggen tegen de westerse wereld. Gelukkig hebben ze het voetbal nog...

En dan natuurlijk dat ándere zeer waar, misschien nog wel meer dan tango, veel buitenlanders Argentinië mee associëren: De Dwaze moeders. Nog steeds maken ze iedere donderdag om half 4 hun rondjes over het Plaza de Mayo, vragend om informatie en gerechtigheid. Het verhaal is iedereen waarschijnlijk min of meer bekend: Onder het bewind van een reeks rechtse dictators in de jaren 70 werden politieke tegenstanders, of iedereen die daar op leek, van hun bed gelicht, gevangen genomen, vermoord of nooit meer teruggevonden. Kinderen van politieke tegenstanders die in gevangenschap werden geboren werden afgenomen en geadopteerd door echtparen die wél van de juiste politieke stroming waren. Toen de vuile oorlog (zo wordt deze periode genoemd) was afgelopen werden de schuldigen, door een opeenvolging van amnestiewetten, niet vervolgd, de reden waarom de nu hoogbejaarde moeders nog steeds vechten voor hun recht op infomatie en het straffen van de verantwoordelijken. Inmiddels worden ze bijgestaan door HIJOS, de organisatie van kínderen van die vuile oorlog. Ook zij zoeken gerechtigheid en willen weten wie hun échte ouders waren en hoe ze zijn gestorven. Na 25 jaar lopen is het moeilijk in te schatten hoe het ervoor staat met de Dwaze Moeders. Vanzelfsprekend is de passie er een beetje uit, de dames lopen bedaard pratend hun rondjes, gadegeslagen door een enkele medestander en een enkele toerist en er is zelfs een klein kraampje waar je buttons, shirts en kaarten kunt kopen. Uit het krantje dat ik van ze koop, blijkt de organisatie zich inmiddels ook niet alleen meer bezig te houden met hun verdwenen familieleden: er wordt gepleid voor de socialistische revolutie en de Verenigde Staten wordt flink aan de schandpaal genageld. En hoewel het objectief dus misschien een beetje is vertroebeld, is er toch iets wat me koude rillingen geeft: Daar lopen moeders met foto's om hun nek van hun kinderen, mensen van destijds míjn leeftijd die op een nacht zijn verdwenen en nooit meer zijn teruggekomen. Niet énkele mensen, maar 30.000 mensen. Deze moeders hebben nooit te horen gekregen wat er is gebeurt met hun kinderen en weten dat degenen die dat hebben verzonnen nog steeds vrij rondlopen. Je wílt het je niet eens voorstellen...

Voor mij nog een ruime week om te genieten van Buenos Aires en Hecho, daarna gaat het reizen weer beginnen!

vrijdag, september 20, 2002

Latinoland 17: Comidas (2) y Hecho Bs. As.


Jullie vroegen je het je natuurlijk inmiddels al af: Waar blijven Anne's culinaire recenties? Want na het vertrek uit Peru heb ik weinig meer geschreven over de locale keukens. Over Bolivia was in ieder geval niet veel te melden, het land heeft weinig gerechten om echt trots op te zijn. Of je moet de Salteña, een overheerlijk pasteitje gevuld met kip, ei, olijven, vlees, groenten en wat men verder nog aan kliekjes over heeft, meetellen. Helaas komt de Salteña oorspronkelijk uit Salta, Argentinië, waarmee Bolivias laatste hoop op een culinaire traditie is vervlogen. De enige andere geneugden zijn veel, heel veel gefrituurde kip en Salsichas. Hoewel ik er van overtuigd ben dat je alles moet proberen, kan ik het niemand kwalijk nemen als ze dit gerecht aan zich voorbij laten gaan: niet-bepaald ovenverse frietjes (van het soort dat zich bij optillen vettig om je vinger heen vouwt) in een papieren zakje met daarop gefrituurde, in stukjes gehakte hotdog-worstjes. Een echte Boliviaan eet dit met flink veel mayonaise, ketjup, mosterd en aji (pikante saus). Eet smakelijk!
Na de eerder beschreven Quilo-restaurants, heerlijke chocoladetoetjes en garnalen op het strand in Brazilië, kwam de echte culinaire actie dan toch in Bahia (Salvador). De Bahiaanse keuken is een prachtige mix van Afrikaans en Zuid-Amerikaans koken, met veel spices, koriander, kokosmelk, bonen, okra, garnalen en krab. Wat ik zeker om de andere dag heb gegeten toen ik daar was, is Moqueca, een combinatie van schaal- of schelpdieren, rijst, kokosmelk, pepertjes en de in Bahia beroemde Dende-olie (palmolie). En dan waren er natuurlijk de Acarajés, gefrituurde bolletjes van bonen, gevuld met gedroogde garnalen, die overal op straat door enorme donkere dames met hoofddoeken worden verkocht. Om eens goed uit te vinden welke Bahiaanse gerechten nu echt het bestellen waard waren heb ik één avond gegeten bij de kookschool van Salvador, met een buffet van ruim 40 lokale gerechten en minstens evenzoveel doodzenuwachtige jonge obers in veel te witte jasjes, gadegeslagen door een strenge maitre/docent. Het eten was zeker niet het beste dat ik in Bahia heb gehad, maar de vallende glazen, servetten en het continue aanschuiven van mijn stoel maakte veel goed. Wat ik echter het meest mis aan Brazilië (uhm...afgezien van 30 graden en zon) zijn de sappen. Waar die in Peru en Bolivia al heerlijk en overvloedig aanwezig waren, kun je in een Braziliaanse sappenbar alleen al een middag doorbrengen met het kiézen wat je gaat nemen: Wordt het Cacau (sap van de Cacao-boom, dat helemáál niet naar chocola smaakt), Cajú (van de Cashew-boom, bovenop het paprika-vormige vruchtje zit de cashew-noot geplakt) of één van de minimaal 50 andere smaken? Mijn favoriet is de Maracuya... passievrucht!
En dan nu Argentinië. Grote lappen vlees, dat is wel duidelijk natuurlijk. Parillas (soort Barbecue restaurants) zijn werkelijk op iedere straathoek te vinden, soms met etalages vol dood beest. De steaks in alle vormen zijn geweldig van smaak, maar dat kan ook bijna niet anders als je die koeien hier op hun gemakje rond ziet huppelen. De Italiaanse immigranten die hier in vorige eeuw naartoe kwamen hebben behalve hun idiote accent bergen overheerlijke pasta en ijs achtergelaten. De Heladeria op de hoek hier heeft zeker 80 smaken. Maar goed dat ik zo vaak naar de gym ga! Waar ik maar moeilijk aan kan wennen zijn allereest de etenstijden. Ontbijt: Non-existent (dát kende ik al), Lunch: Rond een uur of 1 (prima), Avondmaaltijd: De Parilla aan de overkant loopt rond een uur of half 10 Žs avonds vol met bejaarden, maar het gemiddelde volk loopt pas zo tegen elven binnen. Hoe deze mensen de volgende ochtend nog aan het werk gaan is een raadsel... Het volgende dat even wennen is, na 3 maanden aji, is het feit dat Argentijnen niet van spicy houden! Zelfs in de supermarkt is het kopen van een Tabasco-achtig sausje onmogelijk, omdat de prijzen van buitenlandse producten door de crisis zó zijn gestegen (12 euro voor een potje Chutney, iemand?), dat niemand ze meer koopt en ze dus automatisch uit de supermarkt verdwijnen. Mijn smaakpapillen begonnen zich wel erg te vervelen, maar gelukkig heb ik van de week een supergoed Thais/Cambodjaans/Vietnamees restaurant gevonden waar ze gerechten hebben waar de ogen weer ouderwets gaan tranen en je neus van gaat lopen. He, lekker!


Sinds afgelopen maandag zit er weer min of meer een soort ritme in mijn dagen...het is even wennen! Om half 8 verlaat ik het huis, gewapend met krant, appel en walkman om de stampvolle forenzentrein naar het centrum te nemen. Een uurtje later kom ik dan aan bij Hecho Bs. As., het straatmagazine van Buenos Aires. Het distributiecenrum is niet meer dan een totaal vervallen pand in een achterafstraatje. Er is een van pallets gefabriekte toonbank, een ruimte waar de verkopers koffie kunnen drinken en een kantoor. Als het regent regent het binnen harder dan buiten.... Voor wie (en dat kan ik me bijna niet voorstellen) in Nederland nog nooit een straatmagazine (Rotterdam) of straatkrant (Den Haag en Delft) van dichtbij heeft gezien: Straatmagazines worden uitgegeven door non-profitorganisaties en worden op straat verkocht door daklozen of mensen die een marginaal bestaan leiden. De kranten zijn gevuld met interviews met (lokaal of nationaal) bekende mensen, uitgaansnieuws en berichten van de straat (bijvoorbeeld een gesprek met een verkoper). In Nederland ben ik altijd al behoorlijk onder de indruk geweest van het project, aangezien het deze mensen op een laagdrempelige en menswaardige manier niet alleen wat extra geld laat verdienen, maar ook een zeker dagritme en verantwoordelijkheid meegeeft. Een kijkje in de keuken, zeker nu hier tijdens de crisis, leek me dan ook geweldig interessant!

Mijn werk is weinig ingewikkeld. Het bestaat uit het uitdelen van de magazines aan de verkopers (die ze aan de cashier hebben betaald), het zetten van een stempel hier en daar en zo nu en dan het maken van verkooppasjes. Aangezien er redelijk wat mensen werken (vrijwilligers (allemaal porteños) en mensen die zélf van de straat komen) lijkt dat niet veel werk. Maar de meeste tijd gaat zitten in praten, aangezien de verkopers niet alleen voor een stapel magazines komen, maar ook voor een kopje thee, maté en/of een sigaretje en een gezellig babbeltje met de andere verkopers of met ons.
Hecho functioneert ook als een doorverwijslokaal voor mensen die een dokter, kinderopvang, een nieuwe bril of juridische hulp nodig hebben. Aangezien veel van de verkopers zelf niet erg assertief zijn als het op hulp zoeken aankomt nemen de Hecho-medewerkers veel eigen initiatief: Wat hebben we je lang niet gezien, is er iets mis? En dan blijkt dat de jonge verkopster geen kinderopvang kan betalen, maar ook moeilijk met haar drie-jarig hummel iedere dag de straat op kan (waardoor ze dus weer geen geld heeft voor kinderopvang, etcetera....). De zware gevallen gaan naar Jorge, de boomlange directeur van Hecho en de grote held van alle verkopers. Een cita (afspraak) met hem dóet wat voor je status!

Mijn eerste dagen waren vooral gevuld met mijn ogen uitkijken en goedmoedig geplaagd en uitgeprobeerd worden door de verkopers. De variatie aan mensen is ongelooflijk. Er zijn meer dan 1200 verkopers, waarvan er ongeveer 500 actief verkopen. Sommige mensen komen maar 1 maal in de week een grote stapel halen, anderen zie je iedere dag en hangen meer bij Hecho rond dan dat ze kranten verkopen. De lijst van mensen die wachten op een verkoopplekje geeft een aardige beschrijving wat er zoal voorbij komt: 24 jaar - 69 jaar - 43 jaar - 17 jaar; in een transithuis - in een hotel - bij een vriend - op straat; 1 kind - gescheiden - 3 kinderen; 3 maanden zonder werk - 3 jaar zonder werk; gezond - artritis- maagzweer - slechtziend....

Voor het eerst realiseer ik me in volle proportie hóe bepalend het weer is voor deze mensen. Als het, zoals gisteren, een groot deel van de dag regent, heeft het weinig zin de straat op te gaan. Er zijn weinig kopers op straat en díe er zijn, gaan in de stromende regen echt niet stoppen om een krantje te kopen. Maar geen verkoop betekent geen geld om 's nachts ergens te slapen. Toen ik gisteren naar bed ging bastte er een groot onweer los, waarvan ik de volgende morgen het resultaat bij Hecho kon zien. Een aantal mensen hebben een vaste slaapplek en één jongen was zo slim geweest om de hele nacht héél langzaam zijn was te doen in de lavandería, maar een aantal waren er niet in geslaagd het noodweer te ontsnappen. Marcello, een nogal ruwe gast vol tatoos (die sinds twee dagen tegen andere verkopers roept dat ze aardig voor me moeten zijn want ik ben zijn amiga) loopt te vloeken dat één van de meisjes van Hecho nieuwe droge sokken voor hem moet zoeken. Raoul, een grote, heel zachtaardige jongen is drijfnat en tot op het bot verkleumd. Hij loopt trillend als een rietje rond terwijl ik thee en een nieuwe pas voor hem maak en de andere meiden op zoek gaan naar oude truien die nog ergens rond moeten slingeren....

Is het dan alleen maar kommer en kwel? Integendeel! Een groot deel van de dag lach ik me dood om of ben ik simpelweg ontroerd door de absurde dingen die er nu weer gebeuren: Een oudere zwerver die bij het grofvuil een paardekop (zoŽn skelet dat sommige mensen aan hun muur hebben hangen) heeft gevonden en hiermee óp zijn hoofd, door het pand struint. Of die man die mij trots een mapje met foto's laat zien van alle beroemdheden aan wie hij de krant heeft verkocht (en die ik natuurlijk niet ken omdat het allemaal Argentijnen zijn). Of die jongen die binnenkomt met een piepklein hondje in zijn krantentas. Opgepikt op straat en de rest van de ochtend doodgeknuffeld door de medewerkers en andere verkopers. Of twee verkopers die elkaar na een lange tijd weer eens zien en elkaar enthousiast zoenend begroeten. Of de verkopers die hun drie woorden engels op me oefenen. Of iemand die na een doorwaakte nacht in het raamkozijn in slaap valt. Of de fotograaf die langskomt en alle branie van de verkopers met één klink van de camera laat verdwijnen....

Ondanks alles geniét ik, ik kan het niet helpen...De komende weken vast nog meer verhalen!

donderdag, september 12, 2002

Latinoland 16: Crisis, Tango y Mi hogar


Het zal ook jullie niet ontgaan zijn dat Argentinië al sinds enige tijd in een ernstige economische crisis zit. De kranten staan er dagelijks vol mee: de inflatie stijgt, de aankopen dalen en inmiddels 19 miljoen Argentijnen leeft onder de armoedegrens. Dat is véél, maar wat merk je daar nu eigenlijk van? Ikzelf weinig, aangezien ik Argentinië tijdens de crisis niet vanuit eigen ervaring kan vergelijken met Argentinië vóór de crisis, maar slechts met de andere landen die ik in Latijns Amerika heb bezocht. En dan ziet het er allemaal nog niet zo dramatisch uit.... Maar ook voor veel hoge- en middenklasse porteños (bewoners van Buenos Aires) zijn de delen van dit gigantiche land waar kinderen doodgaan van de honger letterlijk en figuurlijk erg ver weg. Wat niét verweg is voor de porteños zijn de "bonnenboekjes" geld die de regering heeft uitgebracht om de geldstroom op gang te houden, de taxichauffeurs en ambulantes (straatverkopers) met universitaire opleiding en de massa's mensen die je 's avonds en 's nachts in het centrum door het vuilins ziet spitten. En ook mij doet dat laatste wat. Want hoe vreselijk het ook is om te zeggen, armoede komt ineens een stuk dichterbij als het niet een vuile zwerver in kapotte kleding is bij die vuilnisbak, maar een dame die je buurvrouw zou kunnen zijn....
De afgelopen week hadden we tot twee maal toe een protest. Niet alleen tegen de regering en de crisis, maar ook tegen de daarmee gepaard gaande toename van diefstallen en berovingen in de stad. De porteños hebben jarenlang in één van de veiligste miljoenensteden ter wereld geleefd en worden nu voor het eerst geconfronteerd met echte grote-stads-problemen. Overigens nemen die protesten geensinds de vormen aan van de beelden die wij een half jaar geleden op CNN zagen... Op afgesproken tijden, gecommuniceerd via flyers, beginnen de auto's en bussen 10 minuten lang te toeteren, slaan ambulantes op potten en pannen, klappen passanten in hun handen en staat mijn huisgenoot Martin op het balkon met zijn diggereedoo. Golven geluid die je door de hele stad hoort gaan. Ben benieuwd of ze het horen in het Congreso!

Ondanks dit alles zijn de Argentijnen verre van moedeloos. Goed, van de politici moeten ze het niet hebben. Die zijn altijd al corrupt geweest en daarbovenop is de huidige president een min-of-meer bewezen drugdealer. Waarvan moeten ze het dan wel hebben? Volgens een onderzoekje van het ontbijtnieuws van Buenos Aires dat ik gisteren zag heeft nog ongeveer 3% van de Argentijnen vertrouwen in de politiek, 20% in de kerk en een schrikbarende 40% in het leger... Nu zijn deze onderzoekjes waarschijnlijk net zo valide als de steekproeven van het SBSnieuws in Nederland ("10% van de Nederlanders denkt dat homosexualtiteit een ziekte is, dus 90% vindt Pim Fortuyn een toffe peer", zoiets... ), maar het blijft opmerkelijk voor een land waar de militaire dictatuur toch nog heel vers in het geheugen moet liggen!Dus waarom komt het dan toch goed met de Argentijnen volgens de Argentijnen? Ze hebben een land stikvol resources, met een westerse infrastructuur en een bevolking die tot één van de hoogstopgeleide van het continent gerekend kan worden. En daarbij: Ze wonen in het mooiste land ter wereld! (Waar hoorde ik dat eerder?)

De afgelopen week heb ik mijn best gedaan deze enorme stad een beetje onder de knie te krijgen. Gelukkig, door de enorme variatie aan wijken en wijkjes heb je niet continu het idee dat je in een wereldstad bent. Grote winkelstraten rond Retiro; Het chique Recoletta met Gucci-winkels, professionele hondenuitlaters en het beroemde Cemetario waar (onder meer) Evita begraven ligt; La Boca, de meest toeristische wijk van Buenos Aires (ik heb er 2 andere toeristen gezien), met gekleurde metalen huisjes en overal vlaggen en grafitti's van "El Diego" (Maradonna) en San Telmo, een soort klein Parijs, vol kinderkopstraatjes, antiekwinkeltjes en...Tango op straat! De Argentijnen zijn er dol op, hun tango. Massa's mensen die kijken, klappen en "Bravo!" roepen als er een prachtig koppel (zij in strakke jurk op hoge hakken, hij in pantalon, vest en shawl) de verschillende stijlen showt op een plein in San Telmo. Het mooiste is nog hun oprechte plezier te zien. Hoewel tango een serieuze dans is kunnen ze het niet laten af en toe breed naar elkaar te glimlachen. En na een kwartiertje dansen gaat de caballero (mannelijke danser) moeiteloos over in een hartstochtelijk politiek betoog. Geweldig! Bijna nog mooier dan dit jonge koppel is een ouder echtpaar dat een paar straten verderop een voorstelling geeft en dat ik vanaf mijn terrasje gade kan slaan. Iets minder spectaculaire sprongen natuurlijk, maar in dezelfde dresscode. Tussen de cheek-to-cheeks met zijn danspartner door, plukt de heer op leeftijd jongedames uit het publiek om een paar pasjes mee te dansen. Hij doet dit met zo'n charme dat geen van de dames durft te weigeren...En het kon natuurlijk niet uitblijven: Ook ik heb inmiddels mijn weg gevonden naar een tango-school! Twee zeer goede docenten die mij, en mijn twee Amerikaanse huisgenoten, in een hoek van de dansvloer snel bijspijkeren, want de rest van de groep, voornamelijk oudere porteños, is al een stuk verder. Leuk! Ik heb gelijk maar hakken aangeschaft, want tango is geen dans voor gympies, dat lijkt me duidelijk!
Na alweer een aantal jaartjes solita te hebben gewoond, is het alhier weer tijd voor Activiteiten-Met-Het-Huis. Ik woon, zoals eerder gezegd, in een buitenwijk in het huis van Javier en Martin, twee porteños, samen met Forest en Daniel, twee Amerikanen die ook beiden wat langer blijven. En dus eten we samen, gaan veel uit, hebben gezamelijk tango-les en gaan naar de gym (jawel!), huren videos en proberen veel flessen Argentijnse wijn uit (voor net één Euro heb je hier een prima fles!). Hoewel ik dus nog steeds geen vrijwilligerswerk heb (De Straatkrant van Buenos Aires heeft een beetje moeite met telefoon opnemen! Grrrr... ) voel ik me al bijna thuis...

Ik voel me al bijna porteña omdat:
* Ik inmiddels een bus kan pakken, bíjna zonder mijn duimdikke busboekje te raadplegen;
* Ik muntjes spaar voor de bus, omdat je anders geheid ruzie krijgt met de buschauffeur;
* Ik op de weg terug van de supermarkt even langs de Heladeria ga voor een kwart-kilo ijs "para llevar" (om mee te nemen);
* Ik er bijna aan gewend ben dat ik niet hoef af te wassen of mijn bed op te maken, daar hebben "we" Edith, de huishoudster, voor (dat ik überhaupt mijn bordje naar de keuken breng is al even schrikken voor haar);
* Ik mensen die ik voor het eerst ontmoet onmiddelijk begin te zoenen;
* Ik, zodra ik heb verteld uit Holland te komen, porteños er onmiddelijk van weet te overtuigen dat wij allemaal heel veel van Maxima houden;
* Ik gesprekken heb met de kassajuffrouw in mijn supermarkt over Europese vorstenhuizen en Argentijnse politiek (ze is een beetje verliefd op Philippe van Spanje);
* Ik al bijna gewend ben aan het feit dat voor 21 uur je avondmaaltijd nuttigen belachelijk is en na 22 uur acceptabel;

Maar over het eten dan maar weer een volgende keer!Voor nu kan ik jullie nog even mededelen dat mijn thuiskomst waarschijnlijk nog een maandje wordt opgeschoven....

donderdag, september 05, 2002

Latinoland 15: A Battería, Bonfim e Cataratas do Iguaçu



Een veel te vol notitieblokje met allemaal dingen over Brazilië die ik óók nog aan jullie kwijt wil... Ondanks dat ik inmiddels sinds enkele dagen in Argenitinië ben dus nog een hoofdstukje Brasileino!

Er zijn veel verschillende beroepen in de wereld: mooie en belangrijke, nederige en spannende. Brazilië heeft aan de lijst beroepen die ik ken weer een nieuwe toegevoegd: de bordenoppasser!
Op iedere straathoek kom je borden tegen die je internet of een verzekering aanbieden of die je attent maken op de opening van een nieuwe winkel. En in Brazilië hoef je die niet vast te spijkeren of te plakken, hier huur je iemand die met een pot koffie op een klapstoeltje naast je bord gaat zitten.
Nu aankomende oktober Brazilië naar de stembus gaat kom je er helemaal veel tegen. Of ze de zaak veel goed doen is de vraag, want ik heb zelden mensen zo ongeïnspireerd en verveeld zien kijken als de oppassers van verkiezingsborden.
Van alle kanten grijnzen de kandidaten je aan. Een beetje verwarrend is het wel, met alle verschillende delen van het land die ik heb bezocht die ieder hun eigen vertegenwoordigers hebben komen alleen de gezichten van enkele landelijke kandidaten me vaag bekend voor. Omdat Brazilië via machines stemt (net als wij in Nederland) heeft iedere kandidaat een nummer dat met grote letters onder de hoofden staat. Dit systeem lijkt me niet geheel eerlijk, mij lijkt het duidelijk dat iemand met nummer 111 het zéker winnen zal van de kandidaat met 7168 (om van de kandidaat met 666 maar niet te spreken!).
Afgezien van het systeem van stemmen lijkt Lula, van Arbeiderspartij PT de hoogste ogen te gaan gooien. De man doet voor de vierde (!) keer een gooi naar het presidentsschap...de aanhouder wint, moet hij gedacht hebben! Het lijkt een trend te worden: Ook Lula laat zich (net als Evo in Bolivia) niet al te zachtzinnig uit over de VS. Hij heeft bovendien aangekondigd dat de Braziliaanse schuld aan het IMF wat hem betreft voorlopig niet afgelost hoeft te worden. Het interessante hieraan (ik zou bíjna zeggen: "Het léuke hieraan...") is dat Brazilië net iets meer van de toren kan blazen vergeleken met andere landen hier. Als de VS dreigt zijn hulp aan Bolivia op te schorten (bij het kiezen van kandidaat X) heeft Bolivia een ernstig probleem. Aangezien de schuld van Brazilië echter énorm is en een groot deel van die schuld, direct of indirect, in de VS staat, heeft deze keer de VS een enorm probleem als dit potje blufpoker waarheid wordt. Het is op zijn minst curieus dat de VS nu eens in deze positie wordt gedwongen (wat ze er natuurlijk niet van weerhoudt Lula op alle mogelijke manieren in discrediet te brengen....).

Ik blijf me verbazen over de buitengewone trots van de Brazilianen op hun land. De overmaat aan vlaggen die ik eerder beschreef zijn daar slechts één uiting van. Brazilianen vinden zonder uitzondering dat ze in het meest geweldige land ter wereld wonen ("Nu alleen de politiek nog!"), terwijl de meeste Bolivianen en Peruanen masse willen emigreren. En zo'n houding dóet natuurlijk iets met een land. Als mensen vinden dat hun land niets heeft om trots op te zijn (wellicht logisch als je dat eerst een paar honderd jaar wordt ingewreven door kolonisators en dat vervolgens nog een eeuw of twee wordt "bewezen" door je eigen politici!) is dat geen goede uitgangspositie om een land op te bouwen. En gelooft u niet in wazige begrippen als "trots op je land", bekijk dan eens het volgende: Op iedere plaats waar ik ben geweest in Brazilië is minimaal 80% van de aanwezige toeristen Braziliaans. Om het even in welke winkel je kijkt, welke producten je op tafel in een restaurant omdraait: "Made in Brasil"....eens kijken wat dát voor de economie van een land doet! En die cirkel valt natuurlijk gewoon rond te maken. Want al die mensen die hun prachtige land zien en omringd worden door fijne producten van eigen makelij worden alleen maar trotser op dat land.... Nu dat ándere cirkeltje in Bolivia en Peru (en Nicaragua...) nog even doorbreken!

Het verblijf in Salvador stond natúúrlijk in het teken van dansen en muziek. In Pelourinho waar ik verbleef, is dinsdagavond dé grote avond voor de Batterías, percussiebands die door de smalle, be-kinderkopte straatjes met gekleurde huisjes lopen. Na een wervelend samba-optreden van een andere band op één van Salvadors pleintjes liep ik in een straatje klem op een battería. Gewoon meelopen dan maar...of meedánsen natuurlijk! Ik sloot me, samen met twee meisjes uit Sao Paulo, aan bij een groepje jongens die vlak achter de battería liepen te dansen. We verstonden elkaar voor geen meter, maar een lól! Het was net het zomercarnaval, maar dan zonder de pakjes...Hoewel, helemaal vooraan stond één prachtig uitgedoste dame in veren...die van dichtbij ineens een heer bleek. Het feest was helemaal compleet toen er een gigantische regenbui losbarstte, die de battería verjaagde naar de portieken maar de dansers alleen maar vrolijker maakte: lekker fris!! "Isso!"

Via Claudio (mijn Braziliaanse dansleraar in Amsterdam) was ik in contact gekomen met Anibal, een vanwege het kalmere leven ("Loop eens rustig je bent in Bahia!") naar Salvador verhuisde Carioca. Hij nam me mee op lange wandeltochten langs de Barra, het strand van Salvador, lange gesprekken over politiek op terrasjes en een gezellige avond uit met vrienden in een superfancy discotheek. Nee, Brazilianen dansen niet alléén samba, maar ook op jaren 80 disco (en omdatwe toch wát moesten, hebben Anibal en ik daar wel gewoon Zouk op gedanst...) en mijn gód wat voelde ik me underdressed in mijn broek en gympies naast al die meiden in black-dresses. Tot ze aan het eind van de avond ineens komen toegeven dat jouw gympies er, naast hun stilettohakjes, toch best wel comfortabel uitzien.

Naast het meer "exotische" Candomblé van vorige week heb ik ook nog een "gewone" Katholieke kerk bezocht in Salvador, de Igreja do Senhor do Bonfim. Volgens vele volgelingen een kerk met een altaar dat wonderen verricht. Een vleugel van de kerk is daarom behangen met fotoŽs van mannen, vrouwen en kinderen (ik spotte zelfs een foto van een koe) die door O Senhor genezen zijn of daar nog op hopen. Het zou Zuid-Amerika niet zijn als er niet ook een paar foto's tussenhingen van bloederig afgerukte vingers en mensen die trots hun litteken van-kin-tot-kruis showen. Je kunt in de kerk plastic poppetjes, voeten, handen of benen kopen die je gebed kracht kunnen bijzetten op de gewenste plaats. En mocht je even vergeten zijn dat je in Brazilië bent: Een bewonderaar heeft een plastic been achtergelaten bij een brief en een foto van Ronaldo. Of O Senhor er toch vooral maar even voor wil zorgen dat Ronaldo weer met gezonde benen kan deelnemen aan de aankomende Copa del Mundo.

Dan heb ik tenslotte de afgelopen dagen doorgebracht op de Braziliaans-Argentijns-Paraguayse grens (Ja, de vlucht is voorspoedig verlopen!) om daar Foz do Iguaçu te bezoeken. Eén van de grootste watervallen ter wereld en volgens de kenners (wat moet ik me voostellen bij een "kenner" van watervallen?!) zeker ook één van de mooiste.
Met twee Engelse meisjes logeerde ik in een hotel met twee wel heel schattige eigenaressen: een oudere, zeer religieuze dame en haar dochter. Ze kwamen om de haverklap kruidenthee brengen, op de hielen gezeten door twee erg lelijke hondjes.
Het bezichtigen van de watervallen (Argentijnse en Braziliaanse zijde) duurde zo'n 1,5 dag. En gaat dat dan niet vervelen? Nee, dat gaat niet vervelen!

Het omliggende park heeft hier en daar helaas een wat hoog Disney-gehalte: Je wordt met busjes (uitleg in 3 talen) van het bezoekerscentrum naar de foodcourt gebracht. Maar als je dan, na een half uurtje lopen over prachtig aangelegde wandelpaden, met het steeds sterker wordende geluid van het water, de eerste blik werpt op de eerste watervallen is dat dan toch onvergetelijk. Het probleem met de watervallen is dat iedere bocht op het pad weer een andere hoek of een andere waterval voor je ogen ontvouwt, waardoor je fotorolletjes er nogal hard doorheengaan (voor iets dat waarschijnlijk tóch niet in foto's te vangen is!). Het hoogtepunt van de dag (al konden we ons na al dat moois nauwelijks meer voorstellen dat er nog zoiets kwam als een hoogtepunt) hadden we bewaard tot het laatst: El Garganta del Diablo (De keel van de duivel), een punt waar al het water van de wereld zich in één keer in een pijlloze diepte lijkt te storten en vervolgens door zijn eigen kracht, gelijk weer meters omhoog gestuwd wordt. Dit alles begeleid door donderend geraas, vlinders, vogels en meerdere regenbogen. Niet in woorden te vangen....
Toen ik gisteren in de taxi naar de grens stapte kwam Evalina (de hoteleigenaresse) me nog luid roepend achterna: "Zenk you for staying, Holland people are so nice, Hope you are ghappy, God bless you!"

Inmiddels zit ik weer in een heel ánder hotel. Vanmorgen ben ik aangekomen in Buenos Aires. Het hotel, of "guesthouse", zoals Javier en Martin, de twee piepjonge porteño eigenaren het noemen, is gevestigd in een buitenwijk van de stad. Ik was van plan een paar dagen te blijven en te kijken hoe het beviel, maar na de eerste kennismaking en het zien van het huis (want hotel kun je het inderdaad niet noemen) was de keuze snel gemaakt: Hier wordt het de komende maand goed toeven!

Volgende week meer over Buenos Aires en The Garden House!


En dan had ik hier nog helemaal niet over verhaald:Eén van mijn dagen in Salvador heb ik een dagtripje gemaakt naar Praia do Forte, een piepklein dorpje zo´n anderhalf uur tennoorden van Salvador. Allereerst een prachtig strand, zoeen met wit zand palmbomen en kleine vissersbootjes...hmmm...Maar waar het mij allemaal om ging was een bezoek aan het TAMAR-project. TAMAR staat voor TArtugas MARinas, de Portugese naam voor zeeschildpadden. TAMAR bestrijkt de hele kust van Brazilië en poogt (zeer succesvol) de vijf verschillende soorten zeeschildpadden die Brazilië rijk is te beschermen. Het succes van het projectzit hem erin dat de mensen uit de gemeenschappen bij de nestgebieden worden betrokken bij de bescherming. De vissers die eens de nesten leeghaalden om de eieren te kunnen verkopen, worden nu betaald om diezelfde nesten te beschermen. In totaal kunnen door het project zo´n 400 families in hun levensonderhoud voorzien, doordat er bij een aantal stations (in Praia do Forte bijvoorbeeld) een bezoekerscentrum is met een restaurantje en souvenirtjes(die allemaal gemaakt en verkocht moeten worden). Het project haalde Times, Newsweek en heeft (terecht) verschillende grote prijzen voor natuurbescherming gekregen. De schildpadden blijven me facineren: hun wijze koppen, hun grootte en de manier waarop ze eerder lijken te vliegen dan tezwemmen. En dan de mini-schildpadden die als een schoolklas vol kinderen in hun zwembadje rondspetteren... Meer over TAMAR: http://www.tamar.org.br/ingles/default.htm