zaterdag, juli 27, 2002

Latinoland 10: Monos, Coca y La muerte de Che


Op weg naar de poema´s was ik vorige week. Poema´s heb ik niet gezien, maar voor jullie teleurgesteld afhaken: genoeg andere beestjes! In de bus naar het plaatsje Villa Tunari, zo´n 6 uur van Cochababa, weer versteld gestaan hoe snel een lanschap kan veranderen. Van de milde, wat droge vallei rond Cochabamba, in de stomende jungle van Villa. Het plaatsje stelt niets voor, één in vele jungledorpjes, alleen is deze vol (lege) hotels en restaurants aangezien het zich bevind op de grens van een (eens?) zeer populair Nationaal Park. En aan de rand van Villa Tunari ligt Inti Wari Yassi, een opvangreservaat voor de meest uiteenlopende dieren: Poemas uit circussen, Huispapagaaien die toch wel groot werden, Hertjes die ineens in de stad opdoken en Apen die het meubulair van hun eigenaars bleken te vernielen. Sommige van de dieren zijn, voor ze in het park kwamen, ernstig mishandeld en hebben moeite met mensen, andere zijn ziek of (in het geval van de vogels) gekortwiekt. Als je ze ziet, of hun (door de vrijwilligers in het park zorgvuldig opgestelde) verhalen leest vraag je je af wat sommige mensen bezield. Nee, een aap is géén huisdier! Uiteindelijk is het streven de dieren weer te laten terugkeren naar de échte jungle, maar in sommige gevallen is dat natuurlijk niet mogelijk. De meeste dieren lopen, kruipen of slingeren los door het park. Het park werft actief vrijwilligers onder reizigers, met advertenties in hostels en op internet. En niet tevergeefs! Omdat je voor dit vrijwilligerswerk nu eens geen Spaans nodig hebt lopen er op dit moment zo´n 30 vrijwilligers rond uit alle landen van de wereld, die allemaal minimaal 2 weken blijven. Ze maken kooien schoon, plukken apen uit bomen die ervandoor zijn gegaan met zonnebrillen van bezoekers, delen medicijnen uit of wandelen met de poema aan een touwtje door het park (nee, deze loopt niet vrij rond!). Ik heb er uren rondgelopen. Kennisgemaakt met Rosa en Watson, twee papagaaien die, onafhankelijk van elkaar, ziek, gekortwiekt en kaal in het park aankwamen. Nu zijn het twee prachtige, weldoorvoede rode papagaaien die onafscheidelijk zijn geworden. Me laten beroven (gelukkig alleen van papieren zakdoekjes) door de meest gehaaide dieven die er bestaan: doodshoofdaapjes. En uren in de zon gezeten met Melanie, een kapucijneraapje, op schoot. Melanie heeft een huidziekte (en dus heel weinig haar) en is broodmager. Met ogen die je doen denken aan de advertenties uit de tijd van hongerige kinderen in Ethiopie steelt ze alle harten. En natuurlijk kreeg ik ten afscheid een aandenken in de vorm van een gele kledder apenpoep op mijn broek! Het park verkeerd in moeilijkheden en dat is jammer, want ze doen fantastisch werk. Naast vrijwilligers is er geld nodig voor medicijnen, dierenartsen en voedsel voor de dieren. Voor de geinteresseerden: Op het ogenblik heeft het park geen rekeningnummer, maar ik houd jullie op de hoogte!

De reis tussen Cochabamba en Villa Tunari, en later weer van Villa Tunari naar Santa Cruz, waar ik nu ben, ging niet zonder slag of stoot. De districten van Cochabamba en Santa Cruz liggen midden in wat de VS aanmerkt als "Coca-country". Dat klinkt spectaculairder dan het is. Het betekent vooral veel extra politiecontroles en een buschauffeur die naast me zit (ik mocht voorin plaatsnemen omdat ik mijn Chayanne-bandje aan hem had geleend) met wangzakken als een hamster gevuld met coca-blaadjes. De mensen in deze districten kauwen al honderden jaren coca en een verbod erop zou dan ook diep ingrijpen in de lokale cultuur. Het zou zoiets zijn als de Nederlander zijn koffie ontzeggen...ik ken veel mensen die hun bed niet meer uit zouden komen (Nielske?)! Zelf heb ik het gekauwd in de mijnen van Potosi (smerig!) en veel gedronken in de vorm van thee in de hooglanden (lekker!). Natuurlijk is het nonsens te veronderstellen dat de coca alleen verbouwd wordt voor de blaadjes en de lokale markt. De politiecontroles zijn erop gericht de "trafficing" van coca in te perken, al maken ze de indruk dat ze dat vooral doen om de VS happy te zouden. Want dat de VS niet gelukkig is met de coca-plantages moge duidelijk zijn. Ze steunen, met geld en mankracht, het omschakelen van coca-plantages in mais of quinua. Iedere boer die zijn akkers met coca omploegt ontvangt 2000 dollar. En waar deze strategie in Peru aardig leek te werken, is dit land zo groot en dunbevolkt dat de Boliviaanse boer zijn coca omploegt, zijn geld vangt en enkele tientallen kilometers verderop een nieuwe coca-plantage begint. Exit leuk plan. Zolang de vraag blijft bestaan, en de opbrengst van coca zó absurd hoog is vergeleken met het gemiddelde inkomen van de mensen hier, zullen de boeren hier hun coca blijven verbouwen. Maar de eigen kiezers beschuldigen van drugsgebruik is onder Amerikaanse senatoren en presidenten iets minder populair dan het beschuldigen van een land verweg, waar de meeste mensen maar vagelijk van hebben gehoord....inclusief diezelfde senatoren overgens. Eén senator werd enkele jaren terug zo wanhopig van de hele toestand dat hij maar voorstelde de coca-plantages in Bolivia middels vliegtuigen met pesticiden te bespuiten. De vliegtuigen hiervoor moesten, zo stelde hij voor, opstijgen vanaf DE KUST van Bolivia. Au. De grote verdediger van de coca-boeren is, zo liet ik al eerder weten, presidentskandidaat Evo. Hij groeide op op het arme platteland, was zelf cocaboer en is mateloos populair in de regio waar ik het net al over had. Zoals gebruikelijk hier beschilderen veel mensen hier hun huizen en winkels "in de clubkleuren": in de kleuren en met de naam van de kandidaat en partij van hun keuze. Evo-blauw was alomtegenwoordig in Villa Tunari! Tot de grote verbazing van de gevestigde kandidaten is Evo als derde uit de bus gekomen bij de verkiezingen. Niet genoeg om daadwerkelijk mee te dingen naar het presidentsschap, maar genoeg om de gevestigde orde een beetje wakker te schudden. De gevestigde kandidaten hebben ondertussen zo´n beetje de koek verdeeld: er is een Plan Bolivia (soort regeeraccoord) opgesteld door twee partijen die elk worden geleid door een oud president....Over gevestigd gesproken! Ik heb het gelezen en hard gelachen: De plannen zijn zó algemeen en verstoken van iedere mening. Dat je met "het bestrijden van de werkeloosheid onder de jeugd" , "het zorgen dat iedere Boliviaan kan profiteren van het gas" en "het werken aan de positie van de vrouw" de handjes op elkaar krijgt kan ik me voorstellen, maar als je op geen enkele manier uitlegd hóe....Zo kan ik het ook! Tenslotte heb ik via vele posters kennis gemaakt met de lokale politici van Santa Cruz. Er is een dame bij die vreselijk lijkt op Sarah Michelle Gellar. Haar gezicht hangt door de hele stad en iedere keer als ik zo´n poster zie denk ik "Buffy the Vampire Slayer!"...wat op zich niet zo´n vleiende bijnaam is voor een politica!

Vanaf Villa Tunari was het, met een kleine tussenstop in Santa Cruz, op weg naar Vallegrande. Weer een dorpje en deze keer één die door reisgidsen en tourist-informations stelselmatig word genegeerd. En dat ondanks het feit dat het kan bogen op een belangrijk historisch feit: Che Guevara sneuvelde hier tijdens één van zijn vele guerilla-gevechten. Bij het wachten op de bus ontmoette ik Olga en Luis, een Spaans stel. Ze werd een klein beetje gek van hem, aangezien ze inmiddels bijelkaar al 18 uur heen en terug hadden gereisd tussen de toursist-informations van verschillende plaatsen...maar Luis moest en zou naar het graf van Che Guevara. Ik besloot met ze mee te reizen, meer gedreven door nieuwsgierigheid dan bewondering, want hoewel het een zeer bekende naam is, had ik heel eerlijk gezegd weinig notie van "het leven en werk" van Che Guevara. Een mooie gelegenheid om daar verandering in te brengen en het internet zijn nut weer eens te laten bewijzen. Binnen enkele minuten had ik een 10 paginas tellende biografie in handen. Voor de mensen die het óók niet weten: Che Guevarra was een Argentijnse arts/guerillaleider die over het hele continent reisde en vond dat het allemaal anders moest. Uiteindelijk hielp hij Castro met het bevrijden van Cuba van dictator Batista en vocht hij verder tegen regimes in Kongo en Bolivia. De biografie leverde eigenlijk alleen maar méér vragen op, aangezien hij in zóveel plaatsen deel uitmaakt van de geschiedenis, dat je bijna een professor in de wereldhistorie moet zijn om het allemaal in zijn context te kunnen plaatsten. Het toerisme in Vallegrande is bescheiden, het is me een raadsel waarom de Boliviaanse regering niet meer aandacht besteed aan dit plaatsje, want werledwijd is Che voor veel mensen een symbool geworden van "de grote vrijheidsstrijd", getuige het gebruik van zijn beeltenis bij ongeveer alles dat ook maar vagelijk te maken heeft met vrijheid. Bij mij maakt dit alles ietwat dubbele gevoelens los. Als een kind van mijn tijd en cultuur wellicht, heb ik meer met de geweldloosheid van -Atlanta- Marten Luther King. Daar komt nog eens bij dat Che zich ophield met een hoop mensen die de laatste jaren toch iets mínder positief bekend staan. Natuurlijk is dat geen manier om de geschiedenis te bekijken, maar de uitroep van sommige mensen "wat zonde dat hij zo vroeg stief", leverde in ieder geval leuke stof voor discussies op (waaronder een opsomming van van al die heren die zo veelbelovend begonnen en later belandden in een moeras van corruptie en machtsmisbruik). Tenslotte is er dan nog de persoonlijkheidcultus, iets dat volslagen aan mij voorbij gaat. De wasgelegenheid van het lokale hospitaal, waar men klaarblijkelijk het lichaam van de dode Che waste, staat nu vol met kreten en handtekeningen van bezoekers. "Daar lag hij", wordt er eerbiedig gefluisterd als je binnenkomt. Twee piepjonge Zwitserse meisjes (op z´n Delfts: "Blije dozen") die binnenkomen Oh-en en Ah-en eerst een poosje over hoe "gaaf" en hoe "cool" dit wel niet is en vragen zich vervolgens hardop af: "Maar wat is het?!". En daar krijg ik dus een beetje de slappe lach van...In Vallegrande hadden we eerst een lang gesprek met Don Walter, volgens vrienden van Olga en Luis een soort hoffotograaf van Che, iets dat door hemzelf weer wordt ontkent. Hoe het ook zij, de man weet vreselijk veel van Che Guevara en vindt het duidelijk leuk om met ons te praten. Als je ooit de opdracht zou krijgen een typische communist te tekenen, zou je waarschijnlijk Don Walter tekenen: met blauw overhemd, vaal werkmansjasje, platte pet en klein snorretje kan het bijna niet karakteristieker. Het gesprek gaat van de Spaanse burgeroorlog naar geld, werk, de economie van Bolivia en de Cubaanse revolutie, af en toe onderbroken door een rochelende lach of een (cubaanse) sigaret. Met een stevige handdruk gaan we op weg naar het museum van Valle en het graf waar hij nu niet meer ligt en waarvan de Vallenaren twijfelen of hij er überhaupt wel ooit lag. De conspiracy-theories in het dorp zijn niet van de lucht! Ook op het graf weer veel kreten, waaronder bijzonder harde verwensingen aan het adres van de Amerikanen. Hoeveel doden er ook vallen, sommige mensen leren het nooit...De señora die onze lunch serveert heeft zo haar eigen beleving van het gebeuren. Aan haar verhaal kun je merken dat ze nog een jong meisje was toen het gebeurde, zo levendig is na 35 jaar nog haar beschrijving van Che´s mooie gezicht en zijn prachtige handen. En dan besef je ook, dat je écht met recente geschiedenis te maken hebt!De afgelopen dagen ben ik een beetje aan het rondrennen geweest in Santa Cruz om nog wat laatste dingethes te regelen en te kopen.

Dit was het laatste verhaaltje vanuit Bolivia. Aankomende maandag ga ik met de trein mee die me naar de grens met Brazilie zal brengen. Een reis van ruim 18 uur, die ik op internet heb beschreven gezien als "de hel". Fijn. Duim voor me.

zaterdag, juli 20, 2002

Latinoland 9: El otro capital, elecciones y bailar


Van nu af aan gaat het grote grijnzen beginnen, want terwijl jullie je sokken uitwringen en paraplu's uitschudden in de Hollandse zomer, reis ik de zon tegemoet!

Een week geleden kwam ik aan in Sucre, de witte stad, zoals de Bolivianen haar liefkozend noemen. En al bij de eerste blikken op de stad (vanuit een rammelende bus) werd ik er, net als zij, een beetje verliefd op: Overal witte huizen, palmbomen (eindelijk weer), mooie pleintjes en koloniale gebouwen. De zon schijnt, dus eindelijk weer eens een goede douche (als het 's ochtends onder nul is en er is alleen koud water schiet dat er een tijdje bij in) en de stad in in je T-shirt!

Bolivia heeft één belangrijke overeenkomst met Nederland (en Zuid-Afrika): Regeringszetel en hoofdstad zijn niet één en dezelfde. Waar in Nederland Den Haag het (helaas) toch echt moet afleggen tegen Amsterdam als het gaat om de hoofdstad van het land, wil in Bolivia de discussie hierover nog wel eens oplaaien. De bewoners van Sucre zijn er in ieder geval van overtuigd dat zíj in de hoofdstad wonen, getuige de 2 hotels, 1 farmacia, 1 winkel, 1 kiosk, 1 benzinestation en 3 restaurants die ik telde met de naam "El Capital".

Aan de rand van Sucre bezocht ik het kasteel La Glorieta, daar neergezet door een heuse Boliviaanse prins. De goede man had wat tripjes ondernomen naar Europa en vond daar gewoon álles mooi. Vandaar dat het kasteel een aaneen-ge-lego-d gedrocht is geworden van Byzantijnse, Romantische, Avandgardistische, Romaanse en Gotische architectuur. Mooi vond ik het niet, origineel is het zeker!
Maar het kan altijd nog erger: mijn hotel in Sucre was géén succes. Toen ik aankwam nam ik mijn associatie met de Flodder-familie nog voor lief, maar toen bleek dat de familie de hotel-badkamers tevens verhuurden als openbaar toilet (yuck!) werd het al iets minder. Daarna bleken ze ook nog eens mijn documenten (paspoort ed) in een onvindbare kluis (lees: plastic tas) te hebben gestopt. Maar dat de eigenaar niet meer wist wáár mijn spullen zich bevonden was ook erg logisch: meneer was namelijk zo dronken (5 uur 's middags) dat hij niet meer op zijn benen kon staan! Hm. Uiteindelijk kwam het allemaal goed, en bleek ook dat mijn Spaanse scheldwoorden arsenaal érg vooruit is gegaan. Daarnaast had ik ineens erg veel inspiratie om de Lonely Planet te schrijven!

Behalve mooi en schoon, bleek Sucre ook nog eens een hele serie leuke cafeetjes en restaurantjes te hebben. Waarvan één met oranje doei-kaarten, Heineken-viltjes en Willem&Max-mokken. Gerund door een Nederlander, dat lijkt me duidelijk. Nou mis ik Nederland nog niet zó vreselijk, maar het was natuurlijk de perfecte gelegenheid om mijn Peruvaanse reisgenoot de geneugden van de Hollandse keuken te laten proeven. Bitterballen, jawel!

Inmidels ben ik verder gereisd naar Cochabamba, dat na het rustige Sucre een beetje tegenvalt: te druk, te vies, te veel verkeer. Het is duidelijk tijd voor een paar dagen rust, dus vertrek ik vanmiddag naar een klein dorpje hier niet te ver vandaan, waar zich een opvang bevindt voor apen, vogels en poema's. Weer eens wat anders.

Na inmiddels 4 Latijns-Amerikaanse reizen, en 3 maanden Nicaragua merk ik dat ik harder word. En daar ben ik niet trots op. Driekwart van de bedelaars loop ik, zelfs vaak zonder nadenken, voorbij. Maar zo nu en dan gebeuren en dingen... Toen ik zaterdagavond na een biertje terugkwam in mijn hotel waren er op de binnenplaats 5 jongetjes in de leeftijd van 5-10 jaar bezig twee dekens uit te spreiden om te gaan slapen. Eén om op te liggen, één eroverheen. Met zŽn vijven. Of ze hadden gegeten? Nee, natuulijk niet. Dus midden in de nacht kijken wat er nog aan eten te krijgen valt op de markt. Zeven hamburgers gekocht van een nogal groezelig, tandeloos vrouwtje dat de hamburgers met haar vingers op de broodjes deed. Niet erg gezond, maar wel warm. Tegen de tijd dat ik terug was in het hotel was de helft van de jongetjes al in slaap gevallen. Nog geprobeerd de kleinste wat friet te force-feeden, maar hij viel gewoon om...En dan lig ik dus de halve nacht wakker, wilde plannen makend, omdat dat gewoon niet hóórt!

De Boliviaanse verkiezingen zingen lang door. De afgelopen 3 weken waren de officials druk bezig met het tellen van de stemmen. Ja, u hoort het goed, 3 weken. Dat betekende 3 weken lang verkiezingsnacht! Waar ik in Nederland na een volle avond Wim Kok en Paul Rosemöller met een zucht de televisie uit kan zetten, waren er hier 3 weken lang, iedere avond andere politici op televisie die, na een nieuwe lokale uitslag, dramatisch verkondigenden dat "Als het volk het zo wilde, het dan maar zo moest zijn". De Bolivianen hebben gekozen voor een Senaat (1e kamer), gedeputeerden (2e kamer) en een president. Met foto en al staan ze in de krant en waar de senatoren de ras-politici zijn (een heel rijtje Wiegels, vaak inclusief sigaar) lijken verschillende gedeputeerdenden zo uit de klei van de provincie getrokken: Indiaanse vrouwen met vlechten en hoedjes en mijnwerkers met hun helm nog op (uit Potosi natuurlijk). De presidentsverkiezingen zijn wat ingewikkelder, daar een kandidaat 50% of meer van de stemmen moet hebben om president te worden (en dit natuurlijk nooit gebeurt), wordt de president uiteindelijk, achter gesloten deuren, uitgemaakt door de nieuwgekozen partijen. De meest in het oog springende kandidaten van de 11 (!) waren Gonzalo Sanchez de Lozada ("Goni"), die eerder in de jaren 90 president was en Evo Morales ("Evo") . Het meest in het oog springende verkiezingspunt: Gaat het gas door Peru (Evo) of gaat het door Chili (Goni) (zie ook deel 7). Dat de meeste mensen niet echt gecharmeerd zijn van het laatste moge duidelijk zijn, maar Goni heeft nog andere kwaliteiten. Het meisje waarbij ik at op de markt had op Goni gestemd: "Porque es professor, no más!" (Want hij is wel professor!). En stemmen op Evo brengt weer andere problemen met zich mee. Hij wordt door de VS in verband gebracht met de coca-handel hier (lees: hij is tegen de Amerikaanse bemoeienis in het bestijden van de coca-handel in Bolivia). De ambassadeur van de VS gaf daarom enkele weken voor de verkiezingen aan dat de VS zijn ontwikkelingshulp aan Bolivia zou stoppen en de markt voor Boliviaanse producten zou dichtgooien in het geval Evo gekozen wordt. Niet zoŽn slimme actie, want de Amerikaanse bemoeienis wekt inmidels zulke ergenis op in deze regio, dat het een bijna averechts effect heeft op het stemgedrag. Inmiddels is het hier voor de meeste mensen hier wel duidelijk dat Goni de nieuwe president zal worden, via achterkamertjespolitiek of niet (officieel pas duidelijk in Augustus). Nu alleen die pijplijn nog. De Plaza in Cochabamba wordt al dagen gedomineerd door niet-mis-te-verstane boodschappen aan de nieuwe president: "GAS DOOR CHILI IS LANDVERRAAD!". Prachtig om te zien zijn de politieke discussies op de plaza. Twee mannen die weten hoe het zit en dat ook kunnen verwoorden tegenover elkaar, geflankeerd door tientallen anderen die instemmend knikken of roepen. Zonder Paul Witteman, maar Lagerhuis "en vivo"...zouden we in Nederland ook moeten doen!

Maar hoe gaat het nou eigenlijk met het dansen, toch één van de dingen die ik hier kwam doen? Tot nu toe valt het nog een beetje tegen. Veel muziek overal, en genoeg dansende Peruvanen en Bolivianen, maar om nou te zeggen dat ík er veel aan toe kom...Wat leuk blijft is het effect van een blonde gringa op een Latino-dansvloer. Als ik zeg dat ik salsa of samba dans wordt er standaard vriendelijk gegelimlacht en opgemerkt dat ze het hartstikke leuk vinden om me even te laten zien hoe salsa gedanst wordt. Wat het behoeft natuurlijk geen toelichting dat mensen die les hebben gehad in Europa niet snappen hoe de dansen van hier in elkaar zitten. Ahum. De gezichten als het dan eindelijk tijd is om de dansvloer op te gaan zijn onbetaalbaar en toch ook wel een beetje goed voor m'n ego. Puh. Of om het op z'n Peruaans te zeggen: "Ah, Su madre!" (zie deel 4) Qua dansen was Cusco tot nu toe het hoogtepunt. Veel livemuziek in barren en discos, veel gedanst met een zeer goede salsa-leraar en lessen genomen in Axé (dat ze hier toch weer nét even anders dansen dan in Amsterdam en Den Haag). Heerlijk. Zelfs nog mee kunnen doen met een demonstratie van dansers van de Costa (een stukje Peru met donkere mensen en hun eigen, bijna samba-achtige muziek). Waarbij tijdens het dansen een brandende kaars bij je billen wordt gehouden, die je door snelle heupbewegingen moet zien te vermijden. (Dankzij mijn Nederlandse dansschool zijn mijn billen nog geheel intact).In Sucre maar eens een proefles genomen in Capoeira (Braziliaanse vechtsport/dans), omdat salsa en samba daar onvindbaar bleek. Leuk om een keer te doen, jammer dat de professor er een beetje Oostblokmethoen op na hield. Om ons soepel te krijgen ging-ie even lekker op je rug zitten als je je benen aan het strechen was. Ik heb 2 dagen niet kunnen lopen van de spierpijn! Ik heb de hoop dat de mogelijkheden om te dansen alleen maar meer worden naarmate ik Brazilie meer en meer nader....

Goed mensen, dat was het weer...op naar de poema's!

zaterdag, juli 13, 2002

Latinoland 8: La grande cuidad, Sal y El olor de coca y carbid


Eindelijk weer een keer de deur uit zonder muts en 's nachts zonder wollen sokken! Ik ben op het moment in Sucre en aangezien dat laagland is, heb ik voor het eerst weer temperaturen richting de twintig graden, iets dat nu heel warm lijkt. Voor nu nog maar wat verhalen uit de hooglanden. Met mijn exuses voor de deze keer wel erg overdadige lengte....


Allereerst La Paz. Tot mijn verbazing blijkt het centrum van de stad redelijk modern, meer te vergelijken met Caracas dan met Lima. Veel pleintjes die Europees aandoen, veel internationale ketens (ja, ik heb bij McDonalds gegeten) en een echte "grote stadssfeer". De mensen verstaan kost weer wat meer moeite, het accent is duidelijk anders dan in Peru. Maar wat pas echt hinderlijk is, is dat ze je, als ze de weg niet weten, een willekeurige richting opsturen, waardoor je de stad van hot naar her doorkruist. De stad is enorm, en overweldigend. Van de op elkaar geplette kraampjes van de zwarte markt, tot de heksenmarkt met llamafoetussen en bizarre potions, tot de bijna griezelig uitziende schoenpoetsers met hun bivakmutsen. Omdat ik ervan overtuigd ben dat het tijd kost een grote stad te leren kennen (en waarderen) en ook omdat mijn was twee dagen lang achter de gesloten deuren van een wasserette lag, heb ik een dikke week in La Paz doorgebracht. De ervaren reiziger uitgehangen bij een schoolklas 16-jarige Amerikanen in mijn hotel en veel buitenwijken bezocht. De dierentuin van La Paz, die voor mij dieren én Bolivianen kijken was. Waar blijkt dat de dames die je doordeweeks op de markt ziet zitten met hun hoedjes en vlechten, in het weekend met kinderen en een grote picknickmand naar de dierentuin verterkken om daar de apen lollies te voeren. En de buitenwijk El Alto, waarvandaan je een prachtig uitzicht hebt over de stad en de achterliggende besneeuwde bergen. En waar op zondag de grootste markt wordt gehouden die ik ooit heb gezien.

De markt van El Alto heeft verschillende secties met auto's en -onderdelen, eten, huishoudelijke spullen, maar waar alle Bolivianen voor komen: tweedehands kleding. Met daarbij in grote letters vermeld: "Importado desde EEUU" (de VS dus). En hoewel de Amerikaanse politiek hier weinig populair is, vindt alles waaraan het label EEUU hangt gretig aftrek. Op de markt kun je alles kopen van bijna-ongedragen winterjassen tot sportkleding en volledig afgedragen shirts met het logo van Amerikaanse high-schools. En ik bleef me maar afvragen van welke misleide hulporganisatie deze berg kleding afkomstig was....

Hoewel de Latijnsamerikaanse landen tijdens de Copa del Mundo zeer eensgezind zijn, kun je de onderhuidse strubbelingen voelen, vooral in het straatarme Bolivia. Bolivia wordt wel beschreven als "Een bedelaar op een stoel van goud", doelende op de enorme nationale resources en het eveneens enorme falen van de Bolivianen om daar hun voordeel mee te doen. Door de jaren heen is Bolivia door haar buurlanden van zoveel resources ontdaan dat je niet anders dan met haar mee kunt voelen. Begin 20e eeuw verdween er een lapje grond van zo`n 100.000 km2 in handen van de Brazilianen: Rubber. Zo`n 30 jaar later belandde Bolivia in oorlog met Paraguay over de Chaco, een gebied dat volgens de westerse oliegiganten rijk zou zijn aan olie. Bolivia verloor het gebied en enorm veel soldaten. Olie werd nooit gevonden. Vandaag de dag staan de (inmiddels bejaarde) vrouwen van de destijds overleden en gewonde mannen nog steeds op het Plaza de San Francisco in La Paz, om de Boliviaanse regering te vragen om compensatie. Geld dat er natuurlijk niet is. In mijn ogen maken ze meer kans eens aan te kloppen bij Standard Oil en Shell, die in deze oorlog een wel zeer onfrisse rol hebben gespeeld... En dan is er tenslotte nog Chili, het land dat niet alleen het nitraatrijke Atacama van Bolivia afsnoepte, maar dat en passant ook nog eens 350 km kustlijn meenam, Bolivia in "enclaustramiento" (zonder ingang naar de zee) achterlatend. Tussen Bolivia en Chili is het nooit meer echt goedgekomen, ambassadeurs tussen de twee landen worden nog steeds niet uitgewisseld. En nu Mexico en de VS bieden op de gasvoorraad van Bolivia, welke met een pijplijn het land uitmoet (enclaustramiento!) kun je je voorstellen dat veel mensen niet echt staan te juichen bij het vooruitzicht dat datzelfde Chili gaat profiteren van deze pijplijn. Bij de verkeizingen van vorige week was de pijplijn dan ook een hot item: gaat-ie door Peru of gaat-ie door Chili? Veel Peruvanen bidden voor de kadidaat die zich sterk maakt voor het eerste en in La Paz wordt stevig gedemonstreerd tegen het tweede. En Bolivia is niet het enige land dat met scheve ogen kijkt naar Chili. Met Argentinie in zware crisis en een stevig naar beneden kelderende real (Brazilie) is Chili het enige land op het continent dat het het nog lekker doet. En dat oogst bewondering en zet kwaad bloed. Vraag een Peruvaan waarom de Chilenen wel kunnen wat zij niet kunnen en het antwoord is duidelijk: "ze zijn hard". Harde werkers, iets dat ondanks alles, bij veel Latinos bewondering oogst, maar ook hard in de omgang en in wat ze willen. Ik kan bijna niet wachten tot in in Chili de andere kant van het verhaal kan horen...

Ondertussen hebben Peru en Bolivia de zwaarste winter in tijden. In de krant las ik al dat in Peru verscheidene straatkinderen zijn overleden en het zuiden van Bolivia is volledig ingesneeuwd. De mensen hier zijn boos, omdat nu de verkiezingen voorbij zijn, er ineens geen geld meer is voor reddingsoperaties of steun aan de arme boeren wier vee massaal is doodgevroren. Natuurlijk, in de verkiezingstijd kreeg de gids van mijn tour in Potosi een grote zak wol en haar buurvrouw met kinderen melk en een kip, terwijl de kandidaten het land doorkruisten in prive-vliegtuigen. Maar nu iedereen zijn stem heeft uitgebracht is het geld ineens op. Om de situatie nog wranger te maken blijken veel mensen juist in de problemen gekomen dóór de verkiezingen. Aangezien stemmen verplicht is in Bolivia moesten veel mensen de tocht naar het stembureau (vaak vele kilometers verderop) te voet afleggen en werden hierbij verrast door de kou.

En wij luxe-reizigers maar klagen over het gebrek aan verwarming en de koude douche....
Maar ik ging toch naar het zuiden: Uyuni. De busrit van La Paz naar Uyuni was een verschrikking. We waren al gewaarschuwd voor de enorme kou in de onverwarmde bus, maar toen verscheidene mensen op het overstapstation in Oruro "No te vayas!" ("Ga toch niet!") begonnen te roepen begon ik mijn plannen toch ernstig te heroverwegen. Toch gegaan, met extra brood en water (want je weet maar nooit) en uiteindelijk geen oog dichtgedaan in een bus vol kuchende en klagende Bolivianen, met de grootste ijsbloemen op de ramen die ik ooit heb gezien. De eerste activiteit in Uyuni was dan ook handen en voeten warmen boven een gaskacheltje en het nuttigen van een grote kop warme chocolademelk. Boven datzelfde gaskacheltje kwam ik de mensen van mijn nieuwbakken tourgroep tegen. Want iedereen heeft maar één reden om naar Uyuni te komen: de nabijgelegen zoutvlakten (Salares), die je kunt bezoeken met een 4WD. Diezelfde dag vertrokken we met een Australische en een Peruvaanse jongen, twee Engelse meisjes, een gids/kok/chauffeur en ikzelf richting de Salares. De eerste stop was een dorpje op de rand van de Salares, waar zo'n 80 families wonen die met het uithakken, drogen en malen van het zout hun brood verdienen. Aangezien een kilo zout hier zo'n 20 centavos kost (7 guldencent) kun je je voorstellen dat het niet echt een vetpot is. Die vetpot wordt door de dorpelingen creatief aangevuld met het verkopen van llamas en asbakken van zout. Daarna was het tijd de echte Salares op te gaan: 12.000 km2 zout. De droge stukken vormen de grootste leegte die je ooit hebt gezien. Het wit lijkt op sneeuw, maar is zo maagdelijk, onbetreden en zonder enig uitzicht dat je je op een andere planeet waant. Echt ongelooflijk wordt het op de stukken waar het heeft geregend of gesneeuwd en waar een dunne film van enkele centimeters water op de vlakte ligt. Doordat het ondiep en rimpelloos water is reflecteert het perfect de bergen, lucht en wolken. Het dubbele beeld wat je dan krijgt is niet te beschrijven. Het is of je door de wolken rijdt...een werkelijk ongelooflijk droomlandschap! Terwijl de rest van mijn groep al snel in slaap viel en ikzelf ook flink moe was, kon ik niets anders dan kijken tot mijn ogen pijn deden. De nacht hebben we met de groep doorgebracht op het Isla de Pescadores, een "eiland" midden in de zoutvlakte waarop metershoge cactussen staan en waar de prachtige vogels en vizcachas (een soort bergkonijnen met een lange staart) zich op hun gemak laten fotograferen. Met z'n allen de zonsondergang bekeken en met pisco-cola getoast op de verjaardag van de Australische jongen. En toen werd het te koud om nog maar iets te doen en was het tijd voor 2 slaapzakken en 3 dekens!De volgende ochtend een vulkaan beklommen, mummies gekeken, een sneeuwballengevecht gehouden, flamingos achtervolgd (nee, die zitten niet alleen onder palmbomen) en een prachtige terugreis over het wit en de spiegels. Net voor Uyuni nog een stop gemaakt op een treinkerkhof, waar prachtige oude stoomtreinen staan weg te roesten in een landschap dat zo uit een western lijkt te komen. "Asi es la vida" ("Zo is het leven") heette één van de roestbruine lokomotieven...hoe poëtisch!

Na Uyuni weer een vreselijke bus gepakt richting Potosi, de hoogste stad ter wereld op dik 4000 meter. Eens was Potosi de grootste en rijkste stad van het continent, iets dat nog steeds te zien is in de prachtige kerken, pleinen en huizen met koloniale balkonnetjes. De reden van die rijkdom is te vinden in de bergen die Potosi omringen: Zilver. De Spanjaarden waren er destijds natuurlijk als de kippen bij om indianen en geimporteerde slaven aan het werk te zetten in de zilvermijnen, onder de meest belabberde omstandigheden. In de loop der jaren zijn meer dan 8 miljoen (!) mijnwerkers omgekomen door ongelukken en aan het werk gerelateerde ziektes. En hoewel er weinig zilver meer wordt gevonden (meer zink en andere metalen) en de slaven zijn verdwenen, zijn de omstandigheden in de mijnen nog steeds afschuwelijk. Ik ben er een ochtend wezen kijken met een gids, Roberta, en gewapend met een paar stevige laarzen, een helm (geen overbodige luxe aangezien ik al bij de eerste stap naar binnen dreunend mijn hoofd stootte) en een carbidlampje. Carbidlampjes worden nog steeds gebruikt omdat de mijnwerkers aan de vlam ook kunnen zien of er soms giftige gassen in de buurt zijn. De geur van het carbid hangt dan ook als een grote walm in en om de mijnen. Samen met de geur van cocablaadjes, die de mijnwerkers gedurende hun werk kauwen om de honger en slaap tegen te gaan. Vaak maken ze dagen van 12 uur of langer, zonder lunch en komen ze tussendoor de mijn alleen uit als er een explosie komt. Dan is het even tijd om de bal cocablaadjes in de wangzakken te wisselen...en terug de mijn in! Het werk in de mijnen wordt handmatig gedaan, met houwelen en hier en daar met dynamiet, dat tussen de cocablaadjes en de carbidlampjes vrij verkrijbaar is op de naastliggende markt. Roberta nam me mee de mijn in, waarschuwde voor gaten of laaghangende plafonds ("bonk!") en herkende alle mijnwerkers aan hun stem. "Mogen we even langskomen?" En dan was er tijd voor een gesprekje, het uitdelen van wat sigaretten en coca die ik op de markt had gekocht. Veel mijnwerkers werken niet langer dan 10 jaar in de mijn. Dan zijn ze te ziek of zijn ze overleden aan de gevolgen van een ziekte gerelateerd aan het werken onder de grond. Ziekteverlof is er niet, als je ziek wordt kun je niet werken en verdien je dus niets. En als je die dag niets uit de grond haalt ook niet. De mijnwerkers zelf maken zich niet zo druk. Ze zijn ervan overtuigd dat voldoende melk, matig drinken en het kauwen van coca de ziektes weg zal houden. En als je dan af en toe nog wat alcohol, sigaretten of coca naar "Tio" (een ondergronds beeld in de vorm van een duivel) brengt zal het met de ongelukken ook wel meevallen....Een indrukwekkende en af en toe claustrofobische wandeltocht ondergronds, die me na 3 uur vermoeid en met hoofdpijn achterliet, knipperend tegen de felle zon op de berg. Diepe bewondering voor de mannen die hier iedere dag naar toe gaan, niet voor foto's of een mooi verhaal, maar uit bittere noodzaak en familietrots...

Ik heb nog meer te schrijven, maar de afgelopen week was zo vol dat ik niet weet waar ik beginnen of eindigen moet. Ik houdt het hier voor nu maar even bij. Volgende week ben ik helemaal opgewarmd en is het tijd voor verhalen over Bolivias ándere hoofdstad.

zaterdag, juli 06, 2002

Latinoland 7: Islas y comidas


Gelukkig maar, ik krijg steeds meer berichten dat het weer in Nederland om te huilen is. Dat geeft een mens moed, als-ie gewapend met wanten, 2 truien, 2 broeken, een jas, een muts en sjaal door de vrieskoude straten van La Paz gaat! Tot een zekere niet nader genoemde vriendin het nodig vindt haar foto`s van de Bahama`s op te sturen natuurlijk....


De laatste keer dat ik jullie schreef was dat nog vanaf de andere kant van de grens: Puno, Peru. Puno op zichzelf is een weinig spectaculair plaatsje. Het is echter gelegen aan het Lago de Titicaca, bij velen van jullie bekend omdat je op school moest leren dat het het hoogste meer ter wereld was (en natuurlijk nog meer om de -zo vond je toen- buitengewoon grappige naam!). Behalve de verbluffende hoogte (zo`n 3800 meter) is het meer ook nog eens onaards blauw, lijkt het of je de wolken erboven aan kunt raken en ligt het vol mooie en bijzondere eilanden.

Mijn eerste dag in Puno kwam ik, hoe kan het ook anders, Nicole weer tegen. Zoals inmiddels bijna traditie is (een traditie begint als je iets meer dan 2x doet) barstten we als we elkaar zien uit in een hoog meisjesachtig vreugdegegil wat, als je midden op een markt in Puno staat, met grote ogen wordt gadegeslagen door de marktkooplui. Overigens begonnen de marktkooplui een paar weken terug in Cusco vrolijk méé te gillen, ook leuk...We houden ongeveer dezelfde route aan, maar doen verschillende dingen, dus zijn we gestopt met afscheid nemen of afspraken maken. We vertrouwen erop dat we elkaar wel weer zien.

De volgende dag een stukje gevaren naar de beroemde "Islas Flotantes", drijvende eilanden. De eilanden bestaan al honderden jaren. Ze werden en worden gemaakt door de Uros, een kleine groep mensen die er op deze wijze in slaagde uit handen te blijven van de Incas en hun eigen cultuur te bewaren. De eilanden drijven inderdaad, ze worden gemaakt van een speciaal riet dat in het meer groeit. Zodra het aan de onderkant wegrot, gooien de eilanders er weer een nieuwe berg riet op...en klaar is kees! Je kunt op je vingers natellen dat een bizar fenomeen als dit scharen toeristen aantrekt, maar ik had het geluk op een relatief klein bootje te zitten, samen met Javier, een vuil jongetje van een jaar of 11, die zijn brood verdient met het zingen van liedjes voor de toeristen. En omdat Javier iedere dag heen en weer reist tussen de eilanden kan hij er verbazingwekkend veel over vertellen. Op één van de eilanden tracteerde ik hem op een bord soep, iets dat hem met zoveel dankbaarheid vervulde dat hij een ibis voor me ving zodat ik het heftig protesterende beest op de foto kon zetten. Het lopen over de eilanden is een vreemde ervaring: soms zak je tot je enkels in het riet en op enkele plekken sop je er vrolijk dwars doorheen. Veel eilanden zijn maar enkele huizen (natuurlijk ook van riet) groot en dienen duidelijk alleen voor het ontvangen van toeristen, maar het grootste eiland is onvergetelijk. Er is een kerkje, een museum (met opgezette vogels) en een schooltje. De juffrouw liet me binnen: "Wil je even kijken?" Twaalf kinderen van verschillende leeftijden in een lokaaltje de helft van mijn eerste studentenkamer. "Juffouw, Juan is is slaap gevallen!" werd er gekrijst. En jawel: op één van de laatste bankjes lag een jongetje van een jaar op zeven met zijn hoofd op zijn bankje en een verse snottebel op zijn schrift. Een paar meisjes namen me bij de hand om hun schriften te laten zien met tekeningen van Peruvaanse vlaggen en vrouwen met hoeden. Communiceren ging met handen en voeten, want veel van de kinderen (die van alle omliggende eilanden komen) spreken slechts Aymara. Wil er nog iemand lesgeven in een achterstandswijk?Voor ik wegging maakte ik nog kennis met Maria, haar moeder en haar "Mamma Grande" van 85: "Que te vayas bien!" (Dat het je goed moge gaan...) "Gracias, Abuelita!" (Dank u, omaatje).

De volgende dag, een nieuwe boot, een nieuw eiland. Taquile, 3,5 uur varen vanaf Puno en nog steeds aan de Peruvaanse kant van het meer. Dit is wel een vast eiland, overdekt met terrassen voor landbouw en op een -letterlijk- adembenemende 4000 meter boven zeeniveau. Het klimmen van de 200 meter tussen haven en dorp kostte me een dik half uur, op deze hoogte is inspanning geen pretje! Maar bovengekomen bleek het uitzicht even adembenemend: het helblauw van het meer, de wolken die nog nooit zo dichtbij waren, schapen op de terrassen van Taquile, de Taquilenen zelf in hun lokale dracht en in de verte de met sneeuw bedekte bergtoppen. Ondanks al dit schoon viel Taquile zélf tegen: de logeerpartijtjes bij lokale families in ruil voor een paar soles en wat fruit, bleken in feite bijna-hotelkamers die nog redelijk aan de prijs waren ook, en de maaltijden en souvenirs op het eiland waren eenvormig en duur. Hoewel de Taquilenen volgens mij vrij veel van hun eigen tradidies en aard hebben bewaard (ze blijven verlegen, teruggetrokken en beleefd) was dit voor mij duidelijk een voorbeeld van een overkill aan toeristen. En als je dan ook nog, in een huisje zonder stromend water en electriciteit, met het (hurk)toilet op 100 meter, midden in de nacht, enorme last krijgt van je genuttigde broodje kaas (jawel!)...dan wil je alleen maar terug naar dat confortabele bed met baño privado in Puno! Dus leende mijn Franse buurvrouw me `s ochtends een hand vol pillen om de boel vooral maar binnen te houden...en terug met de boot!

Verbazingwekkend is het. Vorige week had ik immers al het plan jullie te schrijven over mijn eetavonturen hier. Ik had willen schrijven dat die toeristen zich niet zo moeten aanstellen, dat ze zoveel missen. Kijk naar mij, had mijn tekst geweest, ik ben hier nu 1,5 maand. Ik eet van de straat, op markten en bij mensen thuis. Ik drink uit de kraan. En geen centje pijn. Dat had leuk geweest om te vertellen. Jammer van dat ene broodje kaas dan toch, dat nog steeds een beetje een indruk achterlaat op mijn maag en voorraad anti-diarreemedicijn. Tja.

Het eten in Peru. Veel menu`s, maaltijden voor 2 of 3 soles in markten en kleine eethuisjes. Een soep gevuld met aardappels (natuurlijk, in Peru) en ondefineerbare stukken vlees en daarna een bord met rijst en patat of aardappels (of allebei) en een stuk brood. Met vlees. Groente? Een beetje ui met een verdwaalde tomaat. Iemand moet de Peruvanen iets uitleggen over voetselgroepen... Het eten van de markt is niet slecht, maar wel eentonig en daar komt nog bij dat ik eerder 3 maanden lang op de universiteit in Managua iedere dag (ja IEDERE dag!) zo`n zelfde maaltijd kreeg. En dan word je het een beetje zat. Gelukkig voor mij (in dit geval) heeft Peru een flinke toersitenstroom, zodat de aardappelen en rijst kunnen worden afgewisseld met lokale varianten op pizza of pasta. In een plaats als Cusco maken ze het helemaal bont: daar kun je in een lounge-café spelletjes spelen onder het genot van smoothies en aziatisch gekruide kipsalades met knapperige sesamrolletjes. Lokale specialiteiten zijn er natuurlijk ook. De Ceviche en mijn Alpaca-biefstuk heb ik al eerder besproken en laatst heb ik me op de markt ook maar eens gewaagd aan een "Cuy al Horno". Op z'n Hollands: een Cavia uit de oven. Ze laten alles aan het beestje zitten om de schijn te vermijden dat ze je opschepen met een rat. En, spijtig voor de mensen die het beestje nog steeds vooral als kinderboerderijaanwinst zien: het was prima te eten! Dan is er tenslotte nog het vreemde fenomeen van de "Chifa". Om onduidelijke redenen wordt Peru bevolkt door grote hoeveelheden Chinese restaurants, waar je een keur aan aan de Peruvaanse smaak aangepaste Chinese maaltijden vindt. Helemaal ongezond word ik zeker niet, daarvoor zijn er hier teveel sapkramen: Kleine stalletjes op straat of in de markt waar dames je voor een sol twee glazen sap naar keuze voorschotelen. Sinaasappel, peer, ananas, banaan, wortel, papaya of mixen hiervan, eventueel met melk of rauwe eieren. Ook hier wijkt mijn smaak weer een beetje af van de lokale bevolking, die overal kiloŽs suiker in gooien en mij vol walging een glas grapefruitsap zónder zien wegklokken. Wat ik mis? Nicole en ik hadden al onze fatasietjes over stokbrood met franse kaas. En een lekkere Thaise schotel zou er ook wel ingaan. Maar het meest van alles mis ik het zélf koken. Ik heb inmiddels zoveel markten met heerlijke verse vis, groente en fruit gezien dat mijn vingers jeuken....

Terug in Puno was het plan door te reizen naar La Paz, Bolivia. Maar dat voornemen moest nog een dagje worden uitgesteld. Zondag 30 juni waren in Bolivia verkiezingen en dan ligt het leven stil. Geen bussen, trein, of winkels open. En dus nog een dagje extra in Peru. Niet zo erg, want zo kon ik op mijn gemak kijken naar Duitsland-Brazilie. De hotel-mozo maakte me om 5 uur wakker (je moet er wat voor over hebben) om met hem en zijn oma op hun kleine TVtje de wedstrijd te kijken. Oma had niet helemaal door wie de tegenstanders waren ("Inglaterra!" (Engeland) riep ze steeds), maar Brazilie en vooral hun "goleador" (Ronaldo natuurlijk) kon rekenen op haar onvoorwaardelijk steun. Zodra Duitsland iets te dicht bij het doel in de buurt kwam begon ze verontwaardigd te piepen vanonder haar muts en plaid. Wat een geluk dat Brazilie won. Ik weet niet hoe het anders met haar was afgelopen...

Na nog een paar uurtjes extra slaap was het op naar Icho, een plaatsje in de buurt van Puno, waar jaarlijks een driedaags feest plaatsvindt met stierenvechten, dans en vooral heel veel drank. Bij de collectivos naar Icho werd ik benaderd door een Peruaans stelletje. De jongen studeerde engels en vroeg of hij me (op band) wat vragen mocht stellen voor zijn examen. Ze gingen gezellig mee in de collectivo waar bleek dat hij eigenlijk heel verlegen was en niet goed wist hoe hij moest beginnen. Het was het meest idiote interview dat ik ooit heb meegemaakt, aangezien hij om de haverklap zijn recorder uitzette met de verzuchting "Nu weet ik het niet meer...". Maar begrijpen deed ik hem wel, ook nu ik niet meer iedere 10 seconden naar een woord moet zoeken in het Spaans, ken ik dat gevoel nog veel te goed! Op de markt ontpopten de twee zich tot geweldige gidsen aangezien ze al hun hele leven in Puno wonen. We bekeken de dansers, in enorme kostuums, die elkaar aan het natspuiten waren met Cusqueña (bier) en gingen de kerk in om de drie lokale heiligenbeelden te bekijken die zojuist waren teruggekeerd van hun vaartocht over het meer. Ze kerk was bomvol mensen met kaarsen. Bijna kwam ik in de verleiding een foto te maken van het bordje "Prohibido dormir en la iglesia" (verboden te slapen in de kerk), maar ik vond het toch wat oneerbiedig. Weer buiten barstte er een enorme regenbui los. We deden een poging wat te eten onder een lekkend zeil waar het drukker en drukker werd. Buiten zagen we mensen voorbij komen in enorme harige gorilla-kostuums (die natuurlijk steeds zwaarder werden van de regen) en gierende dames van middelbare leeftijd, in bemodderde kostuums, die nauwelijks meer konden lopen van het bier. Toen het binnen net zo hard begon te regenen als buiten hebben ook wij ons maar een weg gebaand naar de collectivos.

En dan op maandagochtend uiteindelijk toch de bus naar La Paz. "Via de toeristische route", hadden ze gezegd. Dit bleek te staan voor lang oponthoud op de grens en nog langer oponthoud bij een rivier een stuk verderop waar wij op één boot moesten en de bus op een andere. Helaas bleken de golven te hoog (iets dat ons na 3 uur wachten werd verteld), zodat we uiteindelijk de rivier nog net in schemerdonker konden oversteken, genietend van een bizar uitzicht: acht bussen dobberend op de golven.

Maar: Bolivia! Het is weer even wennen aan nieuw geld, nieuwe uitdrukkingen en manier van spreken, nieuwe maaltijden en snoepjes op straat. En zo langzaamaan maar weer eens toewerken naar wat mooier weer!