zaterdag, juli 27, 2002

Latinoland 10: Monos, Coca y La muerte de Che


Op weg naar de poema´s was ik vorige week. Poema´s heb ik niet gezien, maar voor jullie teleurgesteld afhaken: genoeg andere beestjes! In de bus naar het plaatsje Villa Tunari, zo´n 6 uur van Cochababa, weer versteld gestaan hoe snel een lanschap kan veranderen. Van de milde, wat droge vallei rond Cochabamba, in de stomende jungle van Villa. Het plaatsje stelt niets voor, één in vele jungledorpjes, alleen is deze vol (lege) hotels en restaurants aangezien het zich bevind op de grens van een (eens?) zeer populair Nationaal Park. En aan de rand van Villa Tunari ligt Inti Wari Yassi, een opvangreservaat voor de meest uiteenlopende dieren: Poemas uit circussen, Huispapagaaien die toch wel groot werden, Hertjes die ineens in de stad opdoken en Apen die het meubulair van hun eigenaars bleken te vernielen. Sommige van de dieren zijn, voor ze in het park kwamen, ernstig mishandeld en hebben moeite met mensen, andere zijn ziek of (in het geval van de vogels) gekortwiekt. Als je ze ziet, of hun (door de vrijwilligers in het park zorgvuldig opgestelde) verhalen leest vraag je je af wat sommige mensen bezield. Nee, een aap is géén huisdier! Uiteindelijk is het streven de dieren weer te laten terugkeren naar de échte jungle, maar in sommige gevallen is dat natuurlijk niet mogelijk. De meeste dieren lopen, kruipen of slingeren los door het park. Het park werft actief vrijwilligers onder reizigers, met advertenties in hostels en op internet. En niet tevergeefs! Omdat je voor dit vrijwilligerswerk nu eens geen Spaans nodig hebt lopen er op dit moment zo´n 30 vrijwilligers rond uit alle landen van de wereld, die allemaal minimaal 2 weken blijven. Ze maken kooien schoon, plukken apen uit bomen die ervandoor zijn gegaan met zonnebrillen van bezoekers, delen medicijnen uit of wandelen met de poema aan een touwtje door het park (nee, deze loopt niet vrij rond!). Ik heb er uren rondgelopen. Kennisgemaakt met Rosa en Watson, twee papagaaien die, onafhankelijk van elkaar, ziek, gekortwiekt en kaal in het park aankwamen. Nu zijn het twee prachtige, weldoorvoede rode papagaaien die onafscheidelijk zijn geworden. Me laten beroven (gelukkig alleen van papieren zakdoekjes) door de meest gehaaide dieven die er bestaan: doodshoofdaapjes. En uren in de zon gezeten met Melanie, een kapucijneraapje, op schoot. Melanie heeft een huidziekte (en dus heel weinig haar) en is broodmager. Met ogen die je doen denken aan de advertenties uit de tijd van hongerige kinderen in Ethiopie steelt ze alle harten. En natuurlijk kreeg ik ten afscheid een aandenken in de vorm van een gele kledder apenpoep op mijn broek! Het park verkeerd in moeilijkheden en dat is jammer, want ze doen fantastisch werk. Naast vrijwilligers is er geld nodig voor medicijnen, dierenartsen en voedsel voor de dieren. Voor de geinteresseerden: Op het ogenblik heeft het park geen rekeningnummer, maar ik houd jullie op de hoogte!

De reis tussen Cochabamba en Villa Tunari, en later weer van Villa Tunari naar Santa Cruz, waar ik nu ben, ging niet zonder slag of stoot. De districten van Cochabamba en Santa Cruz liggen midden in wat de VS aanmerkt als "Coca-country". Dat klinkt spectaculairder dan het is. Het betekent vooral veel extra politiecontroles en een buschauffeur die naast me zit (ik mocht voorin plaatsnemen omdat ik mijn Chayanne-bandje aan hem had geleend) met wangzakken als een hamster gevuld met coca-blaadjes. De mensen in deze districten kauwen al honderden jaren coca en een verbod erop zou dan ook diep ingrijpen in de lokale cultuur. Het zou zoiets zijn als de Nederlander zijn koffie ontzeggen...ik ken veel mensen die hun bed niet meer uit zouden komen (Nielske?)! Zelf heb ik het gekauwd in de mijnen van Potosi (smerig!) en veel gedronken in de vorm van thee in de hooglanden (lekker!). Natuurlijk is het nonsens te veronderstellen dat de coca alleen verbouwd wordt voor de blaadjes en de lokale markt. De politiecontroles zijn erop gericht de "trafficing" van coca in te perken, al maken ze de indruk dat ze dat vooral doen om de VS happy te zouden. Want dat de VS niet gelukkig is met de coca-plantages moge duidelijk zijn. Ze steunen, met geld en mankracht, het omschakelen van coca-plantages in mais of quinua. Iedere boer die zijn akkers met coca omploegt ontvangt 2000 dollar. En waar deze strategie in Peru aardig leek te werken, is dit land zo groot en dunbevolkt dat de Boliviaanse boer zijn coca omploegt, zijn geld vangt en enkele tientallen kilometers verderop een nieuwe coca-plantage begint. Exit leuk plan. Zolang de vraag blijft bestaan, en de opbrengst van coca zó absurd hoog is vergeleken met het gemiddelde inkomen van de mensen hier, zullen de boeren hier hun coca blijven verbouwen. Maar de eigen kiezers beschuldigen van drugsgebruik is onder Amerikaanse senatoren en presidenten iets minder populair dan het beschuldigen van een land verweg, waar de meeste mensen maar vagelijk van hebben gehoord....inclusief diezelfde senatoren overgens. Eén senator werd enkele jaren terug zo wanhopig van de hele toestand dat hij maar voorstelde de coca-plantages in Bolivia middels vliegtuigen met pesticiden te bespuiten. De vliegtuigen hiervoor moesten, zo stelde hij voor, opstijgen vanaf DE KUST van Bolivia. Au. De grote verdediger van de coca-boeren is, zo liet ik al eerder weten, presidentskandidaat Evo. Hij groeide op op het arme platteland, was zelf cocaboer en is mateloos populair in de regio waar ik het net al over had. Zoals gebruikelijk hier beschilderen veel mensen hier hun huizen en winkels "in de clubkleuren": in de kleuren en met de naam van de kandidaat en partij van hun keuze. Evo-blauw was alomtegenwoordig in Villa Tunari! Tot de grote verbazing van de gevestigde kandidaten is Evo als derde uit de bus gekomen bij de verkiezingen. Niet genoeg om daadwerkelijk mee te dingen naar het presidentsschap, maar genoeg om de gevestigde orde een beetje wakker te schudden. De gevestigde kandidaten hebben ondertussen zo´n beetje de koek verdeeld: er is een Plan Bolivia (soort regeeraccoord) opgesteld door twee partijen die elk worden geleid door een oud president....Over gevestigd gesproken! Ik heb het gelezen en hard gelachen: De plannen zijn zó algemeen en verstoken van iedere mening. Dat je met "het bestrijden van de werkeloosheid onder de jeugd" , "het zorgen dat iedere Boliviaan kan profiteren van het gas" en "het werken aan de positie van de vrouw" de handjes op elkaar krijgt kan ik me voorstellen, maar als je op geen enkele manier uitlegd hóe....Zo kan ik het ook! Tenslotte heb ik via vele posters kennis gemaakt met de lokale politici van Santa Cruz. Er is een dame bij die vreselijk lijkt op Sarah Michelle Gellar. Haar gezicht hangt door de hele stad en iedere keer als ik zo´n poster zie denk ik "Buffy the Vampire Slayer!"...wat op zich niet zo´n vleiende bijnaam is voor een politica!

Vanaf Villa Tunari was het, met een kleine tussenstop in Santa Cruz, op weg naar Vallegrande. Weer een dorpje en deze keer één die door reisgidsen en tourist-informations stelselmatig word genegeerd. En dat ondanks het feit dat het kan bogen op een belangrijk historisch feit: Che Guevara sneuvelde hier tijdens één van zijn vele guerilla-gevechten. Bij het wachten op de bus ontmoette ik Olga en Luis, een Spaans stel. Ze werd een klein beetje gek van hem, aangezien ze inmiddels bijelkaar al 18 uur heen en terug hadden gereisd tussen de toursist-informations van verschillende plaatsen...maar Luis moest en zou naar het graf van Che Guevara. Ik besloot met ze mee te reizen, meer gedreven door nieuwsgierigheid dan bewondering, want hoewel het een zeer bekende naam is, had ik heel eerlijk gezegd weinig notie van "het leven en werk" van Che Guevara. Een mooie gelegenheid om daar verandering in te brengen en het internet zijn nut weer eens te laten bewijzen. Binnen enkele minuten had ik een 10 paginas tellende biografie in handen. Voor de mensen die het óók niet weten: Che Guevarra was een Argentijnse arts/guerillaleider die over het hele continent reisde en vond dat het allemaal anders moest. Uiteindelijk hielp hij Castro met het bevrijden van Cuba van dictator Batista en vocht hij verder tegen regimes in Kongo en Bolivia. De biografie leverde eigenlijk alleen maar méér vragen op, aangezien hij in zóveel plaatsen deel uitmaakt van de geschiedenis, dat je bijna een professor in de wereldhistorie moet zijn om het allemaal in zijn context te kunnen plaatsten. Het toerisme in Vallegrande is bescheiden, het is me een raadsel waarom de Boliviaanse regering niet meer aandacht besteed aan dit plaatsje, want werledwijd is Che voor veel mensen een symbool geworden van "de grote vrijheidsstrijd", getuige het gebruik van zijn beeltenis bij ongeveer alles dat ook maar vagelijk te maken heeft met vrijheid. Bij mij maakt dit alles ietwat dubbele gevoelens los. Als een kind van mijn tijd en cultuur wellicht, heb ik meer met de geweldloosheid van -Atlanta- Marten Luther King. Daar komt nog eens bij dat Che zich ophield met een hoop mensen die de laatste jaren toch iets mínder positief bekend staan. Natuurlijk is dat geen manier om de geschiedenis te bekijken, maar de uitroep van sommige mensen "wat zonde dat hij zo vroeg stief", leverde in ieder geval leuke stof voor discussies op (waaronder een opsomming van van al die heren die zo veelbelovend begonnen en later belandden in een moeras van corruptie en machtsmisbruik). Tenslotte is er dan nog de persoonlijkheidcultus, iets dat volslagen aan mij voorbij gaat. De wasgelegenheid van het lokale hospitaal, waar men klaarblijkelijk het lichaam van de dode Che waste, staat nu vol met kreten en handtekeningen van bezoekers. "Daar lag hij", wordt er eerbiedig gefluisterd als je binnenkomt. Twee piepjonge Zwitserse meisjes (op z´n Delfts: "Blije dozen") die binnenkomen Oh-en en Ah-en eerst een poosje over hoe "gaaf" en hoe "cool" dit wel niet is en vragen zich vervolgens hardop af: "Maar wat is het?!". En daar krijg ik dus een beetje de slappe lach van...In Vallegrande hadden we eerst een lang gesprek met Don Walter, volgens vrienden van Olga en Luis een soort hoffotograaf van Che, iets dat door hemzelf weer wordt ontkent. Hoe het ook zij, de man weet vreselijk veel van Che Guevara en vindt het duidelijk leuk om met ons te praten. Als je ooit de opdracht zou krijgen een typische communist te tekenen, zou je waarschijnlijk Don Walter tekenen: met blauw overhemd, vaal werkmansjasje, platte pet en klein snorretje kan het bijna niet karakteristieker. Het gesprek gaat van de Spaanse burgeroorlog naar geld, werk, de economie van Bolivia en de Cubaanse revolutie, af en toe onderbroken door een rochelende lach of een (cubaanse) sigaret. Met een stevige handdruk gaan we op weg naar het museum van Valle en het graf waar hij nu niet meer ligt en waarvan de Vallenaren twijfelen of hij er überhaupt wel ooit lag. De conspiracy-theories in het dorp zijn niet van de lucht! Ook op het graf weer veel kreten, waaronder bijzonder harde verwensingen aan het adres van de Amerikanen. Hoeveel doden er ook vallen, sommige mensen leren het nooit...De señora die onze lunch serveert heeft zo haar eigen beleving van het gebeuren. Aan haar verhaal kun je merken dat ze nog een jong meisje was toen het gebeurde, zo levendig is na 35 jaar nog haar beschrijving van Che´s mooie gezicht en zijn prachtige handen. En dan besef je ook, dat je écht met recente geschiedenis te maken hebt!De afgelopen dagen ben ik een beetje aan het rondrennen geweest in Santa Cruz om nog wat laatste dingethes te regelen en te kopen.

Dit was het laatste verhaaltje vanuit Bolivia. Aankomende maandag ga ik met de trein mee die me naar de grens met Brazilie zal brengen. Een reis van ruim 18 uur, die ik op internet heb beschreven gezien als "de hel". Fijn. Duim voor me.

Geen opmerkingen: