zaterdag, juli 06, 2002

Latinoland 7: Islas y comidas


Gelukkig maar, ik krijg steeds meer berichten dat het weer in Nederland om te huilen is. Dat geeft een mens moed, als-ie gewapend met wanten, 2 truien, 2 broeken, een jas, een muts en sjaal door de vrieskoude straten van La Paz gaat! Tot een zekere niet nader genoemde vriendin het nodig vindt haar foto`s van de Bahama`s op te sturen natuurlijk....


De laatste keer dat ik jullie schreef was dat nog vanaf de andere kant van de grens: Puno, Peru. Puno op zichzelf is een weinig spectaculair plaatsje. Het is echter gelegen aan het Lago de Titicaca, bij velen van jullie bekend omdat je op school moest leren dat het het hoogste meer ter wereld was (en natuurlijk nog meer om de -zo vond je toen- buitengewoon grappige naam!). Behalve de verbluffende hoogte (zo`n 3800 meter) is het meer ook nog eens onaards blauw, lijkt het of je de wolken erboven aan kunt raken en ligt het vol mooie en bijzondere eilanden.

Mijn eerste dag in Puno kwam ik, hoe kan het ook anders, Nicole weer tegen. Zoals inmiddels bijna traditie is (een traditie begint als je iets meer dan 2x doet) barstten we als we elkaar zien uit in een hoog meisjesachtig vreugdegegil wat, als je midden op een markt in Puno staat, met grote ogen wordt gadegeslagen door de marktkooplui. Overigens begonnen de marktkooplui een paar weken terug in Cusco vrolijk méé te gillen, ook leuk...We houden ongeveer dezelfde route aan, maar doen verschillende dingen, dus zijn we gestopt met afscheid nemen of afspraken maken. We vertrouwen erop dat we elkaar wel weer zien.

De volgende dag een stukje gevaren naar de beroemde "Islas Flotantes", drijvende eilanden. De eilanden bestaan al honderden jaren. Ze werden en worden gemaakt door de Uros, een kleine groep mensen die er op deze wijze in slaagde uit handen te blijven van de Incas en hun eigen cultuur te bewaren. De eilanden drijven inderdaad, ze worden gemaakt van een speciaal riet dat in het meer groeit. Zodra het aan de onderkant wegrot, gooien de eilanders er weer een nieuwe berg riet op...en klaar is kees! Je kunt op je vingers natellen dat een bizar fenomeen als dit scharen toeristen aantrekt, maar ik had het geluk op een relatief klein bootje te zitten, samen met Javier, een vuil jongetje van een jaar of 11, die zijn brood verdient met het zingen van liedjes voor de toeristen. En omdat Javier iedere dag heen en weer reist tussen de eilanden kan hij er verbazingwekkend veel over vertellen. Op één van de eilanden tracteerde ik hem op een bord soep, iets dat hem met zoveel dankbaarheid vervulde dat hij een ibis voor me ving zodat ik het heftig protesterende beest op de foto kon zetten. Het lopen over de eilanden is een vreemde ervaring: soms zak je tot je enkels in het riet en op enkele plekken sop je er vrolijk dwars doorheen. Veel eilanden zijn maar enkele huizen (natuurlijk ook van riet) groot en dienen duidelijk alleen voor het ontvangen van toeristen, maar het grootste eiland is onvergetelijk. Er is een kerkje, een museum (met opgezette vogels) en een schooltje. De juffrouw liet me binnen: "Wil je even kijken?" Twaalf kinderen van verschillende leeftijden in een lokaaltje de helft van mijn eerste studentenkamer. "Juffouw, Juan is is slaap gevallen!" werd er gekrijst. En jawel: op één van de laatste bankjes lag een jongetje van een jaar op zeven met zijn hoofd op zijn bankje en een verse snottebel op zijn schrift. Een paar meisjes namen me bij de hand om hun schriften te laten zien met tekeningen van Peruvaanse vlaggen en vrouwen met hoeden. Communiceren ging met handen en voeten, want veel van de kinderen (die van alle omliggende eilanden komen) spreken slechts Aymara. Wil er nog iemand lesgeven in een achterstandswijk?Voor ik wegging maakte ik nog kennis met Maria, haar moeder en haar "Mamma Grande" van 85: "Que te vayas bien!" (Dat het je goed moge gaan...) "Gracias, Abuelita!" (Dank u, omaatje).

De volgende dag, een nieuwe boot, een nieuw eiland. Taquile, 3,5 uur varen vanaf Puno en nog steeds aan de Peruvaanse kant van het meer. Dit is wel een vast eiland, overdekt met terrassen voor landbouw en op een -letterlijk- adembenemende 4000 meter boven zeeniveau. Het klimmen van de 200 meter tussen haven en dorp kostte me een dik half uur, op deze hoogte is inspanning geen pretje! Maar bovengekomen bleek het uitzicht even adembenemend: het helblauw van het meer, de wolken die nog nooit zo dichtbij waren, schapen op de terrassen van Taquile, de Taquilenen zelf in hun lokale dracht en in de verte de met sneeuw bedekte bergtoppen. Ondanks al dit schoon viel Taquile zélf tegen: de logeerpartijtjes bij lokale families in ruil voor een paar soles en wat fruit, bleken in feite bijna-hotelkamers die nog redelijk aan de prijs waren ook, en de maaltijden en souvenirs op het eiland waren eenvormig en duur. Hoewel de Taquilenen volgens mij vrij veel van hun eigen tradidies en aard hebben bewaard (ze blijven verlegen, teruggetrokken en beleefd) was dit voor mij duidelijk een voorbeeld van een overkill aan toeristen. En als je dan ook nog, in een huisje zonder stromend water en electriciteit, met het (hurk)toilet op 100 meter, midden in de nacht, enorme last krijgt van je genuttigde broodje kaas (jawel!)...dan wil je alleen maar terug naar dat confortabele bed met baño privado in Puno! Dus leende mijn Franse buurvrouw me `s ochtends een hand vol pillen om de boel vooral maar binnen te houden...en terug met de boot!

Verbazingwekkend is het. Vorige week had ik immers al het plan jullie te schrijven over mijn eetavonturen hier. Ik had willen schrijven dat die toeristen zich niet zo moeten aanstellen, dat ze zoveel missen. Kijk naar mij, had mijn tekst geweest, ik ben hier nu 1,5 maand. Ik eet van de straat, op markten en bij mensen thuis. Ik drink uit de kraan. En geen centje pijn. Dat had leuk geweest om te vertellen. Jammer van dat ene broodje kaas dan toch, dat nog steeds een beetje een indruk achterlaat op mijn maag en voorraad anti-diarreemedicijn. Tja.

Het eten in Peru. Veel menu`s, maaltijden voor 2 of 3 soles in markten en kleine eethuisjes. Een soep gevuld met aardappels (natuurlijk, in Peru) en ondefineerbare stukken vlees en daarna een bord met rijst en patat of aardappels (of allebei) en een stuk brood. Met vlees. Groente? Een beetje ui met een verdwaalde tomaat. Iemand moet de Peruvanen iets uitleggen over voetselgroepen... Het eten van de markt is niet slecht, maar wel eentonig en daar komt nog bij dat ik eerder 3 maanden lang op de universiteit in Managua iedere dag (ja IEDERE dag!) zo`n zelfde maaltijd kreeg. En dan word je het een beetje zat. Gelukkig voor mij (in dit geval) heeft Peru een flinke toersitenstroom, zodat de aardappelen en rijst kunnen worden afgewisseld met lokale varianten op pizza of pasta. In een plaats als Cusco maken ze het helemaal bont: daar kun je in een lounge-café spelletjes spelen onder het genot van smoothies en aziatisch gekruide kipsalades met knapperige sesamrolletjes. Lokale specialiteiten zijn er natuurlijk ook. De Ceviche en mijn Alpaca-biefstuk heb ik al eerder besproken en laatst heb ik me op de markt ook maar eens gewaagd aan een "Cuy al Horno". Op z'n Hollands: een Cavia uit de oven. Ze laten alles aan het beestje zitten om de schijn te vermijden dat ze je opschepen met een rat. En, spijtig voor de mensen die het beestje nog steeds vooral als kinderboerderijaanwinst zien: het was prima te eten! Dan is er tenslotte nog het vreemde fenomeen van de "Chifa". Om onduidelijke redenen wordt Peru bevolkt door grote hoeveelheden Chinese restaurants, waar je een keur aan aan de Peruvaanse smaak aangepaste Chinese maaltijden vindt. Helemaal ongezond word ik zeker niet, daarvoor zijn er hier teveel sapkramen: Kleine stalletjes op straat of in de markt waar dames je voor een sol twee glazen sap naar keuze voorschotelen. Sinaasappel, peer, ananas, banaan, wortel, papaya of mixen hiervan, eventueel met melk of rauwe eieren. Ook hier wijkt mijn smaak weer een beetje af van de lokale bevolking, die overal kiloŽs suiker in gooien en mij vol walging een glas grapefruitsap zónder zien wegklokken. Wat ik mis? Nicole en ik hadden al onze fatasietjes over stokbrood met franse kaas. En een lekkere Thaise schotel zou er ook wel ingaan. Maar het meest van alles mis ik het zélf koken. Ik heb inmiddels zoveel markten met heerlijke verse vis, groente en fruit gezien dat mijn vingers jeuken....

Terug in Puno was het plan door te reizen naar La Paz, Bolivia. Maar dat voornemen moest nog een dagje worden uitgesteld. Zondag 30 juni waren in Bolivia verkiezingen en dan ligt het leven stil. Geen bussen, trein, of winkels open. En dus nog een dagje extra in Peru. Niet zo erg, want zo kon ik op mijn gemak kijken naar Duitsland-Brazilie. De hotel-mozo maakte me om 5 uur wakker (je moet er wat voor over hebben) om met hem en zijn oma op hun kleine TVtje de wedstrijd te kijken. Oma had niet helemaal door wie de tegenstanders waren ("Inglaterra!" (Engeland) riep ze steeds), maar Brazilie en vooral hun "goleador" (Ronaldo natuurlijk) kon rekenen op haar onvoorwaardelijk steun. Zodra Duitsland iets te dicht bij het doel in de buurt kwam begon ze verontwaardigd te piepen vanonder haar muts en plaid. Wat een geluk dat Brazilie won. Ik weet niet hoe het anders met haar was afgelopen...

Na nog een paar uurtjes extra slaap was het op naar Icho, een plaatsje in de buurt van Puno, waar jaarlijks een driedaags feest plaatsvindt met stierenvechten, dans en vooral heel veel drank. Bij de collectivos naar Icho werd ik benaderd door een Peruaans stelletje. De jongen studeerde engels en vroeg of hij me (op band) wat vragen mocht stellen voor zijn examen. Ze gingen gezellig mee in de collectivo waar bleek dat hij eigenlijk heel verlegen was en niet goed wist hoe hij moest beginnen. Het was het meest idiote interview dat ik ooit heb meegemaakt, aangezien hij om de haverklap zijn recorder uitzette met de verzuchting "Nu weet ik het niet meer...". Maar begrijpen deed ik hem wel, ook nu ik niet meer iedere 10 seconden naar een woord moet zoeken in het Spaans, ken ik dat gevoel nog veel te goed! Op de markt ontpopten de twee zich tot geweldige gidsen aangezien ze al hun hele leven in Puno wonen. We bekeken de dansers, in enorme kostuums, die elkaar aan het natspuiten waren met Cusqueña (bier) en gingen de kerk in om de drie lokale heiligenbeelden te bekijken die zojuist waren teruggekeerd van hun vaartocht over het meer. Ze kerk was bomvol mensen met kaarsen. Bijna kwam ik in de verleiding een foto te maken van het bordje "Prohibido dormir en la iglesia" (verboden te slapen in de kerk), maar ik vond het toch wat oneerbiedig. Weer buiten barstte er een enorme regenbui los. We deden een poging wat te eten onder een lekkend zeil waar het drukker en drukker werd. Buiten zagen we mensen voorbij komen in enorme harige gorilla-kostuums (die natuurlijk steeds zwaarder werden van de regen) en gierende dames van middelbare leeftijd, in bemodderde kostuums, die nauwelijks meer konden lopen van het bier. Toen het binnen net zo hard begon te regenen als buiten hebben ook wij ons maar een weg gebaand naar de collectivos.

En dan op maandagochtend uiteindelijk toch de bus naar La Paz. "Via de toeristische route", hadden ze gezegd. Dit bleek te staan voor lang oponthoud op de grens en nog langer oponthoud bij een rivier een stuk verderop waar wij op één boot moesten en de bus op een andere. Helaas bleken de golven te hoog (iets dat ons na 3 uur wachten werd verteld), zodat we uiteindelijk de rivier nog net in schemerdonker konden oversteken, genietend van een bizar uitzicht: acht bussen dobberend op de golven.

Maar: Bolivia! Het is weer even wennen aan nieuw geld, nieuwe uitdrukkingen en manier van spreken, nieuwe maaltijden en snoepjes op straat. En zo langzaamaan maar weer eens toewerken naar wat mooier weer!

Geen opmerkingen: