woensdag, november 27, 2002

Latinoland 23: Re-encuentras, Mochileros y Desaparecidos


Deze week was er een van re-encuentras (herontmoetingen). Allereerst met Mendoza, omdat dat nu eenmaal het meest gemakkelijke grensovergangspunt bleek. En dus weer terug naar het wijntentje waar ik al eerder was en haar eigenaar Martin, die bijna omviel van verbazing dat ik weer terug was. Het heeft wat schizofreens om 'weer terug' te zijn in een stad die nog niet helemaal de jouwe is, zoals eerder in Buenos Aires... Bekend maar toch niet.
Ook weer terug: warm weer! Van 13 graden in Bariloche naar 33 in Mendoza. Het is even wennen. Vooral ook omdat ook hier in Zuid-Amerika de winkels steeds voller raken met kerstornamenten. 'Rudolph the Rednose Raindeer' bij 30 graden is in mijn ogen volslagen belachelijk, maar het zal wel wennen.
En andere herontmoeting met Toby, een uit de kluiten gewassen Deen die ik drie maanden terug met een biertje in de hand naast een zwembad in Brazilie tegenkwam. Het biertje is er nog steeds! Toby is inmiddels 21 maanden onderweg, déze reis. Hij doet iets onduidelijks in de agrarische sector, wat er eigenlijk op neer komt dat ieder baantje sparen is voor de volgende reis. Het word wel moeilijker, geeft hij aan, nu de meerderheid van zijn vrienden aan huwlijken, kinderen en hypotheken begint.
Maar de belangrijkste herontmoeting is met mijn Schots-Amerikaanse vriendin Fiona uit Buenos Aires, die inmiddels in Santiago verder werk aan haar boek. Leuk om weer bij te kunnen kletsen en fotos van Buenos Aires te kunnen vergelijken.


Want ja, na ruim 2,5 maand is het me eindelijk, in ieder geval lijfelijk, geluk me los te rukken van Argentinie. Na een doorwaakte nacht vol sneeuw, kou, douaniers en stempels, stond ik op dinsdagochtend eindelijk in Santiago de Chile. Het eerste metroritje belichtte direct al de belangrijkste stadsproblemen van Santiago: In het treinstel hing boven het bordje: "Wat te doen in het geval van een aardbeving", een lichtbord met actuele informatie over de klimaatstoestand (lees: hoeveelheid smog) in de stad. Tot nu toe lijkt ik geluk te hebben: Iedere dag is het smogvrij genoeg om achter de koloniale gebouwen en palmbomen van Santiago de besneeuwde Andespieken te zien.

Na bijna een week kan ik zeggen dat ik Santiago een leuke stad vind. Het kostte me wat moeite me los te rukken van de beelden van "Mi Buenos Aires Querida " ("Mijn geliefde Buenos Aires" en gelijk de titel van een lied van Tango-koning Carlos Gardel). Maar Santiago is de perfecte overgang tussen het meer Europese van Buenos Aires en de complete chaos van Lima, waarnaar ik straks weer zal terugkeren.

De rit van Mendoza naar Santiago is nog geen 7 uur, maar het verschil tussen Chili en Argentinië, vaak in één mond genoemd als de twee meest Europese landen van dit continent, is overduidelijk. De enorme hoeveelheden vlees op het menu hebben plaatsgemaakt voor vis, de mensen spreken weer een ander (nu nóg onverstaanbaarder) Spaans en de wisselmeneer op het station meld mij vol trots dat "Chili nu het duurste land van Zuid-Amerika is". Hoera.

Gelukkig wordt hier minstens zoveel heerlijke wijn gedronken als in Argentinië. Een feit dat ik van de week, na een rondleiding in de beelschone wijngaarden van Concha & Toro (ook in Nederland in de schappen) en een bijbehorende proefsessie zelf heb kunnen vaststellen. En hoewel ik tango prachtig vind is het heerlijk om na al die tijd weer veel en goed salsa te kunnen dansen.

Tijdens mijn hele reis heb ik geprobeerd een beetje afwisseling aan te brengen in mijn logeeradressen. Zo min mogelijk echte (anonieme) hotels (meestal toch te duur), veel kleine familiehotels en "Casas de familia" (soort Bed&Breakfast), ideale plekken om veel Spaans te praten en hier en daar wat lokaal familieleven mee te pakken. Zo nu en dan is het echter ook meer dan prima om even terug te schakelen naar Engels en een biertje te drinken met een paar andere reizigers. In Santiago ben ik terecht gekomen in "La Casa Roja", backpackershostel if there ever was one! Dertig man bewonen een beeldschoon Victoriaans pand, nog volop in de verbouwing. Er wordt gepingpongd, gebarbecued en videos gehuurd en er hangt een sfeertje (of misschien is het de geur van bedorven voedsel in de koelkast) die me herinnert aan mijn eerste studentenhuis in Delft. Als deze plek iéts duidelijk maakt is het de totaal verschillende manieren waarop mensen met reizen omgaan.
Je in Zuid-Spanje vol laten lopen om de volgende dag op het strand uit te slapen is nooit mijn idee geweest van een welbestede vakantie, maar verre reizen zijn tegenwoordig zo gemakkelijk gemaakt dat je ook in de wat meer extreme uithoeken van de wereld mensen vindt die die dagbesteding aanhouden. En ja, zelfs als ik mensen tegenkom die al 7 maanden door Zuid-Amerika reizen en nog niet eens hun biertje in het spaans kunnen bestellen, of als ik iemand tegenkom die zijn 3 weken Argentinië in de tuin van het hostel doorbrengt, doe ik heel hard mijn best te denken "Dat iedereen nu eenmaal zijn eigen manier van reizen heeft". Dan zijn er de die-hard survivalers, die opwindende verhalen hebben over slangen in hun bed in Tibet en zelf-behandelde malaria in tijdens een tiendaagse boottocht over de Amazone. Er zijn mensen die na twee weken al doodgaan van eenzaamheid, omdat ze niets anders dan Japans spreken en er zijn mensen (zoals Toby) die al jaren onderweg zijn omdat het het enige is dat ze kunnen en willen in het leven. Het sfeertje in La Casa Roja is er niet minder om (in tegendeel). Ik geniet me suf als ik Gavin, een Australiër die net is aangekomen, vrolijk door hoor ratelen in het Engels tegen iemand die hier geen woord van verstaat. En dat hij dan vervolgens nog instemmend knikt bij het (voor hem onverstaaanbare) antwoord in het Spaans pleit nog meer voor hem.

Naast wijngaard bezoek was het lekker in Santiago door de stad te wandelen, schaakwedstrijden te volgen op de Plaza en vis te eten op de drukke markt. Eén totaal ander bezoek dat ik van de week bracht is aan de voormalige Villa Grimaldi. Een plaats die in de jaren 70 door Pinochets DINA (geheime politie) werd gebruikt voor de marteling en executie van politieke tegenstanders. Langzaamaan wordt de plek, in een buitenwijk van Santiago, omgebouwd tot een park ter herinnering aan de slachtoffers, waarvan in veel gevallen het lot nog steeds onbekend is: "Desaparecido", "Vermist".
In "Parque por la Paz", zoals het heet ("Park voor de Vrede") heerst een drukkende stilte. Er zijn niet veel mensen, een paar spelende kinderen en 2 andere toeristen. Veel meer dan een indrukwekkende lijst met namen en data is er voorlopig niet te zien. Maar toch verbaast het gebrek aan mensen me. Sterker nog, veel mensen aan wie ik onderweg de weg vraag lijken niet eens te weten dat het park bestáát. Net als in Argentinië lijken de mensen de donkere jaren 70 het liefst maar zo snel mogelijk te willen vergeten. Van de grote hoeveelheid boeken over politiek en geschiedenis in de Argentijnse boekhandels vind ik er slechts 1 of 2 die over de dictatuur gaan. Het boek dat ik zelf heb gelezen over de Argentijnse geschiedenis stópt simpelweg na Perón. De (Argentijnse) schrijver claimt dat na deze periode de sentimenten en persoonlijke betrokkenheid zo sterk worden dat het onmogelijk is er objectief over te schrijven. Herinnering is een sterk wapen, dat hebben de Dwaze moeders op de Plaza de Mayo en de bouwers van Parque por la Paz heel goed begrepen. Maar veel mensen wíllen niet herinneren. Het prachtige imago van "de meest Europese landen van Zuid-Amerika" zou zeker ernstig geschaadt worden en voormalige verantwoordelijken hebben nog steeds téveel aanhangers met dikke portemonnees en belangrijke functies. Dus blijft Pinochet voorlopig nog rustig verschijnen op cocktailparties....
Veel mensen vragen zich af waar die steun toch vandaankomt. Waarom wordt er gestemd op corrupte ex-presidenten en wie zijn die mensen die Pinochet nog steeds steunen? Want nee, het zijn zeker niet alleen die paar búlkend rijke mensen die Zuid-Amerika rijk is. Als Fujimori, ex-president van Peru, gevlucht naar Japan na eindeloze schandaal- en corruptieverhalen, de afgelopen verkiezingen inderdaad had meegedaan zoals hij graag had gewild, had de kans zeer wel aanwezig geweest dat hij weer president was geworden. Hoe kan dat toch?
Dat de problemen in Zuid-Amerika niet te vergelijken zijn met ons file-probleem en de wachtlijsten moge duidelijk zijn. En "een sterke man" ligt dan meer voor de hand dan het Nederlandse poldermodel. Wat mensen zich vooral herinneren van Fujimori is hoe hij de terroristen van Het Lichtend Pad opbergde. En veel mensen zien Pinochet als de man die de Chileense economie heeft gemaakt tot wat hij nu is: één van de, zo niet dé, sterktste van Zuid-Amerika(waarschijnlijk terecht)... En als je niet te eten hebt, of dagelijks beschoten wordt zal het je waarschijnlijk mínder boeien dat dat allemaal op een wat minder lieve manier bereikt wordt. Daarom zal ook voormalig president Menem bij de Argentijnse verkiezingen in januari, wel weer gekozen worden. Een corruptie- en drugsverleden zijn minder belangrijk dan de overtuiging van veel Argentijnen dat hij de kracht en ervaring heeft om het land uit de crisis te leiden.

Inmiddels ben ik aangekomen in Valparaíso, een havenplaats niet var van Santiago. De stad is een sprookje: De haven met knalblauwe zee, de stad die opkruipt tegen de heuvels, duizenden kleine gekleurde huisjes, flanerende marine-mannen in uniformen uit de hele wereld (ok dames, niet gelijk en masse afreizen ) en overal grappige rammelende liftjes die je de verschillende heuvels opbrengen. En veel, heel veel schaal- en schelpdieren natuurlijk.... Mjam.

zaterdag, november 16, 2002

Latinoland 22: Immigrantes y Hielo cayendo


Raar is het, ik heb nog 5 weken vor de boeg, een stuk langer dan een "gemiddelde" vakantie, maar ik heb toch het gevoel dat het einde zo alngzamerhand dichterbij komt. Kerstplannen worden gemaakt, cadeautjes gekocht en doordat ik steeds meer richting Peru ga (goed, er ligt nog een heel land tussen, daar niet van...) heb ik het gevoel dat ik een beetje "op de terugweg" ben... Eerst nog maar eens een verhaaltje dan...

Hoewel het grootste deel van Zuid-Amerika een grote mix van volken, kleuren en rassen is, vind je over het gehele continent kliekjes de niet zijn opgegaan in de massa. Oude kolonisten die stug vasthouden aan hun eigen gewoonten, kleding en taal. In het zuiden van Brazilië vind je bijvoorbeeld hele enclaves Duitsers. Er zijn dorpjes daar waar ieder jaar Bierfesten worden gehouden, compleet met worst en lederhosen.

Argentinië is het immigratieland bij uitstek. Aan het einde van de vorige eeuw werd immigratie door de Argentijnse regering actief gepromoot. Er was een enorme hoeveelheid leeg land en de Argentijnse politici hadden een groot vertrouwen in de komst van Europese en met name Anglosaxische immigranten: Deze mensen zouden het land leren wat werklust, verantwoordelijkheid en respect voor gezag was! (Het spreekt voor zich dat dit soort uitspraken werden gedaan in een tijd dat er nog géén verkiezingen werden gehouden). Wat er in eerste instantie aankwam in Argentinië viel de politici een beetje tegen: Arme Ieren op de vlucht voor de hongersnood en religieuze vluchtelingen... Uiteindelijk kwamer echter ook de meer "sosphisticated" families waarop was gehoopt.

Patagonië werd voor veel immigranten hun nieuwe thuisland. Op foto's in het Museo de Pioneros in Rio Gallegos (in het uiterste zuidpuntje van Patagonië) zie je mannen in donkere pakken met grote snorren en dames in enorme jurken met hoeden en corsetten. God, wat moeten die mensen geschrokken zijn toen ze in dit lege, "windswept" (in goed Nederlands...) land aankwamen. Hard geprobeerd natuurlijk, om aan de eigen tradities vast te houden, maar dat zal niet meegevallen zijn!
In die tijd was Patagonië ook niet helemáál zo leeg als de mensen was verteld. Verschillende stammen Telhuelche-indianen zwierven rond, wat ook even schrikken moet zijn geweest. Vlakbij Puerto Madryn doet het volgende verhaal de ronde: Een groep van enkele Welsh families trok vanuit de kust een paar dagreizen (te voet!) het land in om een nieuwe vestigingsplaats te zoeken. Eén nacht zochten ze beschutting in de luwte van een heuvel. Bij het onwaken echter, zagen ze zich omringd door een enorme groep van zeker 80 Telhuelches. Eén van de Welsh-babys begon te huilen, waarop haar moeder haar in de armen legde van één van de Telhuelche-vrouwen. Deze suste het kind en gaf het terug aan de moeder. En de basis voor een wat ongewone vriendschap was gelegd.
In veel gevallen hielpen de Telhuelche de nieuwe immigranten te wennen aan hun nieuwe land. En dat, samen met hard werken, hielp. Veel families hebben, ondanks de moeilijke start, uiteindelijk een leven opgebouwd dat véél beter is dan dat ze in hun geboorteland hadden kunnen krijgen. En "in the process" hielpen ze mee met de opbouw van Argentinië. Zo komt het dus dat je rond Puerto Madryn gemeentes tegenkomt waarin 30-50% van de bevolking claimt Welsh te zijn, waar mensen onderling die taal spreken en hight tea serveren, maar waar ze ondertussen óók trots zijn op hún land: Patagonië, Argentinië.
In Gaiman, één van die typisch Welshe plaatsjes bezoek ik een theehuis. Ondanks de palmbomen die het gebouw omzomen is het een totaal Britse enclave: Bloemetjesbehang en -tapijt, scones, een theepot in een gebreid roze hoesje en een lelieblanke serveerster met erg jaren 80-Brits haar. En om het allemaal nog echter te maken hangt in de gang een grote foto van het bezoek dat Princess Di er een jaar of tien geleden bracht. Het plakkaat naast haar foto is gezwollen van trots. Dat zal me een event geweest zijn!

Argentijnen grappen vaak dat de Mexicanen van de Mayas stammen, de Peruanen van de Incas en Argentijnen van de boten (waarmee ze uit Europa kwamen). De crisis heeft de situatie nogal veranderd. Het immigratiebeleid heeft in veel gevallen plaatsgemaakt voor: "beschermen wat we hebben" (Waar ken ik dat toch van?!) en met name in Buenos Aires kon je veel mensen tegen met bepaald ongezonde denkbeelden over hun Boliviaanse en Peruaanse buren, die tot voor een aantal jaren terug (toen Argentinië het rijkste land in de omgeving was) in grote getale naar Argentinië kwamen om de baantjes aan te nemen waar de Argentijnen zelf geen zin in hadden: Fabriekswerkers, bedienend personeel, huishoudelijk personeel. Inmiddels gaan veel van deze mensen terug naar hun land, simpelweg omdat het geld dat ze verdienen niet meer de moeite waard is. En er is nog een ander gevolg van de crisis: Veel internationale bedrijven verplaatsen hun vestigingen naar andere landen met medeneming van hun -vaak hoogopgeleid- Argentijns personeel. Iets dat in de toekomst nog wel eens zuur kan uitpakken voor de Argentijns maatschappij. Of, zoals een verkoper met literaire ambitie bij Hecho schreef: We kwamen op de boten en nu vertrekken we met het vliegtuig....

Vanuit het Noorden van Patagonië ben ik verder afgezakt naar het zuiden. Nog niet helemaal in het zuidelijkste puntje, maar toch wel zóver dat er lustig wordt rondgestrooid met de term "Het einde van de wereld": El Calafate. Het dorpje zelf is één groot toeristengat, maar het biedt toegang tot Argentiniës bekendste Nationaal Park: Parque Nacional Los Glaciares. De Perito Moreno Gletcher in dit park is een "Glacier Avanzando", een gletcher die nog steeds in grootte toeneemt (hoewel die groei met de temperaturen de laatste jaren schijnbaar een beetje tegenvalt).
De gids in het park weet het mooi te brengen: Voor het busje een grote bocht omgaat die ons de eerste blik zal gunnen op de Glacier vraagt ze ons alle postkaarten en plaatjes die we hebben gezien in gedachten te nemen en die te vergelijken met wat we zo direct gaan zien: "Señores y señoras, Ladies and Gentlemen: Perito Moreno Glacier!".... En jawel: 8 man houden hun adem in: 4 km breed, 14 km diep en 60 meter hoog ijs, een schitterende blauwe glans, scherpe pieken, een turquoise meer en overal ijsschotsen. Een bootje brengt ons tot op 300 meter afstand. Dichterbij kun je niet komen, want continu vallen gigantische brokken ijs met veel spectakel in het "ijsbergkanaal". Het geluid van de ijsbergjes tegen de boot ontlokt aan één Gucci-bebrilde Argentijnse dame vol goud de kreet: "Titanic!".De rest van de middag bekijk ik de glacier vanaf de kant. Het meest indrukwekkende is toch wel het geluid van het constante werken van het ijs: gekreun, gepiep en af en toe een donderend geraas als er weer een deel instort. Het park is uitgeroepen tot "World Heratage Site", een plaats die bewaard moet worden voor onze kinderen en kinds-kinderen, om deze te herinneren aan de tijd dat deze ijsgiganten in grote getale over de wereld kropen.... Laten we hopen dat dat lukt!

Vanuit El Calafate dus weer naar het noorden: Bariloche. En van Wales kom je dan ineens terecht in Zwitserland: Prachtige besneeuwde bergtoppen, naaldbomen en meren. In het stadje Bariloche veel Chalet-achtige gebouwtjes en keienstraatjes. Het centrale plein heeft een adembenemend uitzicht over het meer en de bergtoppen erachter en je kunt er op de foto met een St. Bernhard. Gisteren heb ik een stuk gewandeld in de heuvels in het dorpje Llao llao, hier vlakbij. Ook hier weer meren en naaldbomen en een schattig kerkje van houten bielsen. Ik krijg de behoefte rond te gaan rennen en heel hard "The hiiiiills are aliiiive!" te gaan zingen. Gelukkig herinnert een groot bamboebos en de siësta in het dorpje er me nog net op tijd aan dat ik wel degelijk nog steeds in Argentinië ben!
Maar Argentinië zit er nu wel bijna op. Vanmiddag reis ik met de bus verder naar het noorden, naar Mendoza, om daar de grens over te steken.

Het volgende bericht zal dus vanuit Chili komen!

woensdag, november 06, 2002

Latinoland 21: Un Quilombo, En la Carpa y Moca de Ballenas


Jullie hebben weer even moeten wachten op een nieuw verhaal. Vorige week nog een week (ja, nóg een week!) in Buenos Aires doorgebracht en niet veel opmerkelijke dingen gedaan of beleefd. Op wat kleine dingen na natuurlijk....

Zo was er allereerst een bezoek aan het beroemde Café Tortoni. Mijn huisgenootje Fiona schrijft haar proefschrift over Latijns Amerikaanse schrijfsters en Café Tortoni is dé plek waar zich de intellectuelen, schrijvers en componisten ophielden en schijnbaar nog ophouden. Het café heeft een erg Parijse uitstraling, veel spiegels en glas-in-lood, sigarettenrook en met goud behangen dames van middelbare leeftijd. In een apart zaaltje wordt een tangoshow gegeven. We krijgen een prachtig plekje vooraan, en met een fles wijn en een bakje olijven genieten we van het enorm foute vermaak: Een zanger die op André Hazes lijkt, een te dik meisje dat een prachtige tango danst met een meneer in een hele blauwe broek en de eigenaar die als een grote glimmende aardappel rondloopt om iedereen tot meezingen te manen. Wat een kitch! Maar de muzikanten zijn fantastisch en het enthousiasme van publiek en performers is zeer aanstekelijk. Toch nog ergens een tango-CD op de kop tikken!

"¡Que quilombo!", één van de meest Argentijns-spaanse uitspraken die er bestaat. Officieel is een "quilombo" een bordeel, maar Argentijnen gebruiken het voor alles dat een puinhoop is. En dat is nogal wat, zeker de het afgelopen jaar: De banken, het verkeer, de regering: Un quilombo, un quilombo, un quilombo.... Wat zéker een quilombo was, was mijn huis de afgelopen week. Mijn twee Porteño-vrienden hadden besloten te verhuizen naar een meer centrale lokatie in Buenos Aires en het huis moest daarom stante pede worden opgeknapt voor nieuwe bewoners. De werklui die daarvoor waren ingehuurd brachten de dag door met het drinken van maté, het bellen van heel veel verschillende mensen en het werken op 5 verschillende plaatsen tegelijk. Daar was een hele plausibele verklaring voor, die ik ergens ben vergeten in de tijd tussen dat ik niet meer kon douchen (omdat ze het bad aan het verven waren) en dat ik probeerde te internetten in een kamer zonder meubels (terwijl naast mij iemand met een drilboor de muur aan het weghakken was). "¡Que quilombo!" Uit verhalen heb ik inmiddels begrepen dat veel werklui hier in veel gevallen erg hun best doen aan het Latino-stereotype te voldoen. Zo hoorde ik van een Nederlands gezin dat al een poosje in Sao Paulo woonde en waar een ruitje was geseuveld. Eén ruitje. Na een telefoontje naar de glaszetters kwamen er vijf werklui langs. Vijf. Voor één ruitje. Het duurde twee dagen voor het was vervangen. Want vijf werklui hebben heel wat bij te praten als ze elkaar al een poos niet hebben gezien! De Nederlandse man kon er inmiddels om lachen....

Maar uiteindelijk ben ik dan toch definitief (?) vertrokken uit Buenos Aires. Eerst maar een heel klein stukje, naar het piepkleine pampa-plaatsje San Antonio de Areco. Een busrit dwars door enorme velden vol koeien. Areco is zo'n plaatsje waar niemand zijn fiets op slot zet, de vleeswarenjongen in de "supermarkt" de volgende klant bij zijn voornaam aanspreekt en waar een aantal van die stoffige kleine kioskjes zijn, waar men werkelijk alles verkoopt (zodra men het heeft gevonden). Areco heeft een zekere faam opgebouwd als Gaucho-stad, met een museum geheel gewijd aan dit super-Argentijnse symbool. Veel zwepen, dolken, zadels en pistolen. Helemaal in het wilde westen. Het gastenboek, dat bijna geheel gevuld is met verhalen van Argentijnse bezoekers is vol trots. Zodra het heden een quilombo is gaan mensen hun verleden koesteren....In Areco verbleef ik voor het eerst sinds járen weer eens in een tent. Het landleven leek wel weer eens leuk na bijna twee maanden in de stad. Maar de afgelopen jaren, en zeker na ook nog eens twee maanden in een mode-bewuste stad als Buenos Aires, ben ik wel een ontzettende stadstrut geworden. Nog net geen hakken, maar met gelakte nagels en fancy zonnebril en al. En met de slappe lach opspringen als er tijdens het afwassen een dikke pad op je schoenen gaat zitten. Dat soort dingen. Waar ik dan wel weer helemaal trots op ben is mijn eerste geheel-eigenhandig bereide parilla. Want het zou geen Argentijnse camping zijn zonder minimaal twee dozijn barbecues op het terrein. En de "Bife de Lomo" die deze Hollandse daarop met de juiste portie geduld op heeft bereid, daar zou de gemiddelde Argentijnse asador (iemand die in een barbecue-restaurant werkt) nog een puntje aan kunnen zuigen. Zo.

Enkele dagen geleden dan eindelijk weer eens een échte busrit achter de rug. Na 20 uur bussen op zaterdag aangekomen in Puerto Madryn, Patagonië. Het landschap van Patagonië is ongelooflijk. Niet zozeer door schoonheid, als wel door de ongelooflijke leegte. Honderden kilometers lang niets anders dan gras en lage doornstruiken. Na 6 maanden Latijns Amerika kan ik me nog steeds verbazen om het ongebruikte land, de verlatenheid die je niet alleen hier, maar in álle landen die ik ben gepasseerd tegenkomt. In het noorden van Perú schijnen delen te zijn waar je gewoon naartoe kunt gaan met je naambordje en je rol prikkeldraad om een willekeurige lap grond te claimen. Zodra je het gaat bebouwen of beplanten is het van jou.... Onvoorstelbaar voor iemand opgegroeid in de Hollandse Randstad waar iedere vierkante centimeter is bezet!

Maar terug naar Patagonië. Puerto Madryn is, naast een haven, dé uitvalsbasis voor mensen die Peninsula Valdes willen bezoeken, een schiereiland en nationaal park dat beroemd is om zijn fauna. Toen ik me op maandagochtend meldde om met een tour mee te gaan, bleek de stress op het kantoortje van de travel agency een beetje toegeslagen. De enige engelstalige gids bleek ziek en nu zat de eigenaar met een spaanse gids en een half busje mensen die alleen engels spraken. Maar als ík nou even zou vertalen, kreeg ik de volgende dag een andere tour gratis... Niet gedacht dat mijn opgedane kennis van het spaans al zo snel iets op zou leveren!

Onze gids heette Monica, een enorme blonde Argentijnse, met een welluidende lach en een onuitputtelijke kenis van (onder meer) het sexleven van de complete fauna van het schiereiland: "De penis van een Ballena franca austral (walvis) is tussen de 1 meter en 1,80 meter lang." Scary!
Onze eerste stop was Puerto Piramides, waar we inscheepten op een bootje om de walvissen te bekijken die in de baai van het schiereiland hun kinderen krijgen en bescherming zoeken tegen de orcas. De eerste walvismoeder met kind kwamen we al na een tiental minuten uit de kust tegen. Op een meter of tien van de boot verdwenen eerst een enorme staart en daarna een kleinere (maar toch nog steeds een erg grote) in het water. Die ochtend hebben we zeker 15 verschillende walvissen gezien. Van de vissen zelf (pardon, zoogdieren) zie je niet veel meer dan de bulten en staarten die zo nu en dan boven het water uitkomen. Maar de grootte en het geluid van de ademhaling is onbeschrijflijk. De naam "Ballena franca" wil ondermeer zeggen dat het franke, nieuwsgierige en bepaald geen teruggetrokken dieren zijn. Sommige taferelen waren dan ook onvergetelijk. Zeker de "kleintjes" leken af en toe echt met de boot te spelen. Ze kwamen op aanraakafstand, bliezen hun "moca" (snot) in je gezicht en doken dan met hun enorme lijven onder de boot door. Al die tijd wijkt moeder walvis niet van hun zij. En als ze dan definitief onderduiken om een ander speeltje te zoeken durft iedereen op de boot eindelijk weer adem te halen....

De tocht over het eiland gaat verder naar Caleta Valdes en Punta Norte. Onderweg veel guanacos (soort llamas), nandú (soort struisvogels) en amadrillos. Aan de kust huizen kolonies zeeolifanten. Wel eens een klomp vet van 4000 kilo met het geluid van een buitenboordmotor enthousiast over het strand zien schuiven? Dat is wat je ziet als je het "eerste mannetje" van een zeeolifantenkolonie bezig ziet. Het strand ligt vol vrouwtjes die lui in de zon liggen en af en toe hun best doen uit de weg te blijven van die dikzak, terwijl in een nabij ondiep poeltje zeker 20 kleine zwarte "pups" rondspartelen. Het is prachtig om een poos in de zon te zitten en de bewegingen van deze kleine gemeenschap te bekijken.
En sommige mensen weidden daar hun hele leven aan. Op Punta Norte woont Roberto, een onderzoeker en natuurbeschermer, alleen met zijn paard. Hij zit daar al tien jaar, niet zozeer voor de olifanten als wel voor de orcas, die bij hoog tij komen om te langzame olifanten van het strand te pikken. Hij kent ze allemaal, de orcas, en zij kennen hem. Hij speelt mondharmonica voor ze en heeft de meest verbluffende fotos en verhalen. Orcas, zo beweert hij, zijn de meest intelligente dieren die er bestaan, omdat ze om hun doden treuren, net als wij mensen. En zo vertelt Roberto hoe de bewoners van Caleta een aantal maanden terug verbaasd toekeken toen een groep orcas in een lange stoet kwam aanzwemmen. Niet springend over de golven, zoals normaal gesproken, maar in een lange, statige rij. Pas toen ze dichterbij kwamen zagen de bewoners hoe de voorste orca, een vrouwtje, een kleine orca in haar bek droeg. En hoe de andere orcas haar begeleiden als de begrafenisstoet voor haar overleden jong.

De excursie van gisteren ging naar Punta Tombo, een grote pinguinkolonie zo'n 200 kilometer ten zuiden van Madryn. Waar iedereen op maandag vooral onder de indruk was en bezig was zijn adem in te houden, werd er gisteren vooral veel gelachen. Pinguins hebben zulke menselijk trekjes dat ze onvermijdelijk op je lachspieren werken. In Punta Tombo loop je er middenin, zeker nu de helft van de pinguins (mannetjes én vrouwtjes, ze delen het heel ge-emancipeerd!) op eieren ligt te broeden. Ik heb een paar uur lang genoten van hun oude-herengedrag als ze het water inliepen, het bijna arm-in-arm lopen van sommige pinguinstelletjes en vooral hoe ze gezellig terug gaan staren als je jou zien kijken.

De komende dagen wordt de reis naar het zuiden verder voortgezet!