zaterdag, juli 13, 2002

Latinoland 8: La grande cuidad, Sal y El olor de coca y carbid


Eindelijk weer een keer de deur uit zonder muts en 's nachts zonder wollen sokken! Ik ben op het moment in Sucre en aangezien dat laagland is, heb ik voor het eerst weer temperaturen richting de twintig graden, iets dat nu heel warm lijkt. Voor nu nog maar wat verhalen uit de hooglanden. Met mijn exuses voor de deze keer wel erg overdadige lengte....


Allereerst La Paz. Tot mijn verbazing blijkt het centrum van de stad redelijk modern, meer te vergelijken met Caracas dan met Lima. Veel pleintjes die Europees aandoen, veel internationale ketens (ja, ik heb bij McDonalds gegeten) en een echte "grote stadssfeer". De mensen verstaan kost weer wat meer moeite, het accent is duidelijk anders dan in Peru. Maar wat pas echt hinderlijk is, is dat ze je, als ze de weg niet weten, een willekeurige richting opsturen, waardoor je de stad van hot naar her doorkruist. De stad is enorm, en overweldigend. Van de op elkaar geplette kraampjes van de zwarte markt, tot de heksenmarkt met llamafoetussen en bizarre potions, tot de bijna griezelig uitziende schoenpoetsers met hun bivakmutsen. Omdat ik ervan overtuigd ben dat het tijd kost een grote stad te leren kennen (en waarderen) en ook omdat mijn was twee dagen lang achter de gesloten deuren van een wasserette lag, heb ik een dikke week in La Paz doorgebracht. De ervaren reiziger uitgehangen bij een schoolklas 16-jarige Amerikanen in mijn hotel en veel buitenwijken bezocht. De dierentuin van La Paz, die voor mij dieren én Bolivianen kijken was. Waar blijkt dat de dames die je doordeweeks op de markt ziet zitten met hun hoedjes en vlechten, in het weekend met kinderen en een grote picknickmand naar de dierentuin verterkken om daar de apen lollies te voeren. En de buitenwijk El Alto, waarvandaan je een prachtig uitzicht hebt over de stad en de achterliggende besneeuwde bergen. En waar op zondag de grootste markt wordt gehouden die ik ooit heb gezien.

De markt van El Alto heeft verschillende secties met auto's en -onderdelen, eten, huishoudelijke spullen, maar waar alle Bolivianen voor komen: tweedehands kleding. Met daarbij in grote letters vermeld: "Importado desde EEUU" (de VS dus). En hoewel de Amerikaanse politiek hier weinig populair is, vindt alles waaraan het label EEUU hangt gretig aftrek. Op de markt kun je alles kopen van bijna-ongedragen winterjassen tot sportkleding en volledig afgedragen shirts met het logo van Amerikaanse high-schools. En ik bleef me maar afvragen van welke misleide hulporganisatie deze berg kleding afkomstig was....

Hoewel de Latijnsamerikaanse landen tijdens de Copa del Mundo zeer eensgezind zijn, kun je de onderhuidse strubbelingen voelen, vooral in het straatarme Bolivia. Bolivia wordt wel beschreven als "Een bedelaar op een stoel van goud", doelende op de enorme nationale resources en het eveneens enorme falen van de Bolivianen om daar hun voordeel mee te doen. Door de jaren heen is Bolivia door haar buurlanden van zoveel resources ontdaan dat je niet anders dan met haar mee kunt voelen. Begin 20e eeuw verdween er een lapje grond van zo`n 100.000 km2 in handen van de Brazilianen: Rubber. Zo`n 30 jaar later belandde Bolivia in oorlog met Paraguay over de Chaco, een gebied dat volgens de westerse oliegiganten rijk zou zijn aan olie. Bolivia verloor het gebied en enorm veel soldaten. Olie werd nooit gevonden. Vandaag de dag staan de (inmiddels bejaarde) vrouwen van de destijds overleden en gewonde mannen nog steeds op het Plaza de San Francisco in La Paz, om de Boliviaanse regering te vragen om compensatie. Geld dat er natuurlijk niet is. In mijn ogen maken ze meer kans eens aan te kloppen bij Standard Oil en Shell, die in deze oorlog een wel zeer onfrisse rol hebben gespeeld... En dan is er tenslotte nog Chili, het land dat niet alleen het nitraatrijke Atacama van Bolivia afsnoepte, maar dat en passant ook nog eens 350 km kustlijn meenam, Bolivia in "enclaustramiento" (zonder ingang naar de zee) achterlatend. Tussen Bolivia en Chili is het nooit meer echt goedgekomen, ambassadeurs tussen de twee landen worden nog steeds niet uitgewisseld. En nu Mexico en de VS bieden op de gasvoorraad van Bolivia, welke met een pijplijn het land uitmoet (enclaustramiento!) kun je je voorstellen dat veel mensen niet echt staan te juichen bij het vooruitzicht dat datzelfde Chili gaat profiteren van deze pijplijn. Bij de verkeizingen van vorige week was de pijplijn dan ook een hot item: gaat-ie door Peru of gaat-ie door Chili? Veel Peruvanen bidden voor de kadidaat die zich sterk maakt voor het eerste en in La Paz wordt stevig gedemonstreerd tegen het tweede. En Bolivia is niet het enige land dat met scheve ogen kijkt naar Chili. Met Argentinie in zware crisis en een stevig naar beneden kelderende real (Brazilie) is Chili het enige land op het continent dat het het nog lekker doet. En dat oogst bewondering en zet kwaad bloed. Vraag een Peruvaan waarom de Chilenen wel kunnen wat zij niet kunnen en het antwoord is duidelijk: "ze zijn hard". Harde werkers, iets dat ondanks alles, bij veel Latinos bewondering oogst, maar ook hard in de omgang en in wat ze willen. Ik kan bijna niet wachten tot in in Chili de andere kant van het verhaal kan horen...

Ondertussen hebben Peru en Bolivia de zwaarste winter in tijden. In de krant las ik al dat in Peru verscheidene straatkinderen zijn overleden en het zuiden van Bolivia is volledig ingesneeuwd. De mensen hier zijn boos, omdat nu de verkiezingen voorbij zijn, er ineens geen geld meer is voor reddingsoperaties of steun aan de arme boeren wier vee massaal is doodgevroren. Natuurlijk, in de verkiezingstijd kreeg de gids van mijn tour in Potosi een grote zak wol en haar buurvrouw met kinderen melk en een kip, terwijl de kandidaten het land doorkruisten in prive-vliegtuigen. Maar nu iedereen zijn stem heeft uitgebracht is het geld ineens op. Om de situatie nog wranger te maken blijken veel mensen juist in de problemen gekomen dóór de verkiezingen. Aangezien stemmen verplicht is in Bolivia moesten veel mensen de tocht naar het stembureau (vaak vele kilometers verderop) te voet afleggen en werden hierbij verrast door de kou.

En wij luxe-reizigers maar klagen over het gebrek aan verwarming en de koude douche....
Maar ik ging toch naar het zuiden: Uyuni. De busrit van La Paz naar Uyuni was een verschrikking. We waren al gewaarschuwd voor de enorme kou in de onverwarmde bus, maar toen verscheidene mensen op het overstapstation in Oruro "No te vayas!" ("Ga toch niet!") begonnen te roepen begon ik mijn plannen toch ernstig te heroverwegen. Toch gegaan, met extra brood en water (want je weet maar nooit) en uiteindelijk geen oog dichtgedaan in een bus vol kuchende en klagende Bolivianen, met de grootste ijsbloemen op de ramen die ik ooit heb gezien. De eerste activiteit in Uyuni was dan ook handen en voeten warmen boven een gaskacheltje en het nuttigen van een grote kop warme chocolademelk. Boven datzelfde gaskacheltje kwam ik de mensen van mijn nieuwbakken tourgroep tegen. Want iedereen heeft maar één reden om naar Uyuni te komen: de nabijgelegen zoutvlakten (Salares), die je kunt bezoeken met een 4WD. Diezelfde dag vertrokken we met een Australische en een Peruvaanse jongen, twee Engelse meisjes, een gids/kok/chauffeur en ikzelf richting de Salares. De eerste stop was een dorpje op de rand van de Salares, waar zo'n 80 families wonen die met het uithakken, drogen en malen van het zout hun brood verdienen. Aangezien een kilo zout hier zo'n 20 centavos kost (7 guldencent) kun je je voorstellen dat het niet echt een vetpot is. Die vetpot wordt door de dorpelingen creatief aangevuld met het verkopen van llamas en asbakken van zout. Daarna was het tijd de echte Salares op te gaan: 12.000 km2 zout. De droge stukken vormen de grootste leegte die je ooit hebt gezien. Het wit lijkt op sneeuw, maar is zo maagdelijk, onbetreden en zonder enig uitzicht dat je je op een andere planeet waant. Echt ongelooflijk wordt het op de stukken waar het heeft geregend of gesneeuwd en waar een dunne film van enkele centimeters water op de vlakte ligt. Doordat het ondiep en rimpelloos water is reflecteert het perfect de bergen, lucht en wolken. Het dubbele beeld wat je dan krijgt is niet te beschrijven. Het is of je door de wolken rijdt...een werkelijk ongelooflijk droomlandschap! Terwijl de rest van mijn groep al snel in slaap viel en ikzelf ook flink moe was, kon ik niets anders dan kijken tot mijn ogen pijn deden. De nacht hebben we met de groep doorgebracht op het Isla de Pescadores, een "eiland" midden in de zoutvlakte waarop metershoge cactussen staan en waar de prachtige vogels en vizcachas (een soort bergkonijnen met een lange staart) zich op hun gemak laten fotograferen. Met z'n allen de zonsondergang bekeken en met pisco-cola getoast op de verjaardag van de Australische jongen. En toen werd het te koud om nog maar iets te doen en was het tijd voor 2 slaapzakken en 3 dekens!De volgende ochtend een vulkaan beklommen, mummies gekeken, een sneeuwballengevecht gehouden, flamingos achtervolgd (nee, die zitten niet alleen onder palmbomen) en een prachtige terugreis over het wit en de spiegels. Net voor Uyuni nog een stop gemaakt op een treinkerkhof, waar prachtige oude stoomtreinen staan weg te roesten in een landschap dat zo uit een western lijkt te komen. "Asi es la vida" ("Zo is het leven") heette één van de roestbruine lokomotieven...hoe poëtisch!

Na Uyuni weer een vreselijke bus gepakt richting Potosi, de hoogste stad ter wereld op dik 4000 meter. Eens was Potosi de grootste en rijkste stad van het continent, iets dat nog steeds te zien is in de prachtige kerken, pleinen en huizen met koloniale balkonnetjes. De reden van die rijkdom is te vinden in de bergen die Potosi omringen: Zilver. De Spanjaarden waren er destijds natuurlijk als de kippen bij om indianen en geimporteerde slaven aan het werk te zetten in de zilvermijnen, onder de meest belabberde omstandigheden. In de loop der jaren zijn meer dan 8 miljoen (!) mijnwerkers omgekomen door ongelukken en aan het werk gerelateerde ziektes. En hoewel er weinig zilver meer wordt gevonden (meer zink en andere metalen) en de slaven zijn verdwenen, zijn de omstandigheden in de mijnen nog steeds afschuwelijk. Ik ben er een ochtend wezen kijken met een gids, Roberta, en gewapend met een paar stevige laarzen, een helm (geen overbodige luxe aangezien ik al bij de eerste stap naar binnen dreunend mijn hoofd stootte) en een carbidlampje. Carbidlampjes worden nog steeds gebruikt omdat de mijnwerkers aan de vlam ook kunnen zien of er soms giftige gassen in de buurt zijn. De geur van het carbid hangt dan ook als een grote walm in en om de mijnen. Samen met de geur van cocablaadjes, die de mijnwerkers gedurende hun werk kauwen om de honger en slaap tegen te gaan. Vaak maken ze dagen van 12 uur of langer, zonder lunch en komen ze tussendoor de mijn alleen uit als er een explosie komt. Dan is het even tijd om de bal cocablaadjes in de wangzakken te wisselen...en terug de mijn in! Het werk in de mijnen wordt handmatig gedaan, met houwelen en hier en daar met dynamiet, dat tussen de cocablaadjes en de carbidlampjes vrij verkrijbaar is op de naastliggende markt. Roberta nam me mee de mijn in, waarschuwde voor gaten of laaghangende plafonds ("bonk!") en herkende alle mijnwerkers aan hun stem. "Mogen we even langskomen?" En dan was er tijd voor een gesprekje, het uitdelen van wat sigaretten en coca die ik op de markt had gekocht. Veel mijnwerkers werken niet langer dan 10 jaar in de mijn. Dan zijn ze te ziek of zijn ze overleden aan de gevolgen van een ziekte gerelateerd aan het werken onder de grond. Ziekteverlof is er niet, als je ziek wordt kun je niet werken en verdien je dus niets. En als je die dag niets uit de grond haalt ook niet. De mijnwerkers zelf maken zich niet zo druk. Ze zijn ervan overtuigd dat voldoende melk, matig drinken en het kauwen van coca de ziektes weg zal houden. En als je dan af en toe nog wat alcohol, sigaretten of coca naar "Tio" (een ondergronds beeld in de vorm van een duivel) brengt zal het met de ongelukken ook wel meevallen....Een indrukwekkende en af en toe claustrofobische wandeltocht ondergronds, die me na 3 uur vermoeid en met hoofdpijn achterliet, knipperend tegen de felle zon op de berg. Diepe bewondering voor de mannen die hier iedere dag naar toe gaan, niet voor foto's of een mooi verhaal, maar uit bittere noodzaak en familietrots...

Ik heb nog meer te schrijven, maar de afgelopen week was zo vol dat ik niet weet waar ik beginnen of eindigen moet. Ik houdt het hier voor nu maar even bij. Volgende week ben ik helemaal opgewarmd en is het tijd voor verhalen over Bolivias ándere hoofdstad.

Geen opmerkingen: