dinsdag, september 25, 2007

Colombia


Colombia stond al lang op het lijstje. In 2002, tijdens "mijn grote Zuid-Amerika trip" waren er al veel goede verhalen van mensen die ik onderweg tegenkwam. Maar helaas was er ook nog veel onveiligheid, een overvol reisschema en ouders die toch al niet onverdeeld enthousiast waren; laat staan over een land dat vooral in het nieuws komt wanneer er weer eens een stel buitenlanders wordt ontvoerd, een politicus wordt vermoord of een grote drugslord wordt gearresteerd.
Sinds 2002 is er veel veranderd. Hoewel veel media nog steeds worden beheerst door bovenstaande berichten is er met de komst van president Uribe (wat je verder dan ook van hem vinden mag) veel verbeterd op het gebied van veiligheid. In tien jaar is het moordpercentage in Bogotá, vroeger een van de gevaarlijkste hoofdsteden ter wereld, met 71% afgenomen. Tegenwoordig worden er minder mensen vermoord dan in Washington. Dat, gecombineerd met prachtige foto’s en verhalen van twee vrienden, de wens om weer eens lekker vakantie te vieren in Latijns Amerika, de taal te kunnen spreken, te kunnen dansen en duiken en beloftes over een schitterend land, leuke mensen en een totaal gebrek aan toeristen was genoeg om ons twee tickets Bogotá te doen aanschaffen.
Bogotá
Bogotá was een overweldigende en innemende stad. Haar 7,5 miljoen inwoners wonen op dik 2600 meter hoogte, op een enorm natuurlijk platform midden in de Andes. Vanaf ieder punt van de stad leek je de pieken aan het einde van de straat te zien liggen. Een taxichauffeur die ons van het centrum van de stad naar het noorden reed (bijna een uur rijden) noemde de stad een octopus, die in de loop der jaren met haar lange tentakels allemaal kleine dorpjes heeft opgeslokt. Als je er doorheen rijdt is het bijzonder om te zien dat, hoewel dorpen wijken zijn geworden, ze nog steeds hun eigen, bijna kneuterige karakter hebben behouden; pleintjes, groenteboertjes, kerkjes…

Het centrum van Bogotá is enerzijds het sfeervolle La Candelaria; een wijk van gekleurde huisjes, kinderkopjes en rode dakpannen. Anderzijds zijn het de hoge kantoorgebouwen van het moderne centrum. En beide stadsdelen zijn verbonden door lange wegen vol winkels en de welbekende Latijnsamerikaanse mix van marktjes, illegale Cd-verkopers en (speciaal hier) saffierenverkopers.
Behalve groot en chaotisch is Bogotá ook een heel culturele en intellectuele stad. Er zijn agenda’s vol live muziek, arthouse films en lezingen en in de bruine kroegjes van La Candelaria zitten altijd wel groepjes mensen te debatteren of plannen te maken voor een volgende actie, project of politieke manifestatie.

Als je behoefte hebt aan een heel ánder soort cultuur dan kan het ook: de laatste dag in Bogotá bezochten we de voetbalwedstrijd Santa Fe- Real Cartagana. Niet echt het neusje van de zalm op voetbalgebied; beide teams bungelen wat hulpeloos onderaan de ranglijst van de Colombiaanse eredivisie. Genieten was het wel van het massale gezang op de fantribune, en enthousiasme van de drie ingevlogen Cartagena-fans, de net-niet danspasjes van de Santa Fe-cheerleaders en de hartverwarmende kreten van de vaders op de familietribune (waar wij zaten): "Hijo de Putaaa!" [klootzàààk!]

Nog een bijzonder punt, zeker voor Nederlanders, is dat deze enorme stad vol verkeer ook de stad is met één van de grootste netwerken van fietspaden ter wereld heeft. Hoewel er gewoonlijk in het centrum geen grote hoeveelheden fietsers te vinden zijn is het iedere zondag Cyclovia, waarbij een heel stel grote wegen is gesloten voor verkeer en wanneer heel Bogota zich fietsend, rolschaatsend en joggend dwars door de stad begeeft.
Cerro Monserate, naar boven met een kabelbaan, gaf een geweldig uitzicht over de hele stad: het oude centrum, de hoge kantoorflats, de drukke wegen, het voetbalstadion in de verte, de octopusarmen die zich naar alle kanten uitstrekken en de Andespieken die het allemaal insluiten. Niet alleen een geweldig uitzicht, maar ook bizar om vanuit dit perfectief de stad te hóren.

Rumba Colombiana
Van Bogota ging de reis naar Medellín. De stad die voor veel Nederlanders klinkt naar drugs en Pablo Escobar staat tegenwoordig vooral bekend om de meer legale handel: Medillin is het commerciële centrum van Colombia. Na een dagje Medellín hadden we het idee dat de handel zich vooral concentreert op schoenen: het leek wel of iedere tweede winkel in Medellín (in Colombia, eigelijk!) een schoenenwinkel was.

Paísas, de inwoners van Medellín en de omliggende provincie, staan behalve hun commerciële vaardigheden bekend om hun enorme gastvrijheid. Toen we na een dag slenteren door de stad (Botero-beelden!) besloten om het nachtleven te verkennen kwamen we terecht in Parque Lleras, het uitgaansplein van Medellín, vol terrassen, barretjes en restaurants. De eerste bar was een studentenkroeg, die bij bekende nummers en masse uitbarstte in gezang. Erg grappig als je zelf de betreffende nummers nog nooit eerder hebt gehoord, maar ook leuk omdat we na die avond (na zeker 3 keer op volle sterkte over de speakers) gelijk het themalied van onze vakantie hadden gevonden ("Aya-ya-ya-yaaay…Que bonita es esta vidaaaa"). We hadden nog nauwelijks een stap naar binnen gezet in het tweede barretje, of we werden al met luid geroep en gezwaai verwelkomd aan een tafel vol Colombianen. De grijze, zeer beschonken heren deden vooral hun best ons zo snel mogelijk vol te stoppen met aguardiente, bier, rum, anijsdrank en, als je niet oppaste, mixen van het bovenstaande. Er werd veel –onsamenhangend- gespeecht en gevloekt, gedanst en gelachen. Toen de dronkenschap van de grijze duiven iedereen te veel werd namen de dames ons mee naar een ondergrondse salsakelder, waar veel jonge mensen, op een soort gymzaalvloer de benen uit hun lijf dansten. La Rumba Colombiana (de Colombiaanse manier van feestvieren) beviel!

In Cali, nog warmer en warmbloediger dan Medellín, focuste het feest zich op el Sexto, een 4-baansweg met aan twee kanten disco’s en eettentjes. Óver Sexto reden de hele avond feest-chiva’s, omgebouwde plattelandsbussen met harde muziek en vooral heel veel drank en mensen. De disco’s hadden, op salsa, biertorens en palmen na, een hoog jaren-60 gehalte met discoballen en met pluche bekleedde bankjes in donkere hoekjes met daarop keurige stelletjes. Maar ook de beroemde Caleñas, de mooiste vrouwen van Colombia, dankzij een mix van donker, Spaans en inheems en niet zelden ook een beetje dankzij werkelijk opzienbarende hoeveelheden siliconen.

In Cartagena nam de avond, dankzij het (beperkte) toerisme daar, een geheel andere wending. Een vreemdsoortig stelletje op een terras (hij: eind veertig, roodgebakken, prototype Amerikaanse redneck. Zij: jong, mooi en Colombiaans) riep mijn hulp in vanwege een spraak verwarring: zij sprak geen Engels, hij geen Spaans en hij wilde graag aan uitleggen dat, hoewel ze eerder hadden afgesproken dat hij haar geld zou geven, zijn credit card op het moment niet werkte en dat dus helaas niet door kon gaan. Ik begon me met de minuut ongemakkelijker te voelen bij het gesprek, maar het werd er niet beter op toen de Colombiaanse, met veel gevoel voor theater haar gezicht op een combinatie van onweer en pruillip zette, haar vinger in de lucht stak en brieste: "Zeg maar tegen die klóótzak, dat ik héus wel weet, dat hij hier vanmiddag met een paar andere wíjven, uitgebreid heeft zitten zuipen…". Na mijn stuntelige vertaling ("Please don’t kill the messenger") leek de Amerikaan niet goed te weten of hij moest blozen of stoer om zich geen moest kijken. Ik hield de vertaaljob verder voor gezien. Toen we het terras verlieten en ik de Colombiaanse een "cuídate" (pas op jezelf) toefluisterde, kreeg ik een vette knipoog. Tot zover sextoerisme in Colombia…

Het traditionele feest vonden we in Santa Fe de Antioqua, een paar uur van Medellín, waar een wedstrijd folkoredans in volle gang was: groepjes pubers die zich doodzenuwachtig, maar altijd elegant stortten op de plaatselijke dansen… en op ons! Geheel puberstijl werd er door de meiden gegiecheld om het feit dat Dirk "mijn vriend" was, haar en nagels werden vergeleken en er werd door de teams onderling geflirt. Toen was het alweer tijd voor "ons" team om op te gaan; natuurlijk hebben we hard gejuicht! Overigens denk ik dat, als onze klompendans er net zo verleidelijk en spannend uitzag als de Colombiaanse dansen, er aanzienlijk meer pubers geïnteresseerd zouden zijn!

Tayrona
Natuurlijk was er meer Colombia dan steden, feesten, voetbal en fietsen. Het land is onvoorstelbaar mooi. De bussen waren prima, dus een paar uur door bergen, jungle, kleine dorpjes of velden scheuren (want dat doen ze dan weer wel), was eigenlijk nooit een straf. Zelfs op een hobbelweg naar Popayán, hoog door de Andes, waren de plaatjes zo mooi dat je bijna (!) de kou vergat.
We bezochten Parque Tayrona, een nationaal park waar je alleen maar komt door een combinatie van verschillende bussen, een jeep en een hike door de kletsnatte jungle. De beloning lag aan het eind van het pad: verlaten stranden met palmbomen, ingeklemd tussen rotsen en stomende bomen, een cabaña met uitzicht op zee, hangmatten en wandelen van inham naar inham, om midden in de jungle een vrouwtje tegen te komen dat daar een frituurtje had gemaakt, vanwaar ze arepa con huevo verkocht.

El conflicto
Natuurlijk was er één onderwerp dat maar bleef terugkomen, zowel voor vertrek uit Nederland ("Is dat niet gevaarlijk dan, Colombia?") als in Colombia zelf ("Wat dénken mensen in Europa nou over Colombia?"): "het conflict".

Eigenlijk is het bizar hoe ontzettend weinig je in een korte reis merkt van het gewapende conflict tussen leger, paramilitairen en guerilla en al die groepen ook nog eens zover gefragmenteerd dat niemand, inclusief de Colombianen zelf de echte laatste stand van zaken lijken te weten. Sowieso lijkt het niet iets waarover door de meeste mensen graag wordt gesproken: leef, feest, vergeet, geniet, het leven is al zo kort lijkt voor veel mensen het motto. Plus dat ze er niet bepaald op zitten te wachten om het internationale imago van hun land nog verder naar beneden te halen tegenover toeristen. Onderweg zie je borden van het leger, veel groen en blauw op straat, er zijn wat demonstraties voor de vrijlating van ontvoerden en in het lokale politiemuseum van Bogota hangt een lange lijst met gevallen agenten. En tijdens ons bezoek natuurlijk de eindeloze grappen over onze landgenote Tanja (die als "la guerrillera Holandesa" ook uitgebreid de Colombiaanse pers haalde). De rest is onderhuids en komt pas naar boven in langere, vertrouwelijke gesprekken, zoals met via-via-vriend Decio, in Inzá bij Popayán, een gebied dat tot voor kort nog onbegaanbaar was. Decio nam de tijd om ons te vertellen hoe het tot voor kort nog was en hoe het nog steeds is in zoveel ándere gebieden: kogelbrieven, granaataanvallen en iedere keer bij een korte pauze in de vijandelijkheden de aguardiente open en de muziek aan. Tijdens ons bezoek leek de grootste opwinding in Inzá veroorzaakt door een paar ontsnapte stieren, die onder het terras van het enige café in Inzá doorrenden, gevolgd door hun eigenaars en aangemoedigd door het flink aangeschoten publiek.

Helaas hebben we de Colombiaanse vraag over het beeld van Europeanen over hun land nog te vaak negatief moeten beantwoorden. Waarna er eigenlijk altijd werd gevraagd om bij thuiskomst toch vooral het échte verhaal te vertellen: Ja, een land wat politiek gezien veel te moeilijk te doorgronden is in een vakantie van drie weken. Een land met veel armoede en op bepaalde plaatsen een gruwelijk conflict waar veel onschuldige mensen nog steeds in gevangen zitten. Maar ook een land met een gigantische toeristische en economische potentie, waar het prima reizen is als je een beetje Spaans kent en bereid bent je een beetje te verdiepen in wat er gaande is. Een land met kippenveluitzichten, mooie stranden, geweldig eten en muziek. En een land met prachtige mensen, vol humor, lawaai en zin in het leven.
Het echte verhaal? Bij deze dan….

Geen opmerkingen: