maandag, mei 16, 2005

No es fácil (2) - Cuba



Het heeft even geduurd, maar ik ben er weer. Deze keer vanuit Santiago de Cuba, helemaal aan de oostkust van Cuba. Ik heb zoveel te vertellen dat dit vast weer een hele lange mail wordt, dus ga er maar goed voor zitten...

La serenata de Maximo
De laatste keer was ik gebleven in Trinidad, een beeldschoon stadje met een UNESCO-erfgoed-centrum. En het was HEET. Ik weet dat ik daar niet over mag klagen, ik heb jullie weerbericht gezien (hahaha...sorry!), maar het was geen weer om rond te lopen. De Casa particular waar we logeerden was geweldig: een enorm koloniaal huis dat -met meubels en al- na de revolutie ongetwijfeld is geconfisceerd en gegeven aan een familie die je, laten we het zo maar zeggen, normaal gesproken niet ziet in zo'n soort huis. Onze kamer was te mooi om waar te zijn: knalgele glimmende spreien, overal roze kunstbloemen, een tegelvloer met bloemen, roze vertilatoren, behang met chinese geishas en een wandkast vol roze flamego's. Het deed pijn aan je ogen. Daarnaast was de boel enigsinds in verval geraakt, wat onder meer betekende dat je, als je de wc doortrok, geen water meer in de douche had. Maar daar ging het natuurlijk allemaal niet om. Als er een reden is om naar Cuba te komen (naast het geschifte politieke systeem natuurlijk) is het de muziek. En in Trinidad vind je muziek op iedere straathoek. Dat mag je letterlijk nemen.
Op een bankje in het park kwamen Floortje en ik Maximo tegen, een muzikant op leeftijd die direct begon ons verhalen uit zijn jeugd te vertellen. Hij had een fotoboekje met foto's met toeristen van over de hele wereld en zijn zoon op twee-jarige leeftijd met een gitaar en voor we het wisten speelde hij een nummer voor ons over de stad Trinidad, op zijn gitaar uit de jaren 40. (Een stel toeristen hebben hem een nieuwe gitaar cadeau gedaan, maar die wordt alleen in het weekend bespeeld; hij is tezeer gehecht aan deze, die kale plekken op de klankkast heeft van het vele "drummen"). 's Avonds gingen we naar de Trova, om hem weer te zien. De Trova is zo'n plek die jarenlange tradities van Cubaanse "toubadours" mixt met bussenvol mensen uit all-inclusive hotels. Maximo vertelde over zijn eigen quintet, waarvan hij alleen nog rest, aangezien er reeds drie zijn overleden en de vierde "te triest" is om nog te spelen. We dronken mojitos en hij nam ons mee naar de gang waar foto's hangen van generaties Cubaanse muzikanten: vrienden van hem, nog in leven, overleden of vertrokken naar het buitenland (voor de muziek en/of de liefde) en daar hing hij zelf, met groep en een volle bos haar. Alle namen en data zaten nog gegraveerd in zijn hoofd. Hij begon zinnen met "Op 29 september 1963..." terwijl ik soms mijn best moet doen om te bedenken wat ik vorige week ook alweer deed....Na een klein uurtje nam hij ons mee naar buiten (Je zag de jonge mannen bij de ingang van de Trova denken: Twee Europese meiden, hoe doet die ouwe dat?!) om ons in te wijden in de traditie van de serenade. Gezeten op de stoep van de staatsslager (die volgens Maximo zijn overige tijd vult met het verkopen en nuttigen van drank) kregen Floortje en ik onze eerste (en gezien de Hollandse mannen waarschijnlijk de laatste) serenade. Het hele gebeuren was onwerkelijk mooi: die man met zijn oude gitaar en een stem waarin generatie na generatie Cubaanse traditie weerklinkt; die je na al zijn verhalen over de alfabetiseringscampagne, plattelandsfeesten en zijn grootvader, ineens weer ziet als een jongeman, puur doordat hij staat te spelen; op de achtergrond de gekleurde huizen van Trinidad, met daarboven een enorme sterrenhemel en zo nu en dan passerende mensen die een bekende strofe meezongen... Ongelooflijk!Bij terugkeer in de Trova signeerde Maximo zijn CD voor ons, met de langzame halen van iemand die pas op latere leeftijd heeft leren schrijven. Daarna was het weer tijd om van de muziek van zijn jongere collega's te genieten. En te dansen! Want toen ik hem eenmaal had gevraagd was hij niet meer te houden: vrijwel ieder nummer werd ik weer de dansvloer op getrokken, met als hoogtepunt een snel nummer waarbij hij een kreetje van plezier slaakte, opsprong en mij alle kanten van de lege dansvloer liet zien, gefotografeerd door twee toerbussen vol mensen met oranje hotelbandjes.
Op zondagochtend vertrok Floortje terug naar Havana (en El Salvador). Die laatste avond ben ik nog even naar de Trova gegaan om afscheid te nemen van Maximo. Erg leuk, want nu kreeg ik ook de kans zijn zoon te ontmoeten, die tweede stem zingt op de CD en die hevig gegeneerd ging doen, toen ik enthousiast riep dat ik hem met zijn twee jaar op de foto had gezien. Aan het eind van de avond liep Maximo, zoals iedere avond naar huis: een silouet om niet te vergeten: beetje krom, gitaar in tas op zijn rug, strooien hoedje en een met plastic tassen bekleed strooien mandje met zijn sambaballen, CDs en fotoboekje. Wat een man....

Los campesinos
De laatste dag in Trinidad ben ik gaan paardrijden door de Valle de los Ingenios. Een prachtig gebied dat Trinidad omringt, vol bananen, guave, tabak en mango's. Ik werd begeleid door Liuw, een echte jongen van het land, die bij de eerste de beste mangoboom ongeveer drie kilo mango's voor me uit de boom knikkerde en die nogal teleurgesteld keek toen ik die niet allemaal ging opeten. We stopten in een rivier om de paarden te laten drinken, iets dat waarschijnlijk het meest relaxte gevoel is dat je kunt hebben: totale stilte, overal vogels in het water en dat paard onder je dat staat uit te rusten. En tenslotte brachten we een bezoek aan een stel vrienden van Liuw, die in een klein huis met een veranda op een groot stuk land woorden. Door en rond het huis renden 3 honden, een kat en een stel kippen en er was ook een paard dat de hele tijd wegliep omdat niemand de moeite nam om het hek dicht te doen. De rum ging open (van die goedkope peso-rum die al je ingewanden wegbrandt), de kaarttrucks kwamen boven tafel en de muziek ging aan op een prehistorische cassetterecorder die nogal onvast klonk, maar waarbij je nog best kon dansen. De oude man op de veranda (gelooide kop en strooien hoed) werd steeds meer beschonken en hield maar niet op me te vertellen dat mijn handen veel te fijn waren om werk te verrichten, tot hij tenslotte ronkend op zijn stoel in slaap viel. Voor Liuw en mij was het tijd om terug te rijden naar de stad, maar niet voor ik had beloofd de volgende keer in Cuba toch vooral bij hen te logeren.

Vanaf Trinidad was het mijn bedoeling naar Ciego de Avila te gaan, een stadje waar werkelijk niets gebeurt (volgens de Lonely Planet dan). Leek me wel leuk, voor de afwisseling. Helaas bleek de bus stuk en na 5 uur lang koekjes eten en grapjes maken met de jongen van het busstation bleek deze helemaal niet meer te komen. Uiteindelijk daarom terecht gekomen in een ander stadje waar niets gebeurt: Santi Spiritus: een plein vol oude mannen met krantjes, een brug en een stoffig museum, meer was het eigenlijk niet. Ik had er ook de grootste kamer tot nu toe: een enorme slaapkamer, een eigen eetkamer, badkamer en zitkamer en drie balkons. Het geheel was 4x zo groot als mijn huis thuis. Na Santi Spiritus heb ik een paar dagen doorgebracht in Camaguay, een leuk koloniaal stadje waar ik continu de weg kwijt was omdat ze hier een uitzondering maakten op de voor mij zo makkelijke bouwstijl: normaal lukt het mij met de overzichtelijke stadsblokken nog wel om mijn weg te vinden, maar Camaguay bleek een verwarrende combinatie van kromme straatjes, slingerende wegen en heel veel leuke pleintjes. Ik ontmoette er Graciela, een journaliste met weinig werk (als je niet wilt schrijven wat de staat wil...) die me uitnodigde voor het eten en waar ik een kleine blik kreeg in het leven van iemand die rond moet komen van een peso-inkomen. Veel Cubanen hebben inmiddels op de een op andere manier wel toegang tot CUCs (het geld waarmee toeristen moeten betalen), maar voor hen die dat niet hebben valt het niet mee rond te komen. Gelukkig was er zeep en tandpasta uit Nederland en kreeg ik als dank een doosje bonen mee "zodat je moeder nog een Cubaanse maaltijd voor je kan koken" (Daar ga je, mam!).

Del Estado
De vorige keer vertelde ik al het een en ander over de staatswinkels. Het blijft iets om me over te verbazen. In de eerste plaats is het met de service natuurlijk niet best gesteld. Nog afgezien van 5 uur wachten op een bus die niet komt is het loskrijgen van informatie van iemand achter een loket hier een hele uitdaging: gemiddeld ontmoet je een verveelde blik, iemand die "het even moet navragen" (die eigenlijk ALLES moet navragen, blijkt eigenlijk), een duidelijke "Nee", of een zucht van berusting. De staatswinkels met hun bizarre assortiment (wat er voor zorgt dat ik tot nu toe in iedere casa exact dezelfde placemats en kunstbloemen heb gezien!), waar een chagerijnige juffrouw met 1 vinger eindeloos boven de toetsen staat terwijl haar collega doelloos door de winkel zwerft en een andere verveeld op een stapel mandjes haar nagels bestudeerd. Of de staatsrestaurants waar obers in rook opgaan als je ze een vraag stelt, waar de helft van de kaart er sowieso niet is en waar op de rekening geregeld mysterieuze niet-gekregen gerechten opduiken. In een restaurant in Trinidad vond ik een nietje (!) in mijn garnalen. Het leek me wel een leuk experiment om te kijken hoe de ober hier mee om zou gaan. De reactie: "Gevaarlijk he?" Om toch een beetje service te krijgen helpt maar een ding: flirten met de bediening! Je krijgt nog steeds eerder een vette knipoog dan je wijn, maar die houd je dan toch in ieder geval warm tot de eerste gang komt....

Het systeem waar ik nog steeds geen chocola van kan maken is het openbaar vervoer. Een grote verscheidenheid aan vormen van transport waar je als toerist wel, of juist geen gebruik van kan maken. Zo zijn er Camellos (voormalige vrachtwagens omgebouwd tot bus, met twee bulten): heel groot, heel vol, heel goedkoop en toegankelijk voor toeristen maar in het bezit van een volslagen onduidelijk reisschema. Er zijn Macinas, de jaren 50-wagens die officieel geen toeristen vervoeren, maar stiekem toch wel, omdat dat CUCs oplevert (en zo nu en dan een boete kost). Er zijn bicitaxi's (fietstaxi's) die ook geen toeristen mee mogen nemen, maar dat ook doen, wat af en toe een hoop gerace door achterafstraatjes oplevert onder het roepen van "Staat er politie verderop?" naar willekeurige voorbijgangers. En er zijn de Nederlandse bussen, die bij ons blijkbaar zijn afgeschreven, maar die hier door de Cubanen die ik sprak zeer luxe worden gevonden. Het enige dat vervelend is is een kapotte Nederlandse bus, omdat deze (met die kleine raampjes) net een oven worden. Voor mij blijft het hilarisch om midden door Havana een bus te zien rijden met bestemming "Arnhem, via Hoenderlo".

Dit is denk ik wel weer even genoeg voor nu. Er komt zo snel mogelijk weer iets jullie kant op!

Geen opmerkingen: