dinsdag, augustus 27, 2002

Latinoland 14: Cristo, Chamar e Orgulho do África



Na bijna 2 weken heb ik me eindelijk kunnen losrukken van Rio en ben ik na een record-bustijd van 26 uur beland in Salvador, in het Noorden van Brazilië.

De laatste dagen in Rio waren vooral gevuld met strand, mensen kijken en door de stad zwalken. En oh ja, ook nog een bezoekje aan Rio's bekendste postkaart: de Cristo die met wijdgespreide armen uitkijkt over zijn stad. Het viel een beetje tegen moet ik zeggen, want hoewel Cristo alles kan zien vanaf zijn uitkijkpunt zo'n 700 meter boven de stad, is het beeld helemaal niet zo enorm dat jij het vanaf de stad kunt zien. Een beetje zoals de echte Cristo dus. Hoewel het uitzicht buitengewoon spectaculair is, deed het me al met al een beetje denken aan Manneke Pis in Brussel, waar je erg hard naar moet zoeken omdat het echte beeldje kleiner is dan de meeste souvenirs die ze van hem verkopen. Is dáár nou al die ophef over? In zo'n toeristisch deel van de stad blijkt Rio, naast hoofdstad van voetbal en carnaval, ook hoofdstad van tacy souvenirs: Veel Cristos van kristal, gevoetverfde Pão Açucars en lederen flessehouders met Copacabana-opdruk. Wow.

De Lonely Planet had al aangegeven dat het bellen in Brazilië "een uitdaging" kon zijn...Daar ben ik gelukkig helemaal niet vies van, dus heb ik deze de week geprobeerd een vliegticket te reserveren van Salvador naar Foz do Iguaçu.
1. De telefoon-cabines in Brazilië hebben in het algemeen de vorm van een grote, blauwe oorschelp en staan bijna óp de weg tussen de razende bussen. Das niet erg, want de meeste Brazilianen spreken vrij hard. Ik vind een nogal scheve telefoon op een relatief rustige Praça.2. Ik neem de hoorn op en draai het (gratis) nummer waarna veel geruis en vreemdsoortige klikjes en piepjes. Na drie keer proberen kan ik tussen het kabaal iemand van VASP ontwaren. Nu ben ik niet meer van plan los te laten, ook al wordt ik een beetje misselijk van een half-opgegeten broodje in de oorschelp (ik moet mijn hoofd flink naar binnen duwen om wat te kunnen horen). 3. Ik vraag naar iemand die "Fala Inglés/Castillano" (Engels/Spaans spreekt). Het meisje gaat op zoek. Na drie minuten niets wordt er opgehangen. De volgende poging loopt op hetzelfde uit. 4. Ik zoek een andere telefoon en vind er drie bijeen, waarvan één op kniehoogte (voor kinderen?). Ik kies er één met minder piepgeluiden, maar méér ruis. 5. Na mijn verzoek om een Engels/Spaanssprekende krijg ik nu een jongen die jofel roept: "ThatŽs me, baby!", wat mij zelfs voor een Braziliáánse luchtvaartmaatschappij redelijk vrijpoostig lijkt. Hij schakelt me door naar "reservaciones". 6. Door de "verbeterde lijn" kan ik nu een wachtmuziekje horen: Een Portugese automatische stem probeert in te praten tegen de storm van een nogal luid samba-bandje. 7. Na enkele minuten krijg ik iemand van reservaciones die zodanig in paniek raakt van mijn verzoek in het Spaans dat ze de telefoon ophangt. Tot drie keer toe. 8. In pure wanhoop (ik weet dat VASP de goedkoopste tickets heeft) bel ik de gratis nummers van alle drie de andere Braziliaanse luchtvaartmaatschappijen. Ik krijg één fax, één kiestoon en één keer een Portugees bandje met een ander nummer dat ik tot vier keer toe verkeerd versta (Varig, toch een internationale (!) luchtvaartmaatschappij). 9. Ik bel mijn "That's me baby"-vriend bij VASP nog maar een keer en leg uit dat het allemaal niet zo erg wil lukken. Hij geeft me een ander gratis nummer. 10. Het andere nummer werkt niet.11. Ik krijg wéér een ander nummer, helaas niet gratis, integendeel, mijn telefoonkaart loopt sneller terug dan een tickerband in een natuurkunde-experiment (bestáán die nog??). 12. Na 1x bellen (in gesprek) besluit de telefoon dat ik nu wel genoeg heb gebeld en laat het er verder bij zitten. Volgende telefoon.13. Oh joy! Het meisje aan de ander kant is van VASP reserveringen en spreekt vrij vloeiend Spaans. 14. Mijn achternaam is geen makkelijke naam voor een Braziliaan, wat blijkt als ik moet gaan spellen boven het geluid uit van een kind dat het op een brullen heeft gezet bij het kniehoge telefoontje (probeerde misschien ook een reservering bij VASP te maken...)15. Alles gaat lekker, tot ik halverwege mijn reservering merk dat mijn telefoonkaart tot 3 units is teruggelopen. Natuurlijk kan ik nog net de naam van mijn behulpzame vriendin vragen, maar niet mijn o-zo-essentiële reserveringsnummer. "Ik bel terug!", roep ik wanhopig tegen de kiestoon.16. Ik koop een nieuwe telefoonkaart (bij de drogist natuurlijk!)17. Ik bel opnieuw en vraag naar Helena. "Wie is dat?" kan ik uit het Portugees opmaken "Werkt die hier?" Tegen de tijd dat ik heb uitgelegd (in mijn állerbeste Portugees) dat ik al een reservering heb, maar géén reserveringsnummer, heb ik nog een kwart van mijn kaart over. 18. Het uiterst vriendelijke, maar niet erg snelle meisje biedt aan mij terug te bellen. Alleen jammer dat het nummer van mijn telefoon vrijwel onleesbaar is, zodat ik tenslotte maar een paar nummers op de gok roep. Zonder veel hoop wacht ik een paar minuten in het hokje. Nee dus. 19. Opgelost. De senhora van mijn Hostel spreekt niet alleen Portugees, ze kan er ook in schelden...en dat helpt! Ik vlieg zaterdagochtend en hoop van harte dat VASPpiloten beter in hun werk zijn dan VASPtelefonistes (afgezien van Mi Amiga Helena dan).20. Staartje. Als ik mijn ticket kom betalen op het VASP-kantoor blijkt dat ze (hoe kan het ook anders) nét die ochtend te tarieven hebben verhoogd. Of ik eventjes 70 reals extra wil betalen. Dat dacht ik toch niet! Maar er blijken ook voordelen aan het chaotiche systeem. Als ik namelijk naar een reisbureau ga en daar cash betaal, wordt mijn betaling vrolijk ge-antidateerd en betaal ik mijn oude prijs. Zo!

Salvador ligt in de Braziliaanse staat Bahia, de staat die bekend staat als de meest "Afrikaanse" van alle staten. Het grootste deel van de slaven kwam hier terecht en is hier gebleven. Dat betekent grote negers (pardon: Afro-Brazilianen) die mij met twee opgestoken duimen vanaf hn plastic-stoel-in-deuropening "Tudo bem?" (Alles goed?) toeroepen. Het betekent grote donkere vrouwen met gigantische gekleurde hoepelrokken en doeken om het hoofd en overal, óveral muziek. Als ik op zaterdagochtend om 10 uur aankom is de batteria (drumband) al aan het spelen en als ik om één uur terugkom na een avond uit (straks meer) oppert een oostenrijks stel om met zijn drieën wat te gaan drinken. Wegens muziek-kakefonie is er voor 3 uur 's nachts in Pelhorino geen slapen mogelijk. Salvador heet met recht "Cidade de Alegria"(Stad van de vrolijkheid)!

Salvador is trots op haar Afrikaanse roots. De stad heeft een prachtig Afrikaans museum waar, helaas alleen in het Portugees, wordt uitgelegd hoe de slaven in Bahia terecht kwamen. Hoewel in andere delen van Latijns-Amerika de slavenpopulatie zoveel mogelijk werd gemixt (om samenzweringen tussen de slaven te voorkomen) kwamen in Bahia vooral slaven uit Oost-Afrika (Benin, Nigeria, Angola) terecht. Hetgeen een unieke kans bood de eigen taal, voedsel, religie en muziek te behouden. Natuurlijk werd dit door de slavenhandelaars onderdrukt en heeft ook de tijd voor veel mixcultuur gezorgd. Maar nergens anders is Afrika zo voelbaar als juist hier.

Eén van de meest bijzondere uitingen van die Afrikaanse cultuur in Brazilië is de Candomblé. Camdomblé is een religie gebaseerd op de oude Afrikaanse geloven in één Oppergod en diverse Lagere Goden (orixás) met elk hun eigen karakteristieken en taken. Net als in de Europese mythen trouwden deze goden onderling en kregen ze kinderen, die ook weer goden werden. Toen de slaven het beleiden van hun geloof werd verboden werd de link met het katholieke geloof snel gelegd. De Goden werden verbonden met de Katholieke heiligen, die immers óók elk hun eigen taak en verhaal hebben. En zo konden de slaven ongehinderd doorgaan met het vereren van hun orixás. Heden ten dage heeft Salvador diverse terreinos, waar de gelovingen op bepaalde dagen samenkomen voor het vereren van één specifieke orixá. En zo'n "dienst" (érg Europees woord!) kun je bijwonen. De avond waarop ik ging stond in het teken van Omolú, de god van pokken en ziekten (gezellig!). Aangezien hij (schijnbaar) onder de pok-putten zit is zijn lichaam afgedekt met een groot masker van touw, wat hem een beetje op een grote zwabber doet lijken. Zijn Christelijke equivalent is St. Lazarus, die bij mijn weten ook niet zo'n goede gezondheid had. De terreino was ook een prachtige mix van vrome (witte!) heiligenbeelden en schilderingen van de Afrikaanse goden in vol ornaat. De terreino was stampvol mensen, zelfs mensen die door de ramen naar binnen leunden. Op een groet troon-achtige stoel zat de Mãe (moeder) van de terreino, een oudere dame in een gigantische groene glittertjesjurk (die zoals later bleek, er goed de wind onder had!) gesteund door twee dames van middelbare leeftijd (de lelijke stiefdochters). De Mãe begon met het voorzingen van een bepaald lied, wat werd "beantwoord" door de Mediums, de mannen en vrouwen in het midden van de terreino en de percussieband die in een hoek zat. De mediums dansten, heel Afrikaans, met veel sierlijke heup- en hand-bewegingen. Het eerste deel van de avond stond vooral in het teken van deze zang en dans. Daarna was het tijd om te eten. Gigantische kookpotten werden binnengebracht. Ik had die avond al redelijk uitgebreid getafeld, maar er was geen weigeren aan: het bananenblad in mijn handen werd overvloedig gevuld met rijst, kip, bonen en popcorn. Eet smakelijk. Daarna ging de zang en dans verder, maar het ritme werd duidelijk opgevoerd en de dansers dansten zich het leplazerus (wat heel toepasselijk was natuurlijk). Het duurde niet lang of één van de dansers, een dame van middelbare leeftijd, stortte zich luid brullend ter aarde. Ze werd ondersteund door de lelijke stiefzusters. Al snel volgden de andere mediums, ieder in hun eigen luidruchtige, of juist volslagen in zichzelfgekeerde trance. Er volgde een pauze, waarin de mediums tot zichzelf konden komen en zich omkleedden voor het hoogtepunt van de dienst. Hierin zijn de mediums verkleed als orixás, in prachtige kostuums mét attributen. Sommigen waren duidelijk nog niet helemaal over hun trance heen en begonnen al snel weer te gillen of soïcijns rond te zwalken. De drums hadden nu zo'n razend tempo bereikt dat zelfs enkele mensen van het publiek zich in de kring stortten. Hoe dit tafereel nog gerijmd kon worden met de Katholieke religie is mij een raadsel, maar de opzwepende muziek, de dansen en kostuums waren een hallucinerende ervaring!

Nog een aantal dagen gekleurde huisjes, stranden, opgestoken duimen en lekkere muziek en dan dient mijn vlucht naar de grens met Argentinië zich aan.

Geen opmerkingen: